Voor wie maar een paar snipperdagen heeft en tegen de stilte is bestand, is het westen van Cornwall een aanrader. Comfort niet gegarandeerd.

Tekst en foto’s Pierre Darge

De regels voor onthaasting zijn simpel: ontvlucht de stad, ontloop de haastige medemens, omarm de natuur en haar eigen ritme. Zelf trekken we voor korte slokjes onthaasting graag naar het westen, naar Cornwall, in de buurt van Land’s End, waar het land ophoudt en de oceaan begint. Met de auto is men makkelijk een kleine dag onderweg, dus vliegen we in een uurtje naar Cardiff, nemen er tien minuten later een huurauto en rijden in minder dan drie uur de Cornish border over. De rest is simpel: keep going west, maar liefst niet op vrijdag als vele Londoners hetzelfde plegen te doen.

Het landschap oogt uitnodigend, de wegen bollen vlot, de Britse chauffeurs zijn één en al hoffelijkheid. Eens voorbij Bodnam, badend in de desolate moors, begint het serieuzere werk. De zon is er al, want nergens in het Verenigd Koninkrijk schijnt de zon zoveel als in het zuidwesten. Met tussendoor genereuze regenvlagen, waardoor de gevolgen zich laten raden: her en der in het landschap zitten opwindende tuinen verscholen die niet zelden door hardnekkige excentriekelingen uit de grond zijn gestampt.

Omdat we van nu af aan het ritme van de natuur overnemen, gaan we eerst naar Saint Michaels Mount, de Engelse tegenhanger van Mont-Saint-Michel. Dat betekent dat we moeten wachten op laagtij, om dan over het gladde plaveisel naar het imponerende kasteel te stappen. Wie dat tijdens het weekend doet, kan ook de tuinen bezoeken, en dat willen we. Het is wel geen weekend maar we hebben een geheime introductie op zak, worden via een informant door een poortje geloodst en hebben dan de groene hellingen van het kleinood voor ons alleen.

Al snel blijkt dat we met een handvol geprivilegieerden zijn: een jonge schilder uit Falmouth, die enthousiast en kleurrijk op een stuk rots zit te borstelen en een Japanse televisieploeg die met open ogen van verwondering de kasteelheer in beeld probeert te brengen… Wij nestelen ons op de Tortoise Lawn, het ommuurde gazon waar de schildpadden het jaren naar hun zin hadden en waar het nu zo prettig uit de wind zonnen is, met uitzicht op alleen maar de zee en een streep van het schiereiland Lizard.

De volgende dag kijken we weer naar de zee, maar nu van op het terras van de tuinen van Trengwaiton, waar de bezoeker aan het eind van de wandeling beloond wordt met een paar rustbanken. Het uitzicht is er één zoals het bij ons niet meer bestaat: zacht glooiende schakeringen van bomen en groen die langzaam aflopen naar zee, pakweg vijf kilometer verder. Daartussen grazen paarden, zien we een handvol minuscule witte huizen in de verte en rennen de schaduwen van de snelle wolken achter elkaar aan over het gras.

Wie toch niet helemaal zonder stadsgewoel kan, kunnen we Saint Ives aanraden, een ouderwetse badstad die langs drie kanten door stranden wordt omringd en waar een halve eeuw geleden een heuse kunstenaarskolonie ontstond. De schilders en beeldhouwers zijn inmiddels vervangen door galeriehouders en twee serieuze musea: een dependance van de beroemde Tate Gallery en het Barbara Hepworth Museum.

Begint het onthaasten al wat te lukken, dan is het nu tijd voor de helikopter die ons in twintig minuten naar Hugh Town, op Saint Mary’s brengt, het dichtst bewoonde van de Scilly-eilanden, een compacte archipel van pakweg 150 eilandjes waarvan er slechts enkele bewoond zijn. Niet dat er in Hugh Town veel te beleven valt, maar dat is nu net de bedoeling. Bij onthaasting horen Leegte en Loslaten. We maken lange avondwandelingen, langs verrassend kleine baaien, stappen door vreemde grassoorten. Genieten van het vallen van de avond in Porthcresson Bay, waar een paar kleine zeilers voor anker liggen en een paar mannen vanaf het strand in kanariegele pakken in een badkuip met wat proviand naar hun boot roeien. Op het strand voert een vrouw de rest van haar pak friet aan de meeuwen. En na de wandeling laten we ons op een bank tegenover de vuurtoren neerzakken en de lezen de kleine plaquette op de rugleuning: ” Norah Catherine Worth – June 1991 – She loved the Isles.”Wij ook.

’s Anderendaags loop ik al vroeg op de kade, waar de zeelui op borden de uren van het afvaarten noteren. Ik wil naar Trescoe waar maar één hotel is, en later naar Bryher, waar helemaal géén hotel is, maar nog wel zeventig bewoners. En nog later misschien naar Samson, waar helemaal geen mensen meer leven.

Trescoe blijkt een juweeltje dat bovendien nog een unieke schat koestert. De Abbey Gardens worden als de tegenhanger van de Londense Kew Gardens omschreven, maar dan zonder het overkoepelende glas. De verscheidenheid van al wat er groeit en bloeit, overtreft die van het hele Middellandse-Zeebekken en kenners spreken van een flora van meer dan 20.000 exotische planten. Voor al het fraais dat er in de loop der tijden is aangespoeld, werd een klein museum gebouwd. Als het me te druk wordt, stap ik naar het noorden: uit de literatuur weet ik dat er opwindend lege ruimtes wachten. Zonder me te haasten loop ik in één dag het hele eiland rond, kom er slechts een handvol wandelaars tegen, maar duizenden nestelende en schreeuwende meeuwen. Maar tegen het eind van de dag wacht een tegenvaller. “We kunnen nu niet naar Bryher”, zegt de schipper terwijl hij naar de overkant wijst. “Het getij…” Ik knik en stap aan boord, terug naar St. Mary’s en de volgende dag weer naar Penzance, waar het allemaal begonnen is. Maar voor ik in Cardiff de huurwagen inlever, rij ik naar Cape Cornwall, dat niet zoals Land’s End onder het toerisme en de commercie bedolven werd. Het is een heerlijke plek, slechts een paar mijl noordelijk van zijn beroemde tegenhanger met slechts één vorm van commercie: een gammele caravan met een vrouw in een ligstoel ervoor, die thee verkoopt voor zeventig pence per kop.

Als de avond valt, rij ik terug naar Saint Ives, langs de spectaculaire, golvend-poëtische kustroute met paarse digitalis en witte paarden – zonder prinsen – in het groen. Onderweg in een herberg vinden we een feestelijk laatste avondmaal met vis en een donkerbruine Murphy’s Irish Stout.

Cornwall praktisch

Te zien

Voor tuinliefhebbers: de tuinen van Trengwaiton in Madron, +44 1736 36 22 97, op een paar kilometer van Penzance, en het product van Sir Edward Bolitho die zich vanaf 1925 om de tuinen bekommerde en ze hun huidige vorm gaf. Daartoe trok hij onder meer mee met expedities naar Assam en Birma. Open van 17 februari tot 3 november, van zondag tot en met donderdag, inkom 3,90 pond. (1 £ = 0,64 euro)

De Trebah Gardens, +44 1326 25 04 48, in de buurt van Falmouth, die in een naar zee aflopend ravijn werden gecreëerd. Gestart door quaker Charles Fox die uit de hele wereld planten en zaden liet importeren. Sinds 1980 eigendom van de Hibbert-familie die het geheel in zijn Victoriaanse pracht liet restaureren. Elke dag open van 10.30 tot 17 uur, inkom 4,50 pond.

De tuinen en het kasteel van Saint Michaels Mount in Marazion, +44 1736 71 05 07, bij Penzance. In het ruige klimaat op de rots werden ommuurde tuinen aangelegd, waardoor er soorten gedijen die anders nauwelijks kunnen overleven. Bij hoog water kan men voor 1 pond per bootje oversteken naar het schattige haventje. Toegangsprijs voor het kasteel 4,60 pond, voor de tuinen 2,50 pond.

Abbey Gardens op het eiland Trescoe, +44 1720 42 41 05, waar 20.000 verschillende soorten planten overleven. Inkom 5 pond.

Voor natuurliefhebbers: de hele kustlijn van West-Cornwall (40 procent daarvan is eigendom van de National Trust en dus streng beschermd), en dan vooral de weg vanaf Cape Cornwall tot Saint Ives.

De Scilly-eilanden met Saint Mary’s, Trescoe en Bryher, maar ook het onbewoonde Samson. Elke ochtend vertrekken kleine schepen aan de kaai van Hugh Town op Saint Mary’s naar de diverse bewoonde en onbewoonde eilanden.

Voor kunstliefhebbers: de Tate Gallery en het Barbara Hepworth Museum met kleine tuin, in Saint Ives waar zich ook het pottenbakkersatelier van de legendarische David Leach bevindt.

Eten & Drinken

In Saint Ives is voor elk wat wils, tot zelfs de betere ‘pub food’. Wie het verfijnder wil, kunnen we Joseph’s,39a Fore Street, +44 1736 79 65 14, aanraden, waar vaak Italiaanse gerechten op tafel komen.

Op Saint Mary’s is het heerlijk maar eenvoudig tafelen in de Mermaid Inn. In de bar hangt nog een reddingsboei van de Torrey Canyon. Het zachte klotsen van de golven is te horen tot bij de tafels. De Atlantic Inn baadt in een soortgelijke sfeer.

Langs de noordkust van Cornwall is het Gurnards Head Hotel in Zennor een aanrader omwille van de sfeer én de visgerechten.

Een uniek uitzicht op Saint Michaels Mount biedt The Godolphin Arms in Marazion, vlakbij Penzance.

Hotels

In Hugh Town, op Saint Mary’s, sliepen we in het bescheiden Godolphin Hotel, +44 1720 42 23 16, dat op wandelafstand van het haventje ligt. In Saint Ives trokken we ons ’s avonds terug in het Chy-an-Albany Hotel, +44 1736 79 6759, dat over zee uitkijkt en een beetje de glorie van weleer ademt.

Een absolute aanrader is het chique en prachtig gelegen Island Hotel, +44 1720 42 28 83, in Old Grimsby op het eiland Trescoe.

Reis

Wie met de wagen naar West-Cornwall wil, is een kleine dag onderweg. Wij vlogen met British Airways, 02 717 32 17, vanuit Brussel rechtstreeks naar Cardiff. Naar het uiterste westelijke punt van Cornwall is het met een huurauto dan nog ongeveer drie uur rijden. Verschillende keren per dag kan men met de helikopter van British International van Penzance naar Hugh Town op Saint Mary’s of naar Trescoe – een vlucht van 20 minuten.

Info

British Tourist Autorithy (BTA), Louizalaan 140, 1050 Brussel

02 626 25 80, fax 02 646 27 26

www.visitbritain.com/be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content