Elisabeth Leenknegt (45) trad als glaskunstenaar in de voetsporen van haar vader Jan en grootvader Michiel. Ze volgt vol vertrouwen haar eigen weg in het leven, gesteund door een uitspraak van Henry Ford: ‘Chop your own wood and it will warm you twice.’
“Mijn gezin is nogal speciaal, denk ik. Zo hebben mijn man en zonen van tien en zes onlangs uitklapbare zwaarden ontworpen en ge-3D-print voor alle buren. Jules en Miel gaan naar een Steinerschool. Hun juffen zijn de liefste van de wereld, waardoor de angst me soms bekruipt dat ze later niet zullen functioneren in de harde wereld. Jules is ook uitzonderlijk introvert, net als ik vroeger. Het was zo erg dat ik tranen in mijn ogen kreeg als ik voor de klas iets moest vertellen. Intussen ben ik zelfverzekerder, maar ik blijf het horror vinden om in de spotlights te staan.
Het liefst verstop ik me in de warmte van mijn team, waar anderen de communicatieskills hebben. Neem mijn rechterhand, Sylvie. Zij toonde me onlangs een citaat van de autofabrikant Henry Ford: ‘Chop your own wood, and it will warm you twice.’ Dat klopt zo hard, niet alleen omdat mijn man en ik als natuurmensen zelf ons hout hakken, maar vooral omdat het zo toepasselijk is op mijn parcours.
Vanuit goedbedoelde bezorgdheid bepaalden mensen vroeger wat goed voor mij was. Zo oordeelden leerkrachten dat ik aan de academie moest voortstuderen. Waarschijnlijk vonden ze dat passen bij het dromerige, groenharige meisje dat ik toen was. Ik was ook schoolmoe – ik wilde de wijde wereld in – waardoor ze dachten dat ik drive miste. Het tegendeel was waar. Er brandde een groot vuur in mij en ik wilde naar de universiteit.
In mijn studie Archeologie snoepte ik van de geschiedenis en voor mijn eindwerk analyseerde ik duizenden Romeinse glasvondsten. Na al die eeuwen hadden die er een iriserende regenbooglaag bij gekregen – magisch. Niemand zat erop te wachten dat ik sommige van die kralen namaakte en toch deed ik dat dagenlang, op mijn zolderkamertje, gebeten door het materiaal en de meditatieve rust die het me bracht ermee te werken.
Klanten laten me rouwjuwelen maken of bezegelen hier hun verse liefde. Een glimp van die intimiteit mogen opvangen is zo dankbaar dat ik geen andere keuze had willen maken.
Daarop viel ik terug in periodes van twijfel. Zo liet ik na een paar jaar een supertoffe job in het Huis van Alijn staan om glasjuwelen te maken en verkopen. Volgens mijn ouders stortte ik me in het diepe. Ze hadden zelf gefloreerd als kunstenaars, maar zeiden dat ik talenten genoeg had om te kiezen voor een rustiger, zekerder bestaan. Soms hoorde ik ’s nachts zelf dat stemmetje: je had een creatieve, vaste job en nu laat je je rekening onder nul gaan om een winkel te openen? Maar mijn angst won het nooit van mijn eigenzinnigheid. De vraagtekens van mijn leerkrachten en ouders gaven me zelfs extra drive.
Mijn eigen hout hakken ging zeker niet altijd over rozen, maar een zelfgestookt vuur is zoveel warmer. Ik leid een zeer gepassioneerd, gevarieerd leven waarin ik iets kan betekenen voor mijn intussen twintig medewerkers en vele klanten. Zij laten hier in alle vertrouwen rouwjuwelen maken of bezegelen hun verse liefde. Een glimp van die intimiteit mogen opvangen is zo dankbaar dat ik geen andere keuzes had willen maken.
Daarop terugkijkend en ondersteund door Fords woorden besef ik dat ik Jules en Miel hun eigen weg moet laten gaan. Iets in mij wil hun zeggen: ‘Jullie zijn slim, misschien moeten jullie ingenieur worden zoals jullie papa.’ Tegelijk zie ik ze uitgroeien tot zulke creatieve, liefdevolle jongens dat ik die beschermreflex moet loslaten. Het kwam goed met mij, het zal ook goed komen met hen.”