Waarom je deze zomer moet strandjutten: ‘Onze zee is veel exotischer dan je zou denken’

strandjutten
© Joris Casaer
Jorik Leemans
Jorik Leemans Journalist

Ervaren jutters weten het: op het strand vallen er heel wat schatten te vinden voor wie nauwlettend zoekt. Onze journalist kreeg al speurend een masterclass in kinderlijke verwondering. ‘Jutten werkt zeer verslavend.’

Het begon allemaal met een schelp die meer dan twee miljoen jaar oud bleek. Twee komma zes miljoen jaar om precies te zijn. Als kind was Sarah Devos altijd verzot geweest op het speuren naar aangespoelde wonderen op het strand, maar met het ouder worden was die voorliefde weggeëbd. Toen een van haar dochters tijdens een strandwandeling in Zeeland kwam aanlopen met een fossiel, bedacht de natuurliefhebber hoe jammer het was dat ze zelf niet meer afwist van wat er allemaal in onze Noordzee zit. Ze besloot zich te verdiepen in het thema en bundelde haar favoriete weetjes in Het Zeeboek, een compact naslagwerk over alle zeeschatten van bij ons.

‘Onze zee is veel exotischer dan je zou denken’, zegt Sarah wanneer we het strand bij Surfers Paradise in Knokke-Heist oplopen. ‘Dat zal ik je hopelijk kunnen tonen vandaag tijdens het strandjutten.’

Schatkamers

De zon brandt al hevig. Het is elf uur, maar vooral: laagtij. Dat was de eerste les die Sarah me meegaf toen ik haar om een snelcursus strandjutten vroeg: ‘Als de zee weg is, kun je logischerwijs zien wat er achterblijft, dus je kunt het best gaan jutten bij eb. De meeste zaken zul je vinden in de vloedlijn, dat is de lijn die toont tot waar het water bij de laatste vloed reikte.’

Ze wijst naar een grens van omgewoeld zand. ‘Het loont enorm om tussen het gruis van de schelpen en zeewier te zoeken met je handen. Ook de geribbelde, natte zones van het strand zijn vaak schatkamers. Langs onze kustlijn vind je vooral in de gebieden met duinen de mooiste vondsten, aangezien er bij afgegraven stranden veel verloren gaat. In dat opzicht is de Nederlandse kust nog veel meer een goudmijn, maar ook bij ons vind je altijd wel wat moois.’

strandjutten
© Joris Casaer

De beste periode om te jutten is eigenlijk tijdens de wintermaanden, legt ze uit, ‘want dan stormt het vaker, waardoor de bodem meer wordt omgewoeld. Je zult ook andere wieren en kwallen terugvinden naargelang de jaargetijden. Maar geen nood, nu vinden we vast ook mooie dingen, hoor.’

Eyes on the prize, dus. Of in ons geval: een eindeloze zee van zand.

Plaats delict

De definitie van strandjutten is volgens Sarah de afgelopen decennia wat veranderd. ‘Oorspronkelijk komt het van mensen die na schipbreuken op zoek gingen naar wrakhout, eten, of spullen die ze nog konden doorverkopen – zo zijn bijvoorbeeld veenbessen ooit aangespoeld op de Waddeneilanden, waardoor ze er natuurlijk zijn beginnen te groeien. Mensen gingen vaak ook uit noodzaak jutten. Vandaag is het echter vooral een manier om stil te staan bij wat er allemaal in onze Noordzee terug te vinden is. Soms neem je dingen mee, maar evengoed laat je ze weer liggen voor andere jutters.’

Vroeger jutten mensen uit noodzaak. Vandaag is het een manier om stil te staan bij wat er allemaal in onze Noordzee terug te vinden is.

Ze onderbreekt haar uitleg om met haar vingers tussen het gruis te peuteren. Al na enkele seconden vist ze er een gedraaid schelpje uit. ‘Ze zeggen dat wenteltrapjes geluk brengen. Ik heb er samen met mijn kinderen eens meer dan tweehonderd gevonden op amper een halfuur tijd.’

Knack Weekend, Knokke Special, Zee , Strandjutten, schelpen, strand, sarah Devos, zeeboek, de vos © Joris Casaer

Het is al snel duidelijk dat ze geluk te over heeft: ‘Kijk eens hier, een mooie half geknotte strandschelp.’ Sarah wijst naar het gaatje dat in de schelp zit. ‘Dit is het bewijs van een moord. De tepelhoorn en de purperslak, twee soorten zeeslakken, kiezen het dunste stukje van een schelp uit en maken er een klein gaatje in waardoor ze een zuur spuiten. Daardoor lost het schelpdier op en kunnen de slakken het er zo uitslurpen.’

Hoewel dat best gruwelijk klinkt, verlaat ze de plaats delict met een brede glimlach. ‘Dat is toch fascinerend? Ik kan me echt uren verliezen in het opzoeken van dergelijke weetjes.’

© Joris Casaer

Ik krijg beide schelpen cadeau en stop ze bij gebrek aan betere opties weg in mijn uitgetrokken schoen. ‘Ik had je misschien op voorhand moeten vragen om een doosje mee te nemen’, lacht ze. ‘Als je op stap zou gaan met kinderen, raad ik bovendien aan om ieder zijn eigen doosje te geven, zodat er zeker geen ruzie kan ontstaan over wie welke schelp gevonden heeft.’

Niemand is tenslotte graag de kop van Jut.

Zeeboontjes bij de vleet

Terwijl ik zelf nog duizel van het overaanbod, vraag ik aan mijn docente wat haar meest spectaculaire vondst was tot nu toe aan onze kust. Ze hoeft niet lang na te denken. ‘Een zeepaardje dat nog volledig intact was, dat vond ik een spectaculaire vondst. Ook de aangespoelde zeekat, een soort inktvis, die ik vorig jaar trof, was heel speciaal om te zien.’

Voorlopig moet ik het met bescheidener vondsten stellen. ‘Een zeeboontje’, glimlacht Sarah wanneer ik haar een wit, rond schelpje toon. ‘Dat is een van de drie zee-egels die bij ons in de Noordzee leeft, naast de zeeklit en zeeappel. Het leuke aan jutten is dat, van zodra je een soort kent, je die niet meer kunt ontzien.’ Ze heeft gelijk: plots lijkt het strand bezaaid te liggen met zeeboontjes. En kokkels. Altijd weer dezelfde kokkels.

© Joris Casaer

Heeft Sarah nog een bucketlist van items die ze hoopt te vinden tijdens een van haar wandelingen? ‘Ik zou niet meteen zeggen dat ik een bucketlist heb’, schudt ze het hoofd. ‘Ik kan nog steeds blij worden van schelpen die ik al in mijn verzameling heb, al word ik wel selectiever in wat ik meeneem.’

Zoals het een ervaren strandjutter betaamt, strooit ze gretig met weetjes. Zo zijn blauwige schelpen doorgaans fossielen, zijn de streepjes op scheermessen groeilijnen en vind je tussen het aangespoelde zeewier vaak de eikapsels waaruit roggen groeien. In Het Zeeboek goochelt ze eveneens met het ene na het andere verhaal, maar toch moet ze ook zelf nog geregeld opzoeken wat voor schat ze juist heeft aangetroffen. Er zijn er simpelweg zoveel. ‘Vandaag bestaan er gelukkig hele handige apps waarmee je afbeeldingen kunt uploaden om te weten wat je hebt gevonden’, zegt ze. ‘Al zit er, als je het mij vraagt, soms ook een zekere schoonheid in het niet weten wat je vasthebt.’

De juttersclub

Nu ik weet wat zeedruiven en gevlochten fuikhorens zijn, blijkt er effectief iets meditatiefs aan het zoeken met een hyperfocus. Met een vastberaden blik en zanderige vingers ploeg ik het strand om tot ik mijn eigen wenteltrapje vind, of op zijn minst enkele couteaux waarmee ik de lokale handelaars kan betalen. Blijkt dat de euro niet erg gangbaar is op dit strand.

‘Ik denk er al lang over na om een eigen juttersclub op te richten’, mijmert Sarah terwijl we een strandhoofd afspeuren. ‘Misschien is één symbolisch wenteltrapje wel de ideale toegangsprijs?’ Niet alleen de warmte neemt genadeloos toe naarmate het middaguur nadert, ook de druk om me te bewijzen als kersverse strandjutter.

Mijn meest bijzondere vondst? Een zeepaardje dat nog volledig intact was. Ook de aangespoelde zeekat was speciaal.

Tussen schelpresten en ontbindend zeewier vind ik helaas niet wat ik zoek, wel duiken er ontzettend veel doorzichtige blubbers op. ‘Dat zijn oorkwallen’, legt Sarah uit. ‘Die herken je aan hun zogenaamde “oren” bovenaan, die ronde lijnen die eigenlijk hun geslachtsorganen zijn. Wist je trouwens dat het een fabeltje is dat je moet plassen op iemand die door een kwal gestoken is? Veel beter schraap je met een bankkaart over de wonde.’

© Joris Casaer

Ik vraag haar waarom er zoveel exemplaren aanspoelen: is de stroming te sterk of zijn ze al dood wanneer ze op het zand eindigen? ‘Beide’, antwoordt ze. ‘Kwallen zwemmen zomaar wat mee met de zeestroming. Hoogstens kunnen ze hun zwemrichting wat bijsturen door hun “hoed” samen te trekken, maar meer ook niet. Dus als er veel wind is, worden ze soms door de stroming op het strand geworpen.’

Theologen kunnen hun onderzoeken staken: het hiernamaals is een strand in Knokke-Heist.

Innerlijke kind

Vinden we nog tussen dit kerkhof van schelpen: een half versteende kikker, veren van een kerkuil en een deel van een oude tabakspijp. Het is onvoorstelbaar wat je plots ziet liggen als je aandachtig genoeg bent. Sarah wordt haast extatisch wanneer ze de gladde tabakspijp van tussen het zand opraapt. ‘Dit heb ik nog nooit gevonden, terwijl er collega-jutters zijn die de ene na de andere opduiken. Soms zijn die enkele honderden jaren oud, beland in het water door zeelui. Ik loog daarstraks toen ik zei dat ik geen bucketlist heb: valt het op hoe uitgelaten ik ben?’

‘Een wenteltrapje!’ Ik voel hoe mijn lijf een energieboost krijgt wanneer ik Sarah het gedraaide slakkenhuisje op mijn handpalm toon.

Niet veel later mag ik ook zelf ervaren hoeveel dopamine er vrijkomt bij een vondst. ‘Een wenteltrapje!’ Ik voel hoe mijn lijf een energieboost krijgt wanneer ik het gedraaide slakkenhuisje op mijn handpalm toon aan Sarah. ‘Welkom bij de club’, lacht ze zonder me een lidkaart te overhandigen.

strandjutten
© Joris Casaer

Ze had het me voorspeld: eens je ervaart wat het is om iets te vinden, werkt jutten zeer verslavend. Al squattend baan ik me een weg langsheen de vloedlijn – mijn sportcoach zou trots zijn. In haar strandtas steekt Sarah intussen een metalen pin weg. ‘Ik probeer in de mate van het mogelijke tijdens het strandjutten ook steeds wat afval mee te nemen. Het is in de eerste plaats natuurlijk belangrijk dat iedereen gewoon zijn eigen afval meeneemt, maar daarnaast moeten we samen onze stranden schoon houden. De natuur is al zo kwetsbaar.’

Wanneer we met lichte nekpijn terug sjokken richting de wereld waarin naar de grond staren doorgaans als onbeleefd wordt beschouwd, begrijp ik wat Sarah bedoelde toen ze op de rit hierheen strandjutten haar rustpunt noemde.

© Joris Casaer

‘Het is een manier om je innerlijke kind weer boven te halen dat verwonderd zijn vondsten toont aan zijn ouders. Omdat ik tijdens het opgroeien altijd te horen kreeg dat ik die “viezigheden” moest laten liggen, probeer ik mijn eigen dochters net aan te sporen om zoveel mogelijk te zoeken. Ook wanneer ik in klassen ga spreken over wat er allemaal op onze stranden te vinden is, probeer ik dat mee te geven aan de kinderen: ontdek en verzamel. Al moet ik toegeven dat mijn eigen man soms wel aangeeft dat ik stilletjes aan genoeg meegenomen heb.’ (lacht)

Eb je ’m? Vijf tips voor beginnende jutters.

1. Zoek online op wanneer het laagtij is. Dan vind je de mooiste schatten terug in de vloedlijn.

2. Raas niet te snel over het strand. Hoe trager je loopt en zoekt, hoe meer je vindt.

3. Naast een doosje met wat keukenpapier in, heb je eigenlijk geen materiaal nodig. In een plastic zakje kunnen sommige schelpen barsten.

4. Neem niet enkel schelpen mee naar huis, maar probeer ook afval weg te nemen.

5. Wil je weten wat voor schelp je gespot hebt? In Het Zeeboek van auteur Sarah Devos vind je ettelijke beschrijvingen en illustraties. (25,99 euro, Manteau) Ook via apps als ObsIdentify leer je snel wat je in handen hebt. (App Store of Google Play)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content