Bestaat Belgische traditionele kledij? ‘Onze kledij was veel kleurrijker dan het clichébeeld van de blauwe kiel en bolletjeszakdoek’

streekdracht
© Saranda Jashanica
Nathalie Le Blanc
Nathalie Le Blanc Journalist Knack Weekend

De Schotten hebben hun kilt en in India maken de vrouwen indruk met kleurrijke sari’s. Wij hebben… een jeans en een paar sneakers? Stel dat je je moet kleden volgens de traditie van je thuisland, wat moeten wij als Belg dan in godsnaam aan?

Dat haar zoon naar een geweldige bruiloft was geweest op de Filipijnen, vertelde mijn vriendin H. ‘De bruid droeg een opvallende bruidsjurk, met grote stijve pofmouwen.’ Zo’n “Filipiniana” is een verweving van de traditionele kleding van de eilanden en die van de Spaanse kolonisten in de 19de eeuw. De jurk kreeg vorige eeuw een moderne update, met de vlinderpofmouwen als opvallendste constante. Zie ook Imelda Marcos.

Het valt mij al decennia op: waar ik ook kom op onze aardbol, ik zie vaak nog traditionele kledij of elementen ervan opduiken. Tijdens Hogmanay, het oudejaarsfeest in Edinburgh, droegen heel wat Schotten ondanks de vrieskou een kilt, iets wat ze ook op trouwfeesten en voor voetbalmatchen doen. Ik volg een hele rits Indiase vrouwen op Instagram die de sari interessante en speelse updates geven, in Tanzania kiezen vrouwen een kanga, een stuk stof dat gedrapeerd wordt, met print én een Swahili-spreuk erop die bij hun persoonlijkheid past, en in Guatemala spot je op de markten heel wat vrouwen in huipils – eenvoudige bloezen – en rokken in de kleuren van hun regio.

Van Zuid-Duitsland tot Noord-Italië kiezen alpenbewoners op feestdagen of in de toeristische industrie voor dirndls en lederhosen, soms in heel moderne incarnaties, en vorig jaar zag ik in Engeland een tentoonstelling van de Lapse kunstenares Outi Pieski, die de franjes van de traditionele Sami-sjaals en de rode ládjogahpir-vrouwenhoeden in haar kunst gebruikt.

Op een cruise in de Baltische Zee was het dan weer elke avond een plezier om de Koreaanse gasten in traditionele hanbok bij het buffet te zien aanschuiven, en op een recent symposium over sake kregen alle sprekers een zwart-witte Japanse happi aan, een jas met tekst op de mouwen en rug die bij festivals gedragen wordt. Als nieuwsgierige Belg stel ik me dan de vraag: hoe zit dat bij ons?

Sake Symposium in Brussel op 3 februari 2024
© GF

Oktoberfest in lederhose

Kledingtradities en de betekenis die mensen eraan geven, dat is immaterieel erfgoed, legt Jorijn Neyrinck van Werkplaats immaterieel erfgoed Vlaanderen uit. ‘Op een internationale bijeenkomst in 2010 in China was de feestelijke openingsavond in traditionele klederdracht. Mijn collega grapte: “Zal ik mijn jeans aandoen?” Want ja, bij ons leeft dat niet. Wij bleken de uitzondering. Meer zelfs, heel wat collega’s hadden naast hun feestelijke outfit vaak ook typische elementen in hun dagelijkse kledij.’

Traditionele kleding is een manier voor bepaalde religieuze, etnische of geografische groepen om zich te onderscheiden, en elk traditioneel kledingstuk heeft zijn eigen geschiedenis, gelinkt aan de geschiedenis van die plek en die mensen. ‘Niet onbelangrijk is dat westerse mode vandaag wereldwijd zeer dominant is’, zegt Frieda Sorber, kledinghistorica en voormalige curator van de historische collectie van het MoMu. ‘Voor mij is dat een soort neokolonialisme. Maar op veel plekken bleven ook lokale kledingstijlen behouden. Soms spontaan, soms ietwat opgelegd. Zo draag je in Sri Lanka een sari als je lerares bent, en ook in Bhutan draag je lokale kleding.’

Op een internationale bijeenkomst in 2010 in China was de feestelijke openingsavond in traditionele klederdracht. Mijn collega grapte: “Zal ik mijn jeans aandoen?”

Jorijn Neyrinck, Werkplaats immaterieel erfgoed Vlaanderen

Ook terugkerende evenementen helpen om tradities in stand te houden. Zo had het Oktoberfest in München een cruciale rol bij het populair houden van de Beierse ‘trachten’, vertelt Henri Vannoppen, historicus en auteur van een aantal boeken over streekdracht. ‘Bovendien nam de Beierse adel die streekdracht over voor bepaalde gelegenheden, en als de elite iets draagt, volgt een groot deel van de bevolking. Hetzelfde zag je in Scandinavië. In de lutherse kerk deed je op je achttiende een soort communie, in de lokale klederdracht. Ook het Zweedse of Deense koningshuis trok die streekdracht aan als het lokale bezoeken deed.’ In pakweg Tirol heeft bijna elk dorp andere details en specifieke gebruiken, in België hebben we dat nooit gehad, vertelt Vannoppen. ‘De streekdracht was hier veel beperkter.’

Beroemdheden achterna

Semantiek doet ertoe, stelt Vannoppen. Dus zetten we even de puntjes op de i. ‘Mode, dat was wat de adel en burgerij droegen. Daarnaast was er werkkledij, die eeuwenlang in grote delen van Europa ongeveer dezelfde was. Daarnaast had je streekdracht, die alleen in een bepaalde regio gedragen werd. Soms zijn dat hele outfits, maar bij ons zag je dat vooral in hoofddeksels en sjaals. Het hoogtepunt van de streekdrachten was tussen 1850 en 1880 en in Europa was het vooral populair in Nederland, de Elzas, Beieren, Bretagne en de streek rond Arles.’

Die streekdracht ontstond niet uit het niets, ze was vaak gebaseerd op mode. Alleen komt ze dus dertig jaar later, legt Vannoppen uit. ‘Edellieden waren de beroemdheden van die tijd. De mantilla van de in Spanje geboren keizerin Eugénie, of de kasjmieren sjaal van Joséphine Bonaparte sijpelt eerst door naar de mode, een paar jaar later zie je er sporen van in werkkledij en ten slotte duiken bepaalde elementen ervan op in de streekdracht. Stel: de kasteeldame is haar jurk beu en geeft die aan haar meid. Die jurk valt in de smaak bij de vrouwen van het dorp, een kleermaker maakt die na en zo raakt die stijl ingeburgerd. Levensstandaard speelt een dubbele rol. Wie arm is, heeft geen geld voor extra kleding, wie welvarender wordt, wil de mode volgen van wie nog rijker is. Arm kijkt naar rijk, en het platteland kijkt naar de stad als het over kleding gaat. Streekdracht veranderde dus constant.’

© Felix Archief

‘Informatie vinden over wat de doorsneebewoner van onze streken droeg, was niet eenvoudig’, zegt Vannoppen. ‘Bronnen zijn zeldzaam en zo veel historische kledingstukken zijn er niet bewaard gebleven. We hebben bijna tachtigduizend signalementen van verdwenen personen geanalyseerd, want daarin werd beschreven wat mensen aanhadden, en die dan vergeleken met de schilderijen die we vonden. Zo konden we reconstrueren wat er in onze streken gedragen werd tussen 1820 en 1860. Dat was een stuk kleurrijker dan we tot dan toe dachten.’

Lees ook: Waarom breien even gezond is als yoga

Boerendochters en -zonen

Dat het niet allemaal grijs, beige en zwart was in onze voorouderlijke kleerkast is fijn nieuws, maar echte streekdracht was zeldzaam in onze gebieden. ‘Europa is niet zo groot en er werd al sinds de oudheid veel gereisd’, vertelt Neyrinck. ‘Er zijn delen van ons continent die ietwat geïsoleerd waren, maar Vlaanderen en Wallonië waren dat niet en in de loop van de geschiedenis veranderden onze grenzen regelmatig.’ Isolatie speelt een grote rol als het over streekdrachten gaat, weet Frieda Sorber. ‘In Nederland bijvoorbeeld, zijn er nog een aantal vrij afgelegen dorpen zoals Staphorst-Rouveen, waar al eeuwen strenge religieuze voorschriften gelden. Een aantal vrouwen draagt er nog altijd de traditionele streekdracht. Dat wij katholiek waren, zonder erg afwijkende religieuze opvattingen, betekende dat streekdrachten hier niet erg streng waren.’

streekdracht België
Een beeld van rond 1930 toont het traditionele witte mutsje met kant en strikken. © Stedelijk Museum Hoogstraten

Het feit dat wij pal in het midden van Europa liggen, al eeuwen een uitstekend wegennetwerk hebben, veel handel drijven, regelmatig tot een ander koninkrijk behoorden en veel steden hadden, maakte ons bepaald werelds. Het gevolg was dat streekdrachten hier vanaf de 19de eeuw alleen in min of meer geïsoleerde streken voorkwamen, vertelt Sorber.

‘De Kempen bijvoorbeeld, of sommige delen van de Ardennen. De rest van het land was al vroeg vrij verstedelijkt. In Zwitserland heb je zelfs vandaag in steden nog stadsdrachten, en dragen bijvoorbeeld de inwoners van Bazel soms een stadsdracht als ze naar een evenement gaan. In onze streken was dat nooit zo. Omdat wij er vroeg bij waren op het vlak van industriële revolutie, trokken heel wat mensen naar de steden om in fabrieken te gaan werken. Belgen waren arm. Extreem arm zelfs, dus er was nauwelijks geld om aan kleren te besteden. Die kledij moest vooral functioneel zijn, en sterk afwijkende streekdrachten waren een extra uitgave die mensen zich vaak niet konden permitteren.’ Mannen trokken de wereld in, en verloren sneller de streekdracht dan vrouwen, maar tegen het einde van de 19de eeuw was het in ons land bij iedereen op zijn retour.

Streekdracht leeft hier doodgewoon niet. We associëren het met kneuterigheid, er is geen fierheid.

Wim Mertens, curator MoMu

Ook het toenemende onderwijs was een factor, vertelt Sorber. ‘Toen meisjes uit de groeiende middenklasse onderwijs gingen volgen, wilden ze liever niet als een boerinnetje uit de Kempen gezien worden. Dus gingen ze eenheidskledij dragen.’ Mode, dus. ‘Daarom verdween de weinige streekdracht die we hadden. In Wallonië zag je het aan het begin van de 20ste eeuw alleen nog bij bepaalde beroepen, de Wereldoorlogen en de welvaartsstaat zorgden ervoor dat het in het hele land helemaal verdween. Maar we associeerden streekdracht nog altijd met boerendochters, dus werden er tot in de jaren 80 Zeeuwse meisjes gebruikt in advertenties voor zuivelproducten.

In de jaren zeventig en tachtig zagen we ook boerenfilms- en series, en de kostuums waren meestal vrij accuraat.’ Vandaar dat je tijdens carnaval op de lagere school in die decennia nog weleens een jongetje in blauwe kiel en bollenzakdoek zag verschijnen en meteen wist dat hij als boerenzoon verkleed was.

Lees ook: Modeontwerper Jan-Jan Van Essche: ‘Ik laat me leiden door mijn buikgevoel en dan zie ik wel wat er gebeurt’

Niche

‘Het leeft hier doodgewoon niet, die streekdracht’, bevestigt Wim Mertens, curator van het MoMu in Antwerpen. ‘We associëren het met kneuterigheid en boerderijen, er is geen fierheid rond.’ Misschien zijn we niet zo gehecht aan ons verleden, suggereert Vannoppen. ‘Je ziet dat ook met het dialect. Vlamingen hebben gevochten voor het Vlaams, maar wie spreekt er vandaag nog echt dialect?’ Onze keuken lijkt een van de enige tradities waar elke Belg zonder schroom trots op lijkt.

Toen meisjes uit de groeiende middenklasse onderwijs gingen volgen, wilden ze liever niet als een boerinnetje uit de Kempen gezien worden. Dus gingen ze eenheidskledij dragen.

Frieda Sorber, kledinghistorica

Het helpt ook niet dat folklore en Vlaamse tradities zoals volksdansen en vendelzwaaien lang geassocieerd werden met een fout soort nationalisme, suggereren alle deskundigen die ik spreek. ‘De nazipartij in Duitsland recupereerde de volkscultuur in haar ideologie’, vertelt Jorijn Neyrinck. ‘Na de Tweede Wereldoorlog associeerde men dingen als volksdansen en streekdrachten met een Vlaams-identitaire conservatieve niche. Dat zorgde er volgens mij voor dat we ons er niet collectief mee identificeren. In Nederland zie je een fierheid als het over streekdracht en traditie gaat. Bij ons niet.’ Dat is opvallend, vindt ze. ‘Er was een assertieve Vlaamse culturele ontvoogding en sinds de jaren 70 voert Vlaanderen zijn eigen cultuurbeleid. Maar kleding hoort daar niet bij.’ Nu ja, traditionele kleding. Want textiel is al sinds de 19de eeuw een cruciale sector. ‘België is vandaag een gerenommeerd modeland, denk maar aan de Antwerpse Zes, en de huidige designers teren op onze textieltraditie, maar referenties aan traditionele kleding zijn zeer zeldzaam.’

© Stedelijk Museum Hoogstraten

Toch ziet Neyrinck een kentering. ‘In Kortrijk opent eind maart Abby, een nieuw museum voor beeldende kunst, met de expo F**klore. Reinventing Tradition. Ik zie vandaag kunstenaars en designers toch teruggrijpen naar traditie, op een vrijere manier.’ Erfgoed is complex en houdt een paradigma in zich. ‘Het is gelinkt aan identiteit en geschiedenis, en zorgt voor continuïteit in een wereld die constant verandert. In onze westerse blik moet erfgoed authentiek en uniek zijn, maar alles evolueert en is dus “besmet”. Niets staat stil. Gelukkig zien we in de erfgoedwereld vandaag een verschuiving. Erfgoed mag mee-evolueren, er mag dynamiek zijn.’

Bokrijk Brandmerkt
Foto uit de samenwerking tussen modeontwerper Tim Van Steenbergen en het project ‘Bokrijk Brandmerkt’. © Serge Leblon

Djellaba met sneakers

Je ziet in het straatbeeld geen kielen of bolletjeszakdoeken meer, maar dat wil niet zeggen dat er in België geen traditionele stijlen te spotten zijn. ‘Ik denk dat ik elke dag wel iets aanheb dat typisch Indisch is’, lacht Radhika (38). Ze verhuisde twaalf jaar geleden voor de liefde van Delhi naar Wijnegem. ‘Jeans met een kurta is mijn dagelijkse uniform, voor feesten draag ik vaak een sari of lehenga en zelfs als ik me “westers” kleed heb ik bijna altijd een dupatta, een grote sjaal, aan. Ik voel me niet helemaal mezelf zonder die Indiase toets. Mijn zus, die nog in Delhi woont, doet dat niet. Maar zij moet haar herkomst niet benoemen natuurlijk, voor haar is dat vanzelfsprekend.’

Ik combineer graag een djellaba met sneakers, een pet of streetwear. Mijn moeder vindt het ongepast voor school, maar ik ben fier op mijn erfgoed.

Adame, 22

Iets wat de Oekraïense Yuliya (58) herkent. ‘Als tiener vond ik de geborduurde jurken en blouses van mijn oma’s en moeder ouderwets, en had je me toen ik in 1989 naar Antwerpen verhuisde gezegd dat ik vandaag regelmatig kleren met vyshyvanka-borduursels zou dragen, dan had ik je voor gek verklaard. Nu kies ik er vaak voor omdat ik het mooi vind en omdat het me blij en trots maakt. Ik draag vintage blouses en jurken van mijn mama op feesten, want zo is ze nog een beetje bij me. Ik probeer mijn liefde voor die traditionele stijlen door te geven aan mijn dochter. Ze trouwt in juni en ik hoop dat ze een vinok-bloemenkroon wil dragen. Maar voorlopig is het nog een harde nee.’

De Schotse Rory (51) liet twee decennia geleden een kilt in de MacDonald-tartan maken voor zijn huwelijk met de Belgische Evi en heeft meer succes bij zijn nakomelingen. ‘Mijn schoonfamilie lachte om de vele mannen-in-rok op onze bruiloft, maar ze zijn vandaag trots wanneer hun twee half-Schotse kleinzonen een kilt dragen op familiefeesten. De oudste droeg zijn kilt in juni voor de diploma-uitreiking en ik geef toe, ik heb een traantje weggepinkt. Hij klinkt dan wel als een West-Vlaming, hij is ook een MacDonald.’

Dansers van Reuzegom, de Leuvense volksdansgroep © Geert Pauwels

Als mensen hem niet zo zouden aankijken, zou Adame (22) vaker een djellaba dragen. ‘Ik ben de drager van twee culturen, Belg en Marokkaan, en dat wil ik tonen. Ik combineer daarom graag een djellaba met sneakers, een pet of streetwear. Mijn moeder vindt het ongepast voor school, maar hoezo? Ik vind het mooi en zet ook altijd foto’s op mijn stories. Ik zie bij vrienden steeds vaker Marokkaanse details opduiken. Hoe cool zou het zijn als iedereen af en toe een djellaba droeg? Dat zou echt respect tonen voor de Marokkaanse cultuur, vind ik.’

Kleurrijker dan het cliché

Hij wilde graag trots zijn op de traditionele outfits die zijn groep droeg op internationale optredens, vertelt Geert Pauwels van de Leuvense Reuzegom volksdansgroep (die niks te maken hebben met de beruchte studentenclub). ‘Onze kledij leek zo saai vergeleken met de anderen. Ik heb een tijdje in Noorwegen gewoond en ging daar ook volksdansen. Binnen de drie maanden kreeg ik de kledij van die streek aangeboden. Daar voelde je nog echt een connectie tussen wie je bent, waar je vandaan komt en de kleren die je draagt. Bij ons is dat verloren gegaan. Daarom gingen we eind jaren negentig samen met Henri Vannoppen op onderzoek, spraken we met Frieda Sorber en reconstrueerden we de kledij die onze voorouders tussen 1800 en 1850 zouden gedragen hebben. Wat mensen droegen was veel kleurrijker en dynamischer dan het clichébeeld van de blauwe kiel en de bolletjeszakdoek. We hadden niet veel echte streekdracht. De typische rokken, blouses, broeken en hemden werden in grote delen van Europa gedragen, alleen de hoofddeksels waren streekgebonden. Op basis van het onderzoek van Henri hebben wij een vertaling gemaakt naar kostuums waar wij vandaag mee naar buiten willen komen. De nieuwe kleding zorgde voor een verse dynamiek in onze groep, en ook de jongeren in onze groep dragen ze met plezier. We zijn trots op onze kleren.’

TYPISCH BELGISCH

De blauwe kiel. Dit brede overhemd werd in heel Europa in heel wat kleuren gedragen. Het was dus strikt genomen geen streekdracht, maar beschermde de rest van de kledij. In Brabant droeg Jan met de pet in 1820 bijna dagelijks zo’n kiel, ontdekte Geheugen Collectief toen Bokrijk hun vroeg in onze klederdracht te graven. Na 1830 is de kiel een tijdje het symbool van de revolutie en in stoeten voor de viering van honderd jaar België werden ze gedragen om de Burgerwacht in 1830 uit te beelden, vertelt Henri Vannoppen. Tegen de Eerste Wereldoorlog verdween de kiel uit het straatbeeld, maar hij werd min of meer het uniform in schuttersgilden en volksdansgroepen.

Mutsen. Eeuwenlang droegen plattelands- en vissersvrouwen een muts, en die was streekgebonden. Kanten ‘veluegels’, versieringen, tule, pijpjes, franjes, strikken, veren en linten, het was vaak het enige stukje luxe in de vrouwelijke kleerkast. In de stad verdwenen de mutsen al in de 19de eeuw, in sommige Kempische dorpen werden ze tot na WOII gedragen.

De ‘kasjmieren’ sjaal of neusdoek. Napoleon bracht voor Joséphine een Indiase sjaal mee uit Egypte en dat startte de mode van kasjmieren sjaals in Europa. Begin 19de eeuw werd hij deel van de ‘corbeille de mariage’ die bruiden kregen van hun aanstaande, en in die eeuw werden er ook al Europese versies geweven. Elegante dames verloren halverwege de 19de eeuw hun zin in de kasjmieren sjaal, maar boerenvrouwen bleven fan en het werd deel van hun zondagse outfit. Tot de jaren 70 en 80 van vorige eeuw doken ze nog op als tafellaken in Belgische huiskamers.

De rode bollenzakdoek. Hét symbool van de Belgische boer. Mannen droegen in de 19de eeuw vaak een doek rond hun hals, tegen het zweten en de regen, en om hun vingers of neus aan af te vegen. Het was vaak hun meest kleurrijke kledingstuk, vertelt historia Frieda Sorber. ‘Vanaf eind 18de eeuw was er een grote variatie in bedrukt katoen, beschikbaar. Ze waren vaak maar niet altijd rood en de bollen zijn geïnspireerd op de katoenen zakdoeken die al in de 18de eeuw uit India geïmporteerd werden. In het Engels heten ze nog steeds bandana, gebaseerd op het Hindi. Ze werden gemaakt met tie-dye motieven, en dat werden in de Europese katoendruk bollen.De variatie aan zakdoeken verminderde eind 18de eeuw, en alleen de rood-witte en blauw-witte bleven over.’

Lees ook: Dilan Lurr van het modelabel Namacheko: ‘Mijn Koerdische roots zijn slechts een deel van wie ik ben’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content