Een bescheiden, maar tegelijkertijd tijdloos en elegant ontwerp – zo kan je Model 31 en 33 van ontwerpster Florence Schust misschien nog het best omschrijven. Chef design Amélie Rombauts duikt in het verhaal achter deze meubelstukken en hun intrigerende bedenker.
Naam: Model 31 (eenzit), Model 33 (sofa)
Ontwerper: Florence Schust, later Knoll, later Bassett (1917-2019) voor Knoll
Eerste uitgave: 1954
De laatste jaren krijgen vergeten designvrouwen de eer die hun toekomt. De rol van Florence Knoll was altijd al duidelijk. Ze was vaak de enige vrouw in de vergadering die ze als president van Knoll Associates voorzat. Vandaar ook haar uitspraak: ‘Ik ben geen decoratrice. De enige plek die ik decoreer is mijn eigen huis.’ Zo maakte ze haar mannelijke klanten en vakgenoten duidelijk dat ze als getraind professional hun gelijke was.
Vaak wordt aangenomen dat ze haar rol in het bedrijf te danken had aan het feit dat ze met ‘de baas’ was getrouwd. Maar dat klopt niet. Hans Knoll, een naar New York geëmigreerde Duitser met een meubelbedrijf, nam haar aan als interieurarchitect in 1941. Ze had toen al een diploma van Cranbrook op zak – waar medestudenten Eero Saarinen, Harry Bertoia, Charles Eames en Ray Kaiser haar de bijnaam ‘Schu’, van Schust, gaven. Daarbij had ze ook gestudeerd aan de Londense Architectural Association en stage gelopen bij Gropius, Breuer en Mies van der Rohe. Pas nadat ze zich vijf jaar later inkocht in zijn bedrijf en ze de naam veranderden in Knoll Associates stapte ze met Knoll in het huwelijksbootje.

Als hoofd van de planningunit deed Florence Knoll vernieuwende zaken: ze gaf kantoren een huiselijke sfeer, iets wat volledig nieuw was, en trok de grootste designnamen aan om voor Knoll te werken. Saarinen, Bertoia, Mies van der Rohe: ze gunde elk van hen de credits voor hun ontwerpen.
Zelf eiste ze weinig erkenning op voor de meubelen die ze bedacht, waaronder dit Model 31/33. Ze noemde ze ‘fillers’ of de ‘meat and potatoes’ van de Knoll-catalogus. Al schuilde daar een pienter idee achter. Haar meubelen waren de stukken die in al hun eenvoud – hetzij in vorm, hetzij in kleur of in textuur – de sculpturale, opvallende starpieces van de anderen wisten te verbinden in een ruimte. De tijdloze stukken die overal in passen en waarop je nooit uitgekeken raakt. Het bewijst dat een bescheiden knol(l) ook de show kan stelen.