Jean-Paul Mulders
‘Mijn favoriete eetgelegenheid werd gekocht door een projectontwikkelaar die niet gelooft in gesprekken tussen mensen’
De radio bericht over meerwaardebelasting en over Red Sebastian. Ik breng een bezoek aan mijn kameraad de schoenmaker, hoeder van een eeuwenoud ambacht dat nu naar adem hapt. Er worden nog lederen schoenen gedragen, maar de sneaker is koning. Daar valt niet veel aan op te lappen.
Ik toon de schoenmaker mijn lichtbruine bottines met donkerbruine top die stilzwijgend uit de mode zijn geraakt. ‘Ze noemen dat nasa del clown’, weet hij. ‘Het is een hele tijd geleden dat ik zo nog een paar zag.’
Nu ik weet dat het clownsneuzen zijn, durf ik er zeker niet meer mee op straat te komen. Weggooien is echter zonde, dus vraag ik of hij ze helemaal in het donkerbruin kan steken.
‘Dat is zeker mogelijk’, zegt de schoenmaker. ‘Ik was ze eerst af met aceton en zet er dan drie grondlagen op.’
Ik kom graag bij de schoenmaker. Zijn zaak is een haven van het vrije woord en een bastion van menselijkheid. Je kunt er terecht om een partij te schaken. Er staat een boekenruilkast en soms tipt hij mij een titel, bijvoorbeeld De knetterende schedels van Roger van de Velde.
Lees ook: ‘Toen ik de arbeidsmarkt betrad, wemelde het er van de bazen die zich als etters gedroegen’
De schoenmaker zit nooit verlegen om een anekdote, zoals het verhaal dat hij van een cipier in de vrouwengevangenis hoorde. Een gedetineerde was ontevreden met haar uiterlijk. ‘Ze klaagde dat ze depressief werd zonder boezem’, zegt de schoenmaker. ‘Haar psychiater volgde haar daarin. Hij heeft haar nieuwe borsten voorgeschreven.’
Hij steekt zijn handen voor zich uit als omklemde hij twee voetballen. ‘Ze loopt nu rond met zulke tuuters – op kosten van de staat.’
Ik kan mij schandelijker dingen voorstellen om belastinggeld aan te verspillen dan aan een paar nieuwe borsten.
Ik kan mij schandelijker dingen voorstellen om belastinggeld aan te verspillen, maar het gesprek is al aanbeland bij een kennis die onlangs blijkt te zijn gestorven. De laatste keer dat ik hem zag, vertelde hij over clandestiene zenders en Duitse soldaten in sidecars. ‘Hij is negentig jaar oud geworden,’ zegt de schoenmaker, ‘en hij laat een volière na met driehonderdvijftig vogels. Het was een gedoe daar opvang voor te vinden.’
Op het doodsprentje staart een papegaaiachtige op een tak peinzend in de verte. ‘Vrij als een vogel vloog jij weg,’ luidt het bijschrift, ‘naar een plek hoog daarboven.’
Waar vind je nog mannen met een volière die meeslepend vertellen over de oorlog? Ik heb een zwak voor dat soort laatsten der Mohikanen. Tot voor kort telde mijn kennissenkring, behalve de laatste horlogemaker van Gent, ook de oudste kapper van het land. Die is helaas gestorven en zelfs mijn favoriete eetgelegenheid werd onlangs opgedoekt. Het pand is gekocht door een projectontwikkelaar die de dingen liever regelde via advocaten. ‘Ik vind dat allemaal wel charmant’, zei hij tegen de uitbaatster, terwijl hij haar zaak opnam, met de borden in vrolijke pastelkleuren en het apparaatje om olijven te ontpitten. Met de glimlach voegde hij eraan toe: ‘Maar gesprekken tussen mensen, daar geloof ik niet echt in.’
Hoe minder er wordt gesproken, hoe sterker ik verlang naar woorden die levend en oprecht zijn. Ze helpen tegen de boze droom die ik de laatste tijd soms heb. Ik dwaal dan rond, ergens in de schemering, en het voelt alsof er niemand op de wereld is.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier