Mogen spermadonoren anoniem blijven? ‘Ik wil weten wie mijn vader is’
Moet de anonimiteit van spermadonoren gegarandeerd blijven of niet? Met het groeiende aantal koppels dat beroep doet op spermadonatie stijgen ook de twijfels. Is anonimiteit nog van deze tijd, of moet België het voorbeeld volgen van andere landen en de anonimiteit afschaffen?
Elk jaar doen tussen de 8.000 en 9.000 koppels beroep op spermadonatie om hun kinderwens te vervullen. De donatie gebeurt door een man tussen 18 en 45 jaar via een erkende spermabank. In België is de anonimiteit van de spermadonor gegarandeerd door de wet op de medisch begeleide voortplanting en de bestemming van de overtallige embryo’s en gameten uit 2007.
Volgens de Belrap rapporten (bundeling van de gegevens van alle fertiliteitscentra in België, red.) is het aantal personen dat beroep doet op spermadonatie tussen 2012 en 2017 met 20 procent gestegen. Het gaat om alleenstaanden, lesbische koppels en koppels waarbij de man onvruchtbaar is. Met het stijgende aantal koppels, steeg de laatste jaren ook de aandacht voor het onderwerp.
In België blijft de spermadonor in de meeste gevallen anoniem. Zo is er een duidelijke grens tussen het donor- en ouderschap en is de niet-genetische ouder wettelijk beschermd. Tegenstanders die argumenteren dat dit achterhaald is kregen in 2019 gelijk van de Raad van Europa, die de lidstaten wil verplichten om die anonimiteit af te schaffen. In ons land is dat voorlopig nog niet het geval.
Een vader is iemand die je opvoedt en je je hele leven begeleidt
Discriminatie
Fred Libert en Steph Raeymaekers (41) zijn allebei donorkinderen, maar denken helemaal anders over de anonimiteit van hun donor. Fred is gelukkig zonder te weten wie zijn donor is. Steph daarentegen, vindt donorkinderen het recht hebben om zelf te beslissen wie hun donor is. En dat begint met het afschaffen van de anonimiteit van de donor.
‘Ik voel geen nood om mijn donor te leren kennen,’ zegt Libert. ‘Ik ben blij met mijn opvoeding en mijn ouders. Mijn donor zie ik niet als mijn vader. Ik voel geen gemis of onbehagen over mijn opvoeding die me zouden aanzetten om me te storten op een ideaalbeeld van een zogenaamde vader. Ik heb namelijk geen vader: in mijn ogen is de donor enkel iemand die sperma gedoneerd heeft. Een vader is iemand die je opvoedt en je je hele leven begeleidt.’
Dat is helemaal anders voor Steph Raeymaekers, geen onbekende stem als het gaat over spermadonatie. Op haar blog Steph Zoekt Familie vertelt ze over de zoektocht naar haar ‘echte’ vader: de donor die haar moeder eind Jaren zeventig inschakelde om een kind te maken. Met het zaad dat werd gebruikt, werd haar moeder zwanger van een drieling. Sinds ze ontdekte dat zij en haar broer en zus het resultaat zijn van een inseminatie met onbekend sperma, heeft ze er haar levensmissie van gemaakt om haar donorvader te leren kennen – of op z’n minst uit de anonimiteit te halen.
Medische informatie
‘Cruciale medische informatie is niet voorhanden voor donorkinderen,” zegt Raeymaekers. ‘Ouders hebben alles voor het zeggen. Er is geen nationaal register, noch een beperking op het aantal kinderen per donor. Ik vind het belangrijk om te weten waar ik vandaan kom. Ik zeg niet dat iedereen moét weten wie zijn donorvader is, maar er zou op z’n minst wel een keuze mogelijk moeten zijn. Weten waar je vandaan komt is een van de rechten van het kind. Dat wordt ook erkend in de internationale wetgeving. Maar geen enkele wet zegt dat je recht hebt op een kind. Mensen willen koste wat het kost hun kinderwens vervullen en zijn bereid daarvoor grenzen te overschrijden, vaak ten koste van het kind zelf.’
Volgens Raeymaekers wordt er vandaag voor het kind beslist of het recht heeft op medische informatie, kennis over het bestaan van eventuele broers of zussen en zijn algemene afkomst. ‘De helft van de stamboom wordt afgeknot en vervangen door mensen met wie er geen biologische band is. Op die manier wordt niet gedacht aan wat het beste is voor het kind. En dat kan een grote psychologische impact hebben, zoals identiteitscrisissen en problemen met loyaliteit en vertrouwen.’
Veerle Provoost is Professor Ethiek aan de Universiteit Gent (Ugent). Zij wil de woorden van Steph Raeymaekers nuanceren: ‘Er is wel degelijk een beperking op het aantal kinderen per donor. Maar momenteel ontbreekt er een registratiesysteem om wettelijke controle te kunnen uitvoeren. Ziekenhuizen controleren niet onderling of iemand zich elders al heeft opgegeven voor donatie. In de praktijk betekent dat dat een donor in elk ziekenhuis het maximale aantal keer kan doneren. Ook voor de toegang tot medische informatie over de donor zouden ziekenhuizen zich beter kunnen organiseren. Maar daarvoor is een identificeerbare donor niet noodzakelijk.’
Luide roepers
Provoost waarschuwt ook voor vertekende beelden in de donordiscussie. ‘Sommige donorkinderen, vooral voorstanders van het afschaffen van de anonimiteit, voeren de bovenhand in het debat en worden het meest gehoord. Vaak worden ook steeds dezelfde donorkinderen geïnterviewd, die pleiten voor hun doel. Dat is niet verkeerd, maar we moeten ons ervan bewust blijven dat we zo geen representatief beeld krijgen van de problematiek.’
Dat laatste kan volgens Libert wel kloppen. ‘Er zijn wel degelijk nog donorkinderen die niet op zoek zijn naar hun donor. Ik heb zelfs het gevoel dat ze in de meerderheid zijn, maar minder opvallen omdat ze hun stem niet zo luid laten horen. Wij eisen geen podium op. Mensen die heel graag de anonimiteit willen afschaffen roepen gewoon veel luider. Daarom vind ik het belangrijk dat de stille massa van tevreden donorkinderen ook gehoord wordt.’
Er zijn veel gezinnen waar mensen een ouderrol krijgen zonder dat er een biologische link is
Psychologisch lijden
Steph Raeymaekers is bezorgd om de psychische belasting van donorkinderen die hun afkomst niet kennen, maar Provoost benadrukt dat internationaal onderzoek aantoont dat het verdriet en psychologisch lijden bij donorkinderen vooral samenhangt met ernstig verstoorde gezinsrelaties en niet zozeer met het feit dat het kind zijn donorvader niet kent. ‘Voor de ontwikkeling, het geluk en welbevinden van de kinderen primeert in eerste instantie de kwaliteit van de gezinsrelaties, en niet de biologische verwantschap,’ zegt ze. ‘Bij donorconceptie aanvaarden de gezinsleden de sociale banden die ze met elkaar hebben als stevige basis voor een ouder-kind relatie. Als we de sociale ouder (de niet-biologische, red.) niet aanvaarden als volwaardige ouder, dan kunnen we ook de donorconceptie niet starten. Er zijn veel mooie, warme gezinnen waar mensen een ouderrol krijgen zonder dat er een biologische link is.’
Rechten van de donor
De identiteit van de donor kennen, is dus niet perse noodzakelijk voor het welzijn van het kind. Medische informatie van de donor verkrijgen kan dus ook zonder de donor bekend te maken. Er wordt daarbij niet enkel naar de rechten van het kind gekeken, maar ook naar die van de donor. ‘Natuurlijk mogen de rechten van de donor niet vergeten worden,” zegt Libert. Volgens hem moet dit vooral een debat tussen donorkinderen en donoren worden.
Maar daar is Steph Raeymaekers het niet mee eens. ‘Het kind moet het voor het zeggen hebben,’ zegt ze. ‘Het donorkind heeft geen keuze gehad, alle andere partijen wel. Donorkinderen moeten dus ook geen rekening houden met de andere partijen, want zij hielden ook nooit rekening met hen.’
Raeymaekers wil Libert het zwijgen niet opleggen. ‘Natuurlijk moeten alle stemmen aan bod komen,” zegt ze. ‘Maar ik vergelijk dit debat altijd met dat over stemrecht voor vrouwen aan het begin van de twintigste eeuw. Er zullen toen ook heel wat vrouwen gezegd hebben dat het stemrecht voor hen niet hoefde. Maar dat stemrecht is er gekomen omdat je vrouwen gewoonweg niet mag discrimineren, niet omdat een groep vond dat het hen goed uitkwam dat ze konden stemmen. Het debat zou dus niet moeten gaan over het al dan niet afschaffen van de anonimiteit, maar over hoe we tegemoet moeten komen aan de vragen van verschillende partijen wanneer die anonimiteit wordt afgeschaft.’
Nederland en het donorpaspoort h2>
In tegenstelling tot België is in Nederland het niet-anonieme donorschap bij wet geregeld. Wanneer een Nederlands donorkind 12 jaar wordt, krijgt het recht op inzage van het zogenaamd donorpaspoort. Het is de donor die dat paspoort vooraf invult, met zijn gegevens over zijn uiterlijke kenmerken, karakter, opleiding en het beroep, maar zonder persoonlijke contactgegevens. Een Nederlands donorkind kan pas vanaf zijn zestiende contact opnemen met zijn donor. De donor zelf daarentegen, heeft niet het recht om contact te zoeken met zijn donorkind. Hij krijgt ook geen informatie over de identiteit van de vrouwen die de spermadonatie gebruikten. De donor kan bovendien nooit juridisch of financieel aansprakelijk worden gesteld voor het donorkind. In Nederland mag een donor voor maximaal twaalf gezinnen doneren. ‘In België beweegt er op dit vlak voorlopig weinig,’ zegt Provoost. ‘Of België het Nederlands voorbeeld zal volgen, valt voorlopig enkel af te wachten.’ p>
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier