‘Heb jíj misschien rondgekletst dat ik een cokeverslaving heb?’, vroeg een collega mij op een feestje. Ik viel zo uit de lucht dat ik een fractie van een seconde dacht dat ze een kookverslaving bedoelde – zo ver stond het verschijnsel van mij af. Drugs zijn niet mijn ding. Nooit geweest. Ik vind het bestaan al beklemmend genoeg zonder scheikundige dromen. Coke, ketamine en lachgas: ze veroveren een wereld waarin met de dag minder te lachen valt. Zowat nergens vind je in het rioolwater meer sporen van drugs dan bij ons.
Op dat vlak ben ik een onbeschreven blad, al heb ik een boek gepubliceerd over een dichter die zich op zijn eenentwintigste de onsterfelijkheid inspoot met een overdosis cocaïne. ‘We zagen de spraakwatervallen van Speed’, noteerde hij in het gedicht Toerisme. ‘Hangende tuinen, verre sterrebeelden die toch nabijer dan medereizigers waren / In een bus vol naasten bezochten we / en werden bezocht door nachtmerries / Visioenen van heiligen en engelen zongen ons doof en we ontwaakten in hotel Harmonie.’
Dat leek mij geen roetsjbaan waarop ik wilde zitten. Soms voel ik ook wel de drang om te ontsnappen, maar tot dusver lukt dat met wat ik vind in de supermarkt. Het verbaast me soms wel: dat eerste gangpad in de Colruyt. Een walhalla van wijn en sterkedrank. Eerst de flessen, dan pas de kikkererwten en de ananas.
Waarom verlangen we zo naar verdoving en roes? Ik vraag het mij soms af. Zit de lelijkheid er voor iets tussen? Misschien zijn bewustzijnsveranderende middelen de prijs die we betalen om te kunnen overleven in een wereld vol banaliteiten: de files, de wachtmuziekjes, de smalltalk, de koopzondagen, de leugens, de conservatieve kardinalen en de wegwerpcultuur van liefde en sneakers.
‘Voorzichtig’ is mijn mantra geworden, ook al verafschuw ik het mijzelf dat telkens weer te horen zeggen.
In mijn apenjaren – zo noemden ze bij ons de puberteit – liet ik drugs ook al links liggen, maar roekeloos was ik soms wel. De puberteit is een draaikolk, en je weet nooit welk bootje erdoor zal worden opgeslokt. Ik ontsprong de dans, terwijl anderen verongelukten met hun opgefokte brommer. Eén vriend werd in de Dronckaertstraat doodgereden door een automobilist die zo zat was als een garnaal. Dat vond ik tragisch. Je kunt door een dronkaard van de weg worden gemaaid in de Stalingradlaan of desnoods op het Madeliefjesplein. Maar toch niet – of all places – op een plek die haar naam eraan dankt? Pas later las ik dat de Dronckaertstraat sinds mensenheugenis bekendstaat als smokkelweg voor boter en tabak. Ze zou vernoemd zijn naar de Franse gemeente Roncq, niet naar een individu dat te veel dronk.
Die herinneringen verbleken intussen. Het drama is geslonken tot een weemoedige glimlach in een fotoalbum. Ik heb nu een dochter die zich in het wegverkeer waagt, bij mijn weten bloednuchter. Ze glimlacht en sputtert niet tegen als ik haar de fietslampjes aanreik die ik altijd in de lade heb liggen, voor als zij die weer eens is kwijtgespeeld. Ze fietst de nacht in zonder nog om te kijken, haar haren wapperend in de wind. Het gebruik van een helm heeft ze altijd geweigerd. ‘Voorzichtig’, roep ik haar na vanuit het deurgat – maar ze heeft haar koptelefoon al op.
‘Voorzichtig’ is mijn mantra geworden, ook al verafschuw ik het mijzelf dat telkens weer te horen zeggen. Het glipt uit mijn mond voor ik het weet, als een bezwering waarmee ik hoop haar nog even te kunnen beschermen. Haar kompas wijst echter de juiste richting aan, trefzekerder dan het mijne ooit heeft gedaan. Zij rookt niet, studeert hardop en gretig en huivert van de tattoos die de generatie vóór haar zich gewillig laat zetten op ribbenkasten of enkels. No future is niet aan haar besteed, ondanks de dreiging van oorlog en klimaat.
Het is zaterdagavond, in de straten hangt hitte en gejoel. Aan de hemel staat een breekbare maansikkel. Ik ga terug naar binnen en prevel nog een laatste keer ‘voorzichtig’, meer om met mijzelf de draak te steken dan omdat ik denk dat het helpt.
Dan schrijf ik dapper verder aan het cokeboek voor mijn dochters. Recept nummer eenenzestig: linguine met zeevruchten.
Lees ook: ‘De wereld is niet zwart-wit, aan beide kanten staan zowel helden als schurken’