Jean-Paul Mulders
‘We zijn mislukte Elon Musks geworden, terwijl wij vroeger helden waren van het luchtruim’
Ik kijk vaak naar de lucht nu, in het holst van de nacht als ik de slaap niet kan vatten. Op het bed ligt dan het kille licht dat maneschijn genoemd wordt. Het heeft een romantische reputatie, maar ik vind het nogal afstandelijk. Het woordenboek kent het merkwaardige gezegde: ‘iets uit het maneschijnbos halen’. Dat schijnt te betekenen ‘stilletjes wegnemen op verboden grond’. Ik doe dat zelden, maar vind het een mooie uitdrukking. Ik verlang ernaar vaker in het maneschijnbos te kunnen wandelen.
Overdag, bij zonneschijn, leg ik mijn dochter van negen de werking van eb en vloed uit. Staan de zon en de maan op één lijn, dan krijg je het verschijnsel springvloed. Mijn dochter vindt zulke dingen interessant, maar minder ontzagwekkend dan ik ze als kleine jongen vond. Ik was het type dat piloot wilde worden, maar helaas al vroeg een bril nodig had. Toch fantaseerden we over de bouw van ruimtetuigen die werden aangedreven door motoren van afgedankte Porsche-sportwagens. Ze zouden ons wegvoeren naar mooiere plekken, waar wij woordeloos de storm op Jupiter of de ringen van Saturnus konden bewonderen.
We zijn mislukte Elon Musks geworden, terwijl wij vroeger helden waren van het luchtruim.
De jongen met wie ik samen die raketten bouwde, heeft jaren geleden besloten dat hij het sop hier op Aarde de kool niet waard meer vond. Zelf beleef ik gelukkig nog tal van avonturen. Ik ontmoet wildvreemden en bak omelet met vegan spekjes. Volgens de verpakking zijn zij ‘rijk aan eiwit, vezels en ijzer’.
We zijn mislukte Elon Musks geworden, terwijl wij vroeger helden waren van het luchtruim. We dweepten met de Amerikanen en speelden ‘B-52’, een type van stratosferische bommenwerper. We tekenden hoogtemeters en kunstmatige horizons op grote kartonnen borden, en gebruikten stofzuigerstangen als stuurknuppel. Je verzwijgt dat beter voor je kinderen: dat papa, toen hij hun leeftijd had, overal ter wereld bommentapijten wilde gaan leggen. Soms schaam ik mij daarvoor met terugwerkende kracht. Het was allemaal de schuld van de strips van Buck Danny, een kolonel van de USAF. Die vliegenier was zo gespeend van menselijke fouten dat zelfs zijn tekenaar hem oervervelend vond – zo las ik jaren later tot mijn grote onthutsing.
De jongen met wie ik samen raketten bouwde, heeft jaren geleden besloten dat hij het sop hier op Aarde de kool niet waard meer vond.
Er bestaat ook een newwaveband met de naam B-52’s. Love Shack is hun grootste hit. Als kind dacht ik dat de leden van de band net zoals ik dweepten met de luchtmacht. Nu pas kom ik erachter dat de B-52’s hun naam ontleenden aan de pruiken die hun zangeressen droegen. Dat is een hele opluchting. Pruiken zijn leuker dan bommenwerpers.
Mijn dochter is vredelievender dan ik op haar leeftijd was. Ze maakt een schilderij waarop de zon lacht en de giraffen blij zijn. Gelukkig staan er geen mensen op, want mensen produceren voornamelijk afval en decibels. In onze straat weerklinkt al weken het geratel van drilboren. Er rijdt zo’n pletwals rond die alles kan verbrijzelen. Een van de werkers heeft ogen zo blauw als de Wannsee. Zijn postuur doet mij denken aan de zanger van Rammstein.
In het natte cement, nabij het rioolputje, heeft iemand ‘N loves M’ geschreven, om de liefde sneldrogend te vereeuwigen.
Ergens las ik: ‘maanstof is notoir kleverig’.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier