Kan palmolie ooit écht duurzaam zijn?
Palmolie: het is een ingrediënt dat menig bewuste eter doet huiveren, maar dat wil de Rondetafel voor Duurzame Palmolie veranderen. Daarbij blijft de organisatie echter ook niet onbesproken. Knack Weekend gaat voorbij het label: hoe duurzaam is duurzame palmolie?
Van koekjes tot shampoo: haal iets uit een willekeurig rek van de supermarkt en de kans is groot dat er palmolie in zit. Het door de industrie graag geziene ingrediënt is immers niet alleen erg veelzijdig, maar ook nog eens spotgoedkoop. Er zit echter een grauw kantje aan die populariteit: oliepalmen groeien in gebieden waar van oudsher ook oerwouden staan, de thuis van heel wat unieke soorten zoals de bekende orang-oetan. De stijgende vraag naar de goedkope grondstof, die overigens ook als biobrandstof door het leven gaat, gaat gepaard met een grootschalige boskap. De gevolgen voor de plaatselijke natuur en mensen zijn moeilijk te overzien.
Om daaraan tegemoet te komen, werd in 2004 de Rondetafel voor Duurzame Palmolie (RSPO) opgericht. De organisatie brengt alle partijen uit de palmoliesector samen om een duurzamere industrie te verwezenlijken. Van boeren over verwerkingsbedrijven tot milieuorganisaties: de organisatie maakt zich sterk iederéén te verenigen. Het doel: samen de markt hervormen zodat duurzaam de norm wordt.
Meer dan vijftig procent van de verwerkte producten in de supermarkt bevat palmolie. Veel consumenten weten dat niet
Vijftien jaar later klopt de organisatie zichzelf regelmatig op de borst voor zijn verwezenlijkingen. Zo deelde de Belgische afdeling (Belgische Alliantie voor Duurzame Palmolie, BASP) in 2015 trots mee dat de hele Belgische voedingssector met 100 % duurzame palmolie werkt. Wereldwijd is vandaag negentien procent van de productie RSPO-gecertificeerd. Dat klinkt erg mooi, maar wat betekent het eigenlijk? En ook: als er inderdaad zoveel duurzame palmolie is in de wereld, waarom komt het product dan vooral in het nieuws wanneer het gaat over problemen?
We vragen het aan Inke van der Sluijs, Head of European Operations bij de RSPO. Dat zij gemotiveerd is om te werken aan een mooiere wereld, staat buiten kijf – de biologe heeft de academische wereld achter zich gelaten omdat ze ‘iets wilde doen dat sneller en meer effect zou hebben’ – maar lukt dat ook in een organisatie als de RSPO? ‘Ik ben een vrij ongeduldig type, dus het is niet altijd gemakkelijk om in een multistakeholdersetting te zitten, maar uiteindelijk geloof ik in het proces en in onze organisatie. If you want to go fast, you go alone, if you want to go far, you go together.’
Kom jij ’s avonds thuis van je werk met het gevoel dat je iets veranderd hebt in de wereld?
‘Niet elke dag (lacht). De RSPO telt meer dan 4200 leden, en het zijn zij die de verandering maken. Mijn rol is om al die boeren, producenten, supermarktketens, banken, milieuorganisaties en andere organisaties te helpen met de toegang tot informatie over hoe zij hun aandeel kunnen leveren aan de verduurzaming van de palmoliesector.
Er zijn veel discussies rond palmolie, maar wat we moeten realiseren, is dat dit de meest geconsumeerde plantaardige olie ter wereld is. De consumptie neemt al jaren toe, en blijft dat doen. Dat kan alleen maar op een duurzame wijze. Die uitbreiding moet op zo’n manier plaatsvinden dat we respect hebben voor belangrijke gebieden waar gemeenschappen gebruik van maken of waar de biodiversiteit hoog is. Die gebieden moeten we vrijwaren en we moeten de productiviteit verhogen op bestaande plantages. We mogen alleen nog maar nieuwe plantages toestaan als daar geen belangrijke gebieden voor wijken. Daar staat RSPO voor.’
In België is vandaag alle palmolie RSPO-gecertificeerd. Welke weg heeft ons land afgelegd?
‘De Belgische Alliantie voor Duurzame Palmolie is opgericht in 2012. Daarin kwamen verschillende bedrijven samen om te praten over het gezamenlijk duurzaam inkopen van palmolie. In 2015 was alle palmolie voor de voedselproductie voor de Belgische markt RSPO-gecertificeerd. Dat was heel knap, ambitieus en snel. Het is echter niet omdat die bedrijven dat al hebben verwezenlijkt dat ze nu maar achteroverleunen. Verduurzaming is een continu proces zonder eindstation. Zo namen we in 2018 nog een strengere standaard aan: RSPO staat nu voor absoluut geen ontbossing en plantages op veengronden meer, en zijn er strikte criteria rond mensen- en arbeidsrechten.’
‘Wie duurzame palmolie wil inkopen, heeft keuze tussen verschillende modellen. Zo kan je certificaten aankopen: dan koop je geen vat gecertificeerde palmolie, maar wel een representatief volume aan certificaten. Vergelijk het met groene energie: de energie die je in jouw huis gebruikt, is niet per se afkomstig van zonnepanelen, ook al betaal je voor de opwekking van groene energie. Aan de andere kant van het spectrum aan mogelijkheden is er de segregated (uit een gescheiden keten, nvdr) olie. Dan weet je zeker dat de olie die je in handen krijgt van een duurzame plantage komt.
De Belgische Alliantie is erg blij met de nieuwe standaard voor boeren, want ze willen natuurlijk niet bijdragen aan ontbossing en de schending van mensenrechten. Bovendien gaan ze in de toekomst meer rechtstreeks inkopen, in plaats van te werken met certificaten.’
Zal de Belgische markt dan transparanter worden, iets wat volgens een recent rapport nog niet het geval was?
Via het certificatensysteem weten afnemers welke boer ze ondersteund hebben met hun aankoop, ook al kan de olie die ze uiteindelijk in hun producten verwerken van een andere boer afkomstig zijn. Maar als ze segregated gebruiken, weet je welke olie van welke boeren komt. Het blijft een product dat in grote hoeveelheden verhandeld en opgeslagen wordt, dus ook segregated olie is een mengeling die afkomstig is van meerdere gecertificeerde oliemolens.
Dat model is echter niet belangrijk. Wat we ons moeten afvragen is: waar haal je de grootste duurzaamheidswinst? We kunnen niet enkel ons eigen straatje vegen. We zijn er nog niet als alle koekjes in België gemaakt zijn met duurzame palmolie. Kijk naar groene energie: als de energie in mijn huis van één windmolen moet komen, zal ik tijden zonder stroom zitten. Dan heb je die duurzaamheidswinst niet per se. De grootste duurzaamheidswinst zit erin dat plantages zich gaan certificeren, niet in hoe de olie uiteindelijk verhandeld wordt.
Verduurzaming is een continu proces zonder eindstation
De reden waarom natuurorganisaties kritisch zijn over certificaten is niet omwille van het systeem zelf, wel omdat er op die manier nog steeds niet-gecertificeerde olie de keten in kan gaan. En dat snap ik.’
Wie geeft die certificaten dan uit?
‘RSPO definieert met haar leden de eisen waaraan de boeren moeten voldoen, waarna onafhankelijke instellingen alle bedrijven een keer per jaar controleren. Als ze voldoen aan de standaard, schrijven onafhankelijke instellingen certificaten uit.’
Kunnen jullie garanderen dat die bedrijven per hoeveelheid palmolie maar één certificaat uitschrijven?
‘Ja. Dat wordt zowel gecontroleerd door de auditor die ter plaatse gaat als door een registratiesysteem voor kopers en verkopers. Ze kunnen niet dubbelop verkopen. Producenten en verwerkers kunnen kiezen om hun product te verkopen als certificaat of als segregated olie.’
België kende een snelle evolutie, hoe komt dat?
‘Rond de tijd dat de Belgische Alliantie bestond, ontstonden er in verschillende buurlanden gelijkaardige initiatieven. Als grote afnemers als België, Nederland en Duitsland bepaalde eisen gaan stellen, kan zo’n transitie redelijk snel plaatsvinden.
Het is ook nodig om dit snel te doen. Het is dringend. Er moet worden ingegrepen, anders zullen we niet bereiken wat we willen: minder ontbossing en minder schending van de arbeidsrechten. We moeten ons allemaal zorgen maken over het verlies van biodiversiteit en bos.’
Hoe staat de Belgische consument tegenover het RSPO-keurmerk?
‘Dat vind ik een lastige vraag. Consumenten zijn niet erg bewust van het gebruik van palmolie. Het is geen product dat je apart koopt zoals koffie, maar altijd een ingrediënt in iets anders. Meer dan vijftig procent van de verwerkte producten in de supermarkt bevat palmolie. Veel consumenten weten dat niet. Het duurzaam inkopen ligt dan ook volledig in handen van de producenten.
Fabrikanten zetten meestal niet op de verpakking dat de palmolie die ze hebben gebruikt duurzaam is. Als het over een voedingsproduct gaat dat geproduceerd is in België, is dat nochtans zo. Dat is langs de ene kant een gemiste kans – je doet al die moeite, waarom zou je er niet over communiceren? – maar langs de andere kant begrijp ik het wel: als je koekjes, shampoo, margarine, zeep of kaarsen maakt, dan wil je niet alleen over dat ene ingrediënt spreken. De communicatie is dus niet zozeer gericht op consumenten, maar eerder op bedrijven die de producten maken en supermarktketens. Dat doen we omdat het voor een consument niet mogelijk is om in de supermarkt te zoeken naar een duurzaam gecertificeerd product. Ons keurmerk mag altijd gebruikt worden, maar dat gebeurt amper. Het is dus weinig bekend bij de Belg.’
Zou dat te maken kunnen hebben met het bedenkelijke imago dat aan palmolie kleeft?
‘Zeker. In het zuiden van België, Frankrijk of Italië zijn er zeer agressieve campagnes tegen palmolie en die bereiken de consument wel. Maar dit is nu eenmaal de meest gebruikte plantaardige olie. We kunnen er wel van weglopen, maar wie vraagt er dan om duurzame palmolie?
Daarbij is het heel belangrijk om je te realiseren dat palmolie het meest efficiënte gewas is ter wereld. Palmolieplantages leveren vier tot tien keer meer olie per hectare op dan andere plantaardige oliën. Als je palmolie wil vervangen, heb je dus meer land nodig en dat zal dan weer andere gebieden belasten. Een uitfasering van palmolie is daarom niet verstandig, dat onderschrijven zelfs milieuorganisaties.
Het is voor ons ook heel moeilijk om alle leden in het gareel te houden
Maar er zijn wel degelijk problemen met de palmolieproductie. Zo was 2015 een bewogen jaar, waarin we veel last hadden van bosbranden. Mensen mochten hun kinderen daar toen niet naar school brengen omdat de lucht zo slecht was. We moeten er met ons allen bewust van zijn dat we maar een aarde hebben en die moeten we beschermen.’
Je zegt ‘last van bosbranden’, alsof het over een natuurlijk fenomeen ging.
‘Zo bedoelde ik het niet. Bosbranden worden veroorzaakt door mensen die land vrij willen maken omdat het in de fik steken goedkoper is dan het machinaal vrijmaken voor landbouw. Ik zeg niet dat palmolie daar de enige oorzaak van is – er wordt land vrijgemaakt voor allerlei soorten landbouw – maar het kan er wel aan bijdragen. Met het World Resource Institute (WRI) meten we vanuit de lucht temperatuursveranderingen op land, zogenaamde hotspots. Dat wordt continu gedaan. De mensen daar weten ook waar onze plantages zijn. Als er een hotspot wordt waargenomen op of rond een RSPO-plantage, neemt het WRI contact op met ons, want onze leden mogen geen vuur maken. Zij moeten dan aantonen dat het geen brand was, of – in het geval dat het er wel een was – dat ze hem zo snel mogelijk hebben gedoofd. Het punt is: RSPO-leden mogen dit niet. En als het toch ergens fout gaat, worden ze daarop aangesproken.’
Was de samenwerking met de WRI er ook al in 2015?
‘Ja, die is er al heel lang.’
Dan heeft die methode niet kunnen verhinderen dat er in dat jaar miljoenen hectaren bos zijn afgebrand.
‘RSPO-leden zijn toen aangesproken op hotspots. Na die periode is er ook aangetoond dat er minder branden waren op RSPO-plantages.’
Je zegt ‘minder’, niet ‘geen’.
‘Het kan voorvallen dat een brand die elders is uitgebroken zich ondergronds verderzet. En daarnaast zijn er inderdaad ook altijd leden die de grenzen van de standaard opzoeken, maar die worden meteen aangesproken op hun gedrag en moeten dat corrigeren.’
‘Aanspreken’ klinkt nogal vrijblijvend. Is er dan een volgende stap voor zo’n lid?
‘Er zijn sancties, afhankelijk van wat de overtreding is. We hebben in het verleden ook wel leden geschorst wanneer bleek dat ze niet handelden in lijn van onze standaard. Dat is een zware sanctie, want dan kunnen ze geen duurzame palmolie verhandelen.’
‘Die sancties worden bepaald door een klachtencommissie, die onafhankelijk van ons werkt. Als klachten gegrond bevonden worden, wordt er een plan uitgedacht om te compenseren voor de schade die die leden hebben aangericht. Dat vinden we belangrijk. Het is niet onze visie om leden uit te sluiten. Het is onze visie om met de hele sector aan de slag te gaan en dan heeft het meer effect om ze bij de hand te pakken en ze te verbeteren dan om ze eruit te gooien. Er zijn heel grote markten – groter dan Europa – die zich nog geen zorgen maken over duurzaamheid. Als je een lid zou schorsen, vindt dat dus wel een nieuwe markt in Indonesië, Indië of China. Zo bereik je geen duurzaamheid.’
Dit is exact het punt waar heel wat milieuorganisaties het moeilijk mee hebben: verschillende leden lopen de kantjes ervan af en mogen zichzelf toch ‘duurzaam’ blijven noemen.
‘Ja, het is voor ons ook heel moeilijk om alle leden in het gareel te houden. We zijn hierom bekritiseerd en we zijn ons daar bewust van. Maar we zien ook heel succesvolle gevallen waar klachten zijn opgelost in samenwerking met het bedrijf en waar dus een veel grotere duurzaamheidswinst is bereikt dan wanneer we dat bedrijf zouden hebben uitgestoten.’
Knijpen jullie dan soms een oogje dicht in functie van het grotere geheel?
(Lacht) ‘Nee, dat is er niet bij. Klachten en de compensatiemaatregelen worden allemaal gepubliceerd op onze website. Ik denk dat dat ons een van de meest transparante systemen maakt die er bestaan. Dat maakt ons ook heel kwetsbaar, want we geven zo toe dat er inderdaad overtredingen zijn. Maar we willen daar transparant over communiceren.’
Het is onze visie om met de hele sector aan de slag te gaan en dan heeft het meer effect om ze bij de hand te pakken en ze te verbeteren dan om ze eruit te gooien
Heel wat van jullie leden maken winst met palmolie.
‘Interessant dat je dat naar voren brengt, want dat vergeten we wel vaker. Het is een gewas dat heel veel mensen van onder de armoedegrens heeft uitgetrokken. Maleisië heeft zich op een korte tijd ontwikkeld tot economisch gezond land en daar heeft palmolie aan bijgedragen. Veel gezinnen hebben een bestaan kunnen opbouwen waarmee ze hun kinderen naar school kunnen sturen. De economische groei die ontstaat door dit gewas, is een positieve ontwikkeling waar we heel blij mee zijn. Duurzaamheid omvat ook mensen en dus economische groei.’
Je hebt het over officiële armoedecijfers, maar gezinnen die zelfvoorzienend waren, kwamen simpelweg niet voor in de statistieken voordat ze aan het werk gingen op een plantage. Als je het zo bekijkt, trekken de plantages inderdaad mensen boven de armoedegrens.
‘Inderdaad, mensen die voorheen geen bestaansrecht hadden en op een gegeven moment oliepalmen zijn gaan planten, hebben een goed bestaan kunnen opbouwen dankzij een gewas.’
De lokale bevolking vindt de palmoliesector een goede zaak, zeg je?
(Lange stilte) ‘Ik kan niet spreken voor de lokale bevolking, maar ik reis veel in Maleisië en daar zie je de economische groei en dat heel veel mensen een menswaardig bestaan hebben kunnen uitbouwen. Een ander aspect van onze standaard is dat werknemers een minimumloon moeten verdienen, een inkomen dat een waardig leven garandeert. Zo krijgen niet alleen de plantage-eigenaars voordelen, maar ook de werknemers.’
Laten we het even hebben over de werking van de RSPO zelf. Omdat heel wat van jullie leden financiële belangen hebben in de verkoop van palmolie, is het niet onlogisch te denken dat ze de productie zo gemakkelijk mogelijk willen houden. Ook dat is een uitdaging voor de RSPO: dat deze partijen mee de standaard bepalen, kan tegelijk een voordeel en een nadeel zijn.
‘Bedrijven zijn bedrijven, dus die moeten winst maken. Als ze zich klaarmaken voor RSPO-certificering, moeten ze enorme investeringen doen om hun praktijk te veranderen om te voldoen aan onze standaard. Ook de controles zelf, die je nodig hebt om gecertificeerd te kunnen worden, kosten veel geld. Daarnaast hebben ze ook de kosten voor het land dat ze in eigendom hebben maar dat nooit een plantage zal mogen worden. Bedrijven moeten die investeringen ook terug zien te krijgen. Een deel zit in de aangetoonde hogere opbrengst per hectare door een betere productiemethode en ze maken meer winst aan de verkoop van gecertificeerde olie.
Veertig procent van het land waarop oliepalmplantages staan, is eigendom van kleine boeren. Voor hen is het veel moeilijker om die investeringen te doen, dus daar hebben we nog een grote uitdaging. Daarom hebben we voor onafhankelijke kleine boeren een nieuwe standaard geïntroduceerd, waarbij we meer stapsgewijs werken. Die moet nu nog door onze leden goedgekeurd worden.’
Hoe gaat dat juist in zijn werk?
‘We hebben een werkgroep waarin alle stakeholders vertegenwoordigd zijn – van boeren tot mensenorganisaties – en die voorstellen uitwerken. Die voorstellen gaan dan naar onze algemene raad waarin alle leden zitten en daar heeft iedereen een stem.’
Een extra uitdaging lijkt mij dan dat je daar met een gigantisch onevenwicht zit. Onder jullie leden zijn 845 bedrijven voor consumentengoederen, 182 palmolieproducenten, 617 palmolieverwerkingsbedrijven, 84 handelsondernemingen en 17 banken. En dat tegenover 52 milieu- en mensorganisaties. Dat lijkt niet in het voordeel te spelen van het milieu en de mensen.
‘Maar de balans is anders. In de werkgroepen zijn alle zeven stakeholdergroepen vertegenwoordigd, ook de sociale ngo’s en milieuorganisaties. Daar wegen de zeven groepen even zwaar. Zij moeten tot een consensus komen voordat een voorstel ter stemming naar de algemene raad kan gaan. Ik snap het gevoel dat de weging aan het eind onevenwichtig is, maar die zit veel meer in het begin van het proces.’
De maatregelen die genomen worden, zijn in jouw visie eerlijk en brengen de hoogst mogelijke verbetering tot stand?
‘Ja. Precies.’
Je schiet niets op met een landschap waarin je duurzaam gecertificeerde plantages hebt, maar waar wel nog ontbost wordt voor andere doeleinden
Vind je het de houding van voedingsbedrijven niet wat tegenstrijdig? Langs de ene kant verdienen ze meer aan hun product met certificatie, maar langs de andere kant pakken ze er niet mee uit.
‘Dat is verantwoord ondernemen, lijkt me. Dat ze het niet communiceren aan consumenten wil niet zeggen dat ze niet communiceren. Verschillende bedrijven leggen het wel allemaal uit op hun website, of in duurzaamheidsrapporten, of in de scorecard van het WWF. Bedrijven worden dus wel degelijk aangesproken over hun al dan niet duurzaam werken.’
Ligt een van de problemen van palmolie niet simpelweg in het feit dat het zo goedkoop is? En zou het dan geen oplossing zijn om de prijzen omhoog te trekken?
‘Dat is complexe materie. Palmolie is goedkoop omdat het zo’n hoge opbrengst per hectare heeft. Maar ik ben het met je eens dat het duurder moét worden. Als we onze werknemers allemaal een eerlijk loon zullen betalen, gaat de prijs ongetwijfeld naar omhoog. We leven in West-Europa, waar we veel te weinig betalen voor ons voedsel en dat kan nooit duurzaam zijn. We moeten meer overhebben voor ons voedsel om de boeren het juiste te laten doen.
Gelukkig zijn de consumenten, en zeker de jonge generaties, bewuster geworden en zijn ze steeds meer bereid om een eerlijke prijs te betalen.’
Het gaat in dit gesprek vaak over transitie naar duurzame teelt, maar de RSPO praat ook over groei. Is dat geen contradictie, een duurzame groei?
‘Juist niet. RSPO-leden hebben meer opbrengst per hectare, door een goed management. Er valt nog heel wat winst te halen uit de nu al bestaande plantages meer te doen opleveren. Als er nieuwe plantages moeten komen, kan dat op plaatsen waar voorheen inefficiënte gewassen groeiden, of waar de grond gedegradeerd was en waar vee op stond. Niet elke nieuwe plantage komt op de plaats waar bos stond.’
Als je een niet-biologisch interessante palmolieplantage aanlegt in een gebied waar voorheen een niet-biologisch interessant akker lag, krijg je inderdaad een status quo. Maar is dat dan duurzaam te noemen? Het allerduurzaamste zou zijn om op die grond opnieuw bos te zetten. Daar wringt het concept ‘duurzame groei’. Ik herhaal dus mijn vraag: kan dat?
‘Je ziet steeds meer belangstelling voor regeneratie, maar dat moet dan ook bekostigd worden. Wie gaat dat dan doen?’
Dat brengt ons bij de politiek, denk ik.
‘Dat gevoel had ik ook ineens!’
Dit kan je misschien niet verwachten van bedrijven. Proberen jullie met de RSPO ook door te stoten naar het bestuursniveau?
‘Dat is een heel interessante ontwikkeling. Duurzaamheidsschema’s zijn net opgesteld omdat overheden het niet voor elkaar kregen. De westerse wereld vond dat Indonesië en Maleisië zaken als ontbossing, bosbranden en aantasting van mensenrechten niet goed aanpakten, dus zijn we een duurzaamheidsschema gaan oprichten. En succesvol. Maar uiteindelijk schiet je niets op met een landschap waarin je duurzaam gecertificeerde plantages hebt, en waar wel nog ontbost wordt voor andere doeleinden. Daarom moet die politiek ook mee.’
Hoge standaarden met strenge controles en straffen? Ik zie niet in hoe de regels dan anders zouden worden
‘Een mooi voorbeeld van hoe dat kan, vind je in de Indonesische staat Saba, die elf procent van de wereldproductie aan palmolie levert. Daar zit de overheid samen met alle stakeholders binnen de palmolie om samen met hen no go-gebieden af te bakenen. Vervolgens beloven ze niet te raken aan die gebieden. Alle stakeholders, overheid inclusief, werken daar toe naar 100 % duurzame palmolie voor deze hele regio. Dat is het beste model om onze impact te vergroten.’
En toch vat het voor mij nog altijd een beetje dat wringende gevoel samen: die no go-gebieden, waarvan iedereen het eens is dat ze erg kostbaar zijn, worden vastgelegd samen met een industrie die belang heeft bij de exploitatie van het land.
‘Ja, maar ook samen met milieu- en mensenrechtenorganisaties. Je zou als overheid ook kunnen opleggen wat mag en wat niet en je daarbij niets aantrekken van wat de andere partijen ervan vinden. Dat gebeurt soms ook. Maar dat is waardeloos als er vervolgens geen naleving is. Het moratorium van Indonesië levert simpelweg niets op. Als je met alle spelers aan tafel zit, zijn de afspraken duidelijk en heb je een breed gedragen overeenkomst om vooraf de bepaalde gebieden te beschermen.’
In een ideale wereld zouden we een moratorium opstellen en controleren dat het wordt nageleefd.
‘Precies, en dan zijn we ook klaar.’
Er zijn natuurlijk wel keurmerken die zo werken: zij leggen hoge standaarden vast, en bedrijven die erop willen intekenen, kunnen strenge controles en eventueel straffen verwachten. Daar kiezen jullie niet voor.
‘Ik zie niet in hoe de regels dan anders zouden worden.’
Jullie hebben nu de strengst mogelijke regels voor duurzame palmolie die er kunnen zijn, zeg je?
‘Ja. En over vijf jaar worden ze weer herzien. Het is een continu verbeteringsproces.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier