Raphaël Liégeois, toekomstige derde Belg in de ruimte: “Ik moet het licht op een nieuwe manier leren kennen”

VELUX
VELUX
Partner Content

Dit is een partnerartikel. De redactie van Weekend is niet verantwoordelijk voor de inhoud.

08:00 Bijgewerkt op: 08:27

Hij is neurowetenschapper, ballonvaarder en astronaut. En momenteel bereidt hij zich volop voor op zijn reis naar het International Space Station in 2027. Wanneer het zover is, laat Raphaël Liégeois een aantal zaken achter die we hier op aarde vanzelfsprekend vinden. Zoals de zwaartekracht, de tijd… en daglicht. Van kwantumfysica tot de gedichten van Baudelaire en de intensieve fysieke astronautentraining in Keulen: vandaag laten we een man aan het woord die de zon binnenkort zestien keer per dag zal zien opkomen.

Zijn stem is rustig, zijn uitspraak precies. Raphaël Liégeois straalt een rust uit eigen aan mensen die op het punt staan iets te doen dat hun leven volledig zal veranderen, maar die elk aspect ervan tot in de puntjes onder controle hebben. Voorlopig gaat hij in het Europees Astronautencentrum in Keulen door het leven als een quasi normale expat. Zijn gezin is met hem mee naar Duitsland verhuisd en houdt via WhatsApp contact met het thuisfront in België. Op het eerste gezicht leidt hij dus een doorsnee leven… maar in zijn agenda is het aftellen begonnen. Binnenkort neemt hij plaats in de cockpit van een raket en wordt hij de derde Belg in de ruimte. Daarmee treedt hij in de voetsporen van Dirk Frimout en Frank De Winne.

Als we hem vragen naar zijn naderende missie, is het vuur van de straalmotoren of de leegte tussen de sterren niet het eerste waar hij aan denkt. Wel iets subtielers, iets dat terugkomt in zijn werk als neurowetenschapper én in zijn dromen als ruimtereiziger: het licht. “Ik moet het licht op een nieuwe manier leren kennen”, vertelt hij. De zin klinkt bijna als een bekentenis. In het ISS, 400 km boven de aardbol, is de zon niet dezelfde metronoom die sinds mensenheugenis het ritme aangeeft waarop we leven, maar eerder een verblindende schoonheid die aan het tempo van een hemelse stroboscoop verschijnt en weer verdwijnt.

Singapore en de illusie van de eeuwigheid

Om zijn unieke band met het licht te begrijpen, moeten we terugkomen naar de aarde. Voordat hij astronaut werd, was Raphaël Liégeois onderzoeker en reiziger. Hij denkt nog graag terug aan de jaren die hij in Singapore heeft doorgebracht, pal op de evenaar. Daar verandert het dag-en-nachtritme nooit. Twaalf uur dag, twaalf uur nacht. Perfect stabiel en onveranderlijk.

“Je merkt niet dat de seizoenen voorbijgaan”, vertelt hij. “Dat onveranderlijke ritme heeft me iets doen beseffen waar we niet vaak bij stilstaan: het licht werkt als een klok.” Zonder korter wordende decemberdagen en zonder donkere wintermelancholie lijkt het alsof de tijd verwatert. De wereld draait door, maar je verliest uit het oog hoe snel dat gebeurt.

Die ervaring op de evenaar houdt op een vreemde manier verband met wat hij in de ruimte zal meemaken. Want terwijl het dag-en-nachtritme nergens stabieler is dan in Singapore, is die cyclus aan boord van het International Space Station (ISS) een en al chaos. Het ruimtestation draait met 28.000 km/u in een baan om de aarde en legt een volledige ronde af in slechts 90 minuten. Het resultaat: een duizelingwekkend tempo van zestien zonsopgangen en zonsondergangen per 24 uur.

“In het ruimtestation kan het daglicht zijn primaire functie niet vervullen: die van biologische regulator”, licht Raphaël pragmatisch toe. Als een astronaut een luik opent tijdens de slaapuren, kan zijn lichaam door het zonlicht denken dat het middag is. Voor de bemanningsleden van het ruimtestation is het openen en sluiten van de luiken dus even essentieel als het zuurstofbeheer. Alleen door volgens een strak tijdschema kunstmatige nachten te creëren, kunnen ze voldoende slapen. Wanneer ze de luiken weer openen, zien ze het spectaculaire beeld van de wereld die ver onder hen draait.

“In het ruimtestation kan het daglicht zijn primaire functie niet vervullen: die van biologische regulator”

In het duister tasten

Het lijkt misschien tegenstrijdig: om ze op dat teveel aan licht voor te bereiden, traint het Europees Ruimteagentschap (ESA) zijn astronauten… in de absolute duisternis. Dat doen ze met het CAVES-programma, vertelt Raphaël. Tijdens die meerdaagse training dalen de astronauten af in grotten om speleologisch onderzoek uit te voeren, ver weg van het kleinste straaltje zonlicht.

“Het is niet verplicht voor het ISS, maar het is wel een fascinerende oefening”, gaat hij verder. Ver onder de grond zoekt het lichaam naar elk mogelijk herkenningspunt. Door de complete afwezigheid van licht wordt de omgeving een soort laboratorium voor de geest. In die minerale stilte ontdek je pas hoe makkelijk het circadiaans ritme ontregeld kan raken. Alleen wie complete duisternis heeft ervaren, kan de kracht van zonlicht écht waarderen (of net vrezen). Raphaël Liégeois is in elk geval niet bang voor dat ontregelende fenomeen. Integendeel: hij bestudeert het net. Met het vertrouwen van een wetenschapper die weet dat het biologische systeem wel tegen een stootje kan, op voorwaarde dat je er respectvol mee omspringt.

Lichaam in vrije val

Licht is niet het enige fysieke element dat Raphaël op een nieuwe manier moet leren kennen. Dat geldt ook voor de zwaartekracht, of eerder het ontbreken ervan. Met de precisie van een natuurkundige corrigeert Raphaël het woordgebruik. We gebruiken vaak termen als ‘microzwaartekracht’ en ‘gewichtloosheid’, maar in werkelijkheid is er eerder sprake van een “permanente vrije val”. Het ISS ‘valt’ in een baan om de aarde, en de bemanningsleden dus ook.

Maar die eindeloze vrije val eist zijn tol. Als het lichaam zijn eigen gewicht niet moet torsen, takelt het af. “Je botdensiteit kan met 10 tot 15 % afnemen. Dat komt overeen met wat een bejaarde persoon op aarde in twintig jaar tijd verliest”, legt Raphaël uit. Het ISS is geen hotel met panoramisch uitzicht, het is een sportzaal in de ruimte. Het schema is onverbiddelijk: twee uur per dag trainen.

Daarop bereidt Raphaël zich nu voor. Hardlopen, fietsen: het hoort erbij. In gedachten staat hij al op een loopband aan de wand, met elastieken die voorkomen dat hij zichzelf weg lanceert telkens wanneer hij zich tegen de band afzet, of trapt hij al op een fiets zonder zadel. “Beeld je in dat je lichaam een machine is: je traint niet om marathonloper te worden, maar om je motor draaiende te houden.” Astronauten sporten dus om hun lichaam te onderhouden. Ze trainen niet om hun spieren te versterken, maar om te voorkomen dat ze aftakelen.

Het tweespletenexperiment van Young en wereldberoemde gedichten

Raphaël Liégeois komt soms verrassend uit de hoek. Wie zich een technocraat inbeeldt die leeft voor complexe procedures, heeft het slechts deels bij het rechte eind. Dat is het topje van de ijsberg: onder het oppervlak schuilt een dichter en filosoof, een man die Baudelaire uit het hoofd citeert.

“De ondergaande zon kleedt de velden, de kanalen, de hele stad in hyacint en goud.”

“Les soleils couchants revêtent les champs, les canaux, la ville entière, d’hyacinthe et d’or.” Raphaël citeert de zin uit L’Invitation au voyage met vurig enthousiasme. Voor hem is licht niet alleen een elektromagnetisch verschijnsel, maar een emotie. Als ballonvaarder kan hij ervan meespreken: er is niets mooiers dan bij dageraad door de lucht zweven en zien hoe “de nacht vuur vat”. Hij houdt van zulke magische momenten, zelfs al kent hij de wetenschappelijke uitleg erachter.

Zijn enthousiasme wordt nog aanstekelijker wanneer hij een onverwacht onderwerp aansnijdt: het tweespletenexperiment van Young. Dat natuurkundige experiment, dat hij tijdens zijn masteropleiding uitvoerde, is volgens hem nog steeds “een van de mooiste dingen die er bestaan”. Concreet maakt het interferentie zichtbaar: als licht niet wordt waargenomen, beweegt het als een golf die tegelijkertijd door twee spleten gaat. Maar zodra je het probeert te detecteren, gedraagt het zich ook als deeltjes.

In mensentaal? De realiteit verandert afhankelijk van of ze wordt waargenomen of niet. “Dat plaatst vraagtekens bij de manier waarop we de wereld waarnemen”, vertelt hij enthousiast. De waarnemer is niet neutraal. Hij maakt deel uit van de realiteit. Dat is misschien wel de sleutel tot zijn aanstaande missie. Raphaël Liégeois gaat niet de ruimte in om gewoon te experimenteren met vloeistoffen of andere materialen. Hij doet het om de waarnemer te zijn die de realiteit verandert door ernaar te kijken.

De ruimte als spiegel, niet als verovering

Terwijl Amerikaanse miljardairs en Aziatische grootmachten ervan dromen maanbasissen te bouwen en Mars te koloniseren, heeft België een heel andere visie. Als we een vraag stellen over de ‘verovering’ van de ruimte, is Raphaël even stil. Hij stoort zich aan het woord. “In Europa gaan we op verkenning voor het welzijn van de mensheid”, corrigeert hij. Hij doet niet mee aan oorlogszuchtige of imperialistische retoriek. Volgens hem is het ISS een diplomatisch wonder dat ontstaan is uit het puin van de Berlijnse Muur. Het is een plek waar voormalige vijanden hebben geleerd om samen door de ruimte te zweven. Die vrije samenwerking mag niet in het gedrang komen door spanningen op aarde.

Hij vertrekt met wat hij zelf poëtisch een “naïeve geest” noemt. Niet onwetend, maar open. Hij wil niet bevooroordeeld zijn door wat anderen zeggen. Raphaël weet dat hij te maken zal krijgen met het overzichtseffect (of ‘overview effect’), de cognitieve schok die astronauten voelen wanneer ze de aarde zien als een kleine, fragiele bal in het donker. “Dat laat je gewoon niet onbewogen”, zegt hij. “De aarde van zo veraf zien, dat is een wetenschappelijke, filosofische en zelfs spirituele ervaring.” Hij hoopt dat die visie als een spiegel zal werken die ons herinnert aan onze eindigheid en − nog belangrijker − aan het licht dat we uitstralen wanneer we verenigd zijn.

België “is een plezier (en moet dat blijven)”

Deze zin van Les Snuls is niet toevallig gekozen. Op zijn missie neemt Raphaël een stukje van ons met zich mee. Toen hij als kind de avonturen van Dirk Frimout volgde, kon het hem niet schelen of zijn held Vlaming of Waal was, maar nu voelt Raphaël Liégeois wel een nationale verantwoordelijkheid. Het paradoxale effect van werken als expat is dat hij zich in het buitenland hechter met België verbonden voelt. “Ik voel me meer Belg dan Waal”, vertrouwt hij ons toe. Hij wil de belichaming zijn van de Belg die durft, droomt en anderen de hand reikt.

In zijn cabine ter grootte van een telefoonhokje, genesteld in een slaapzak die met een haakje aan de muur hangt, sluit Raphaël Liégeois de ogen. Aan de andere kant van het afgedekte raam komt de zon op en gaat ze onder, steeds opnieuw, zonder zich iets aan te trekken van de nachtrust van de bemanning in het ruimtestation. Maar binnenin zet de derde Belgische astronaut zijn werk verder. Dat van een man die op zoek is naar het licht. Niet om het te bezitten, maar om het door zijn hele lichaam te laten stralen. Om eindelijk te doorgronden wat het te zeggen heeft als we het niet meer als vanzelfsprekend, maar als een eeuwige bron van verwondering beschouwen.