Exact honderd jaar geleden ontwierp de Hongaarse designer Marcel Breuer zijn iconische Wassily Chair of B3. Wat maakt de innovatieve stoel zo geliefd?
Je hoeft niet oud te zijn om geschiedenis te schrijven. Soms ben je een jongen van amper drieëntwintig.
We schrijven 1925. Marcel Lajos Breuer – Lajkó voor de vrienden – is een jaar aan de slag als docent bij het prestigieuze Bauhaus. Als Hongaars aspirant-meubelmaker-architect was hij een sterrenstudent gebleken aan de Duitse kunst-, ambachten- en architectuuropleiding van grondlegger Walter Gropius. Die laatste had er dan ook alles aan gedaan om de jonge twintiger te overhalen zijn atelier voor timmerwerk en meubelbouw te leiden.
Na de lesuren blijft Breuer naarstig zoeken naar de meubelen van morgen. Wanneer hij op een blauwe maandag een stoel optrekt uit gebogen staal, geïnspireerd door zijn fiets, weet hij nog niet dat die honderd jaar later een begrip zal zijn. ‘Op dat moment was ik nogal idealistisch’, zal Breuer later laten optekenen in een interview met Knoll, de huidige fabrikant, over het ontstaan van ‘model B3’. ‘Ik kocht mijn eerste fiets toen ik drieëntwintig was. Tegen een bevriende jonge architect vertelde ik dat de fiets een perfect product leek te zijn omdat hij in de afgelopen twintig, dertig jaar niet was veranderd. Hij zei: “Heb je ooit gezien hoe ze die onderdelen maken? Hoe ze het stuur plooien? Je zou het interessant vinden, want ze buigen die stalen buizen als macaroni.”’
Is de stoel nog een gebruiksvoorwerp of eerder een vorm van toegepaste kunst?
Het was die laatste uitspraak die in Breuers gedachten was blijven hangen. Hij wilde onderzoeken of je datzelfde materiaal ook zou kunnen gebruiken voor een meubel. ‘Ik was erg gefascineerd door de transparantie van de vorm. Ik besefte dat de buiging verder zou moeten gaan: enkel gebogen, zonder laspunten, zodat de onderdelen verchroomd en in elkaar gezet konden worden. Zo ontstond de eerste Wassily.’
De Russisch-Franse kunstschilder Wassily Kandinsky, die destijds ook op de Bauhaus-site resideerde, bracht het proces in een stroomversnelling toen hij een stoel bestelde voor zijn persoonlijke vertrekken. ‘Ik was een beetje bang voor kritiek en had eigenlijk niemand verteld over deze experimenten’, aldus Breuer. ‘Kandinsky, die toevallig langskwam in mijn atelier toen de eerste stoel klaar was, vroeg: “Wat is dit?” Hij was erg geïntrigeerd en vervolgens raakte ook het Bauhaus erg geïnteresseerd. Een jaar later had ik het hele instituut ingericht met dit meubilair.’

En de B3? Die zou na de Tweede Wereldoorlog opnieuw worden uitgebracht onder een bijnaam – Wassily, voor de vrienden.
Meubel voor de massa
‘Met deze stoel was Breuer visionair,’ zegt Gustaaf Cornelis, docent ontwerpwetenschappen aan de Universiteit Antwerpen, ‘omdat Breuer een van de eerste designers was die ambacht en industrialisering toegankelijk met elkaar wisten te verzoenen. Hij probeerde iets te maken dat echt tegemoetkwam aan de esthetische en sociale noden van de toenmalige maatschappij als lid van het Bauhaus. Vandaag is gebruiksgemak een absolute vereiste wanneer nieuwe producten worden gecreëerd, toen was dat best revolutionair. Het ironische is dat Breuer en de andere ontwerpers van het Bauhaus eigenlijk meubelen voor de massa wilden maken, maar dat het algauw volledig de andere kant opging en ze vooral bij de elite hun afzetmarkt vonden. Dat zie je nu nog steeds.’
De stoel is vernuftig gemaakt: alles schuift mooi als een puzzel in elkaar.
Vandaag tel je voor een Wassily Chair ongeveer 2200 euro neer, tenzij je voor een van de vele kopieën gaat aan een fractie van de prijs. Wil je een vintage model uit een van de eerste jaargangen, dan mag je snel op het dubbele, drievoudige of zelfs nog meer rekenen. ‘Alles zal afhangen van de staat’, vertelt de Antwerpse stoffeerder en restaurateur Bea Joppen. ‘Vooral het leer is daarbij een bepalende factor.’

In haar carrière heeft Joppen al ettelijke Wassily’s mogen herstellen. ‘Voor ons is het altijd een eer om te mogen werken aan zo’n icoon. Het is een meubel dat zo vernuftig gemaakt is: alles schuift mooi als een puzzel in elkaar, het buizenframe is zelfdragend, de kleine vijzen zijn vrijwel onzichtbaar. Mensen komen vooral bij ons aankloppen wanneer een leuning is doorgezakt of een stiknaad in het leer hersteld moet worden. We proberen de ingrepen bij restauraties zo minimaal mogelijk te houden, omdat je zo’n object in zijn waarde moet laten. Als we bijvoorbeeld een volledig nieuwe zitting zouden moeten maken, vind ik persoonlijk dat je een stuk geschiedenis aantast.’
Er komt dan ook een gezonde portie stress bij kijken wanneer Joppen en haar team haast chirurgisch een vintage stuk een tweede leven geven. ‘We stoppen de vijzen bijvoorbeeld altijd meteen weg in een doosje zodat er geen enkele verloren kan gaan. Je kunt niet snel bij een doe-het-zelfzaak een nieuwe gaan halen, hé.’ (glimlacht)
Wassily Chair tattoo
In de loop der jaren werd de Wassily door tal van andere designers genoemd als inspiratiebron, van Ludwig Mies van der Rohe tot Charlotte Perriand, Eileen Gray en Philippe Starck. Hoewel er ook in museumcollecties en geschiedenisboeken vandaag een consensus bestaat over Breuers genie, was aanvankelijk niet iedereen mee. In de jaren twintig van de vorige eeuw was Breuers ontwerp revolutionair. Misschien té. ‘Mensen sprongen erop tijdens de tentoonstelling om het te vernielen’, herinnerde de ontwerper zich in een later interview. ‘Ze dachten dat de hele wereld ten onder zou gaan met dit meubelstuk.’
De laatste jaren is die afkeuring ver te bespeuren. Breuers meubelen kenden het afgelopen decennium een renaissance. Toen het Bauhaus in 2019 zijn honderdste verjaardag vierde, maakte het modelabel Supreme een eigen interpretatie van de Wassily die vrijwel meteen uitverkocht was.

Datzelfde jaar lanceerde ook Knoll een gelimiteerde editie van vijfhonderd stuks in zwart staal. Ook die was zo populair dat de fabrikant in 2024 nieuwe kleuren voor sommige Bauhaus-designs introduceerde. Zo kun je de B3 nu ook in witte, zwarte en donkerrode lak kopen. Het brillenlabel Neubau vernoemde dan weer een van zijn monturen naar de stoel, terwijl filmmakers hem gebruiken om hun decors compleet te maken – van Promising Young Woman tot X-Men: First Class.
En als je ‘Wassily Chair tattoo’ googelt, krijg je ettelijke beeldresultaten van fanaten die het iconische meubel op hun lichaam lieten vereeuwigen. We zijn er zeker van dat Breuer daarbij even zou moeten gaan zitten. En toch is een echo van de oorspronkelijke kritiek nooit helemaal uitgestorven.

Het ontwerp wordt door criticasters weleens ‘klinisch’ of ‘koud’ genoemd. Ook de Gentse interieurarchitect Pieterjan is er ondanks de cultuurhistorische waarde geen grote fan van. ‘Ik vind het een iets te zakelijk ding. Vrij strak, erg zwart-wit. De reden dat het ontwerp honderd jaar later nog steeds populair is, komt volgens mij doordat het een puur en eerlijk ontwerp is. What you see is what you get: een metalen frame met daarover leer gespannen. Dat zorgt voor een zekere tijdloosheid en het minimalisme waar onder meer de gemiddelde Belg van lijkt te houden. Het werkt vooral in zakelijke omgevingen, zonder emotie, zoals in het bankwezen. De grootste vraag is vooral: in hoeverre is de stoel nog een gebruiksvoorwerp? Is hij niet eerder een vorm van toegepaste kunst die door een bepaalde groep in huis wordt gehaald?’
Toch gelooft ook Pieterjan dat we binnen honderd jaar nog over de stoel zullen spreken. ‘Iets dat goed gemaakt is, zal altijd de tand des tijds doorstaan, zeker als het zo’n erfgoed is.’
Fris design dat goed zit
Er zullen altijd designliefhebbers bestaan die zich een Breuer willen aanschaffen, zoals muziekliefhebbers antieke vleugelpiano’s zullen blijven kopen, treedt historicus Gustaaf Cornelis Pieterjan bij. ‘De stoel is zelfs een kunstobject, intrigerend om naar te kijken. Wat hem daarnaast zo speciaal maakt, is de compositorische eenvoud – een blok dat gekanteld hangt in een ander blok – en hoe weinig Breuer nodig had om het tot stand te brengen, waarbij elk element noodzakelijk is. De Wassily zal niet snel uit de aandacht verdwijnen, hij zal altijd een plekje vinden bij de bovenklasse van onze maatschappij. En binnen honderd jaar zullen journalisten er opnieuw stukken over schrijven, waardoor opnieuw tal van mensen geïntrigeerd raken en er dus eentje in huis willen. Goedkope afgietsels zullen daarbij nooit dezelfde bijzondere uitstraling hebben als een gecertificeerde kopie van deze grandioze stoel.’

Toen Bea Joppen zes jaar geleden de kans zag om twee exemplaren te kopen die in haar atelier werden binnengebracht, heeft ze geen seconde getwijfeld. ‘We hebben ze volledig moeten herstellen, ze hadden zelfs geen bekleding meer. Maar ik zou ze nooit weg doen. Als je het mij vraagt is dat geen stoel, maar een kunstwerk. Het is niet voor niets vernoemd naar Kandinsky. Dat het model nog steeds zo populair is, heeft het te danken aan zijn fris design. En hij zit nog eens goed ook. Het blijft een meubel om mee uit te pakken.’
Zelf zou wijlen Marcel Breuer zijn ontwerp nooit een kunstwerk hebben genoemd. ‘Het is mijn meest extreme werk’, klonk het. ‘Het minst artistieke, het meest logische, het minst gezellige en het meest mechanische.’
Soms heb je gewoon vrienden nodig die je een duwtje in de goede richting geven.