Jean-Paul Mulders

‘Als je jong bent denk je dat leeftijd een onvervreemdbare eigenschap is die je hebt gekregen voor het leven’

Jean-Paul Mulders Columnist voor Knack Weekend en schrijver


Je hebt van die mensen die je week goed maken, ook al zijn die zich daar zelf niet van bewust. Bij mij was dat het meisje dat ter hoogte van het Gravensteen met haar voorband in de tramsporen sukkelde. Ik zag hoe ze waggelde op haar wielen, de situatie nog even leek te kunnen rechttrekken, maar dan onherroepelijk aan de zwaartekracht ten prooi viel.

Ze zweefde door de lucht als in slow motion, in die ene, ijzingwekkende seconde als de oorzaak zich heeft voorgedaan en je wacht op de gevolgen. Wat mij het meest verbaasde: tijdens het vallen week de glimlach niet van haar gezicht. Ze lachte zelfs nog toen haar wang de kasseien raakte, alsof de wetten van de fysica niet meer dan een flauwe grap waren.

Ze vlijde zich neer aan mijn voeten als was de straat een donzig hoofdkussen. Ze stond recht, ongerept en ongeschonden, en klopte het stof van haar kleren met twee trefzekere bewegingen. ‘Dank je wel’, zei ze met een Nederlands accent toen ik haar fiets aanreikte, stapte op en vervolgde blijmoedig haar weg.

De goede luim van de valpartij trof mij, in deze wereld waarin zoveel mensen kijken alsof zij bezocht worden door bijbelse plagen of de klok rond met aambeien worstelen. Dit meisje was gezegend met een opgeruimd karakter en zelfvertrouwen. Of misschien was het gewoon de kracht van de jeugd die ik zag.

Typisch aan jong zijn, is dat je het vanzelfsprekend vindt.

Het is dit, stelde ik vast, dat we soms verliezen met de jaren: de kunst ten val te komen en met de glimlach weer recht te krabbelen. Dat hoort bij het wondere verschijnsel dat jong zijn wordt genoemd. Typisch daaraan, meen ik mij te herinneren, is dat je het vanzelfsprekend vindt. Je denkt dat je leeftijd een onvervreemdbare eigenschap is die je hebt gekregen voor het leven.

Je ziet de ouderen om je heen, vol rimpels, spataders en zwabberende ‘kipfilets’ aan de bovenarmen. Je weet dat dat lot jou ook wacht – in theorie tenminste, want als je jong bent, is de medemens op jaren een ander universum. Het is een deerniswekkende diersoort zoals de neusaap, de blobvis of de pangolin, van wie de huidschubben als dakpannen over elkaar liggen.

Je bent je ervan bewust dat zulke dieren bestaan, maar het komt nooit in je op dat je er op een dag een zou kunnen worden. Die dag is dichterbij dan je denkt. Tempus fugit, lees je soms op klokken. De tijd vliegt en voor je het weet ben je zelf zo’n oudere waarin een jongere zit verborgen, die zich afvraagt wat er in godsnaam is gebeurd.

Maar om niet af te dwalen van die vrolijke valpartij: daaraan denk ik deze week als ik dingen lees die mij somber stemmen. Het valt niet mee te blijven lachen, voor wie het nieuws volgt van The Washington Post tot de Krant van West-Vlaanderen. Straks vieren we weer Halloween met kunstbloed, namaakspinnenwebben en een skelettenset van bij de Flying Tiger – terwijl er zo toch al genoeg was om van te griezelen. Als ik de krant lees, denk ik soms: hell is empty and all the devils are here.

Het was slechts een lachend meisje, maar ze liet mij zien dat de magie nog niet uit de wereld is. Het is een fijne gedachte dat er oorzaken zijn zonder gevolgen en dat je kunt vallen zonder je zeer te doen.

Lees ook: ‘Het zou helpen mochten mensen even welwillend voor elkaar zijn als voor hun kinderen’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content