Jean-Paul Mulders

‘Ik vind het lastig mijn dochter te zeggen dat er ook volwassenen zijn die ervan genieten kinderen pijn te doen’

Jean-Paul Mulders Columnist voor Knack Weekend en schrijver

Er ligt een laagje grijze sneeuw op de daken van het prinsessenkasteel in een hoek van de huiskamer. Daar heeft zich stof verzameld nu mijn dochters het onbeheerd hebben achtergelaten, met zijn schatkist vol goudstukken en bewoners die verweesd voor zich uit staren. Het begon toen de oudste niet meer wilde spelen met prinsessen. De jongste vond dat toen een drama, nu kijkt zij er zelf niet meer naar om. Ik overweeg het kasteel af te stoffen en op te bergen voor het nageslacht, maar zij verdedigt koppig dat het moet blijven staan. Ik respecteer haar verlangen en troost mij met filmpjes van vroeger, waarin zij scenario’s uitwerkten met roofridders en jonkvrouwen. Ik bakte pannenkoeken en er viel zon in de huiskamer.

‘Te groot voor de poppen te groot voor de merels – te klein voor de liefde te klein voor de kerels’, zong Paul van Vliet in zijn liedje Meisjes van 13. Mijn jongste staat er zelf nog van te kijken dat zij opeens minder belangstelling voor speelgoed dan voor kleren heeft. Zij komt nu alleen van school met de tram. ‘Voor kinderen stoppen ze gemakkelijker’, toont ze mij trots bij het zebrapad. Het is waar dat volwassenen voor haar vlugger remmen dan voor iemand zoals ik, bij wie het beste er toch al af is. Ik vind het lastig haar te zeggen dat er ook volwassenen zijn die ervan genieten kinderen pijn te doen. Ik las daarover in de krant en wendde vol walging het hoofd af. Doorgaans probeer ik het motto te huldigen van commissaris Maigret: comprendre, ne pas juger. Sommige mensen maken dat echter moeilijk. Ik weet niet of ik mij zou kunnen beheersen mocht ik zulke volwassenen tegenkomen in het donker.

Als de twijfel mij bekruipt over mijn soortgenoten, dan denk ik aan mijn grootvader.

Als de twijfel mij bekruipt over mijn soortgenoten, dan denk ik aan mijn grootvader die mij lang geleden leerde lopen. Hij heeft het mij vaak genoeg verteld, met een ontroering die groeide naarmate de kanker zijn ingewanden aantastte: hoe hij mij neerzette in een hoek van de kamer, zelf in de andere hoek ging zitten en zijn armen uitnodigend naar mij uitstrekte. ‘Menne mô, manneke’, zei hij dan. In ons dialect betekende dat: ‘Kom maar naar mij toe.’

‘En je kwám naar me toe’, zei grootvader dan, met tranen in zijn ogen en een stem die brak. Hoe zieker hij werd, des te gemakkelijker schoot zijn gemoed vol. Het was een ontroering die ons soms ergerde. We keken hem dan verstoord aan en zegden: ‘Peter toch.’ Nu wou ik dat ik het hem nog een keer kon horen vertellen.

Mijn grootvader was wever van beroep en later manusje-van-alles in het ‘nieuwe oudemannenhuis’, zoals dat werd genoemd na de afbraak van het oude oudemannenhuis. Hij heeft in zijn leven geen eigendom verworven, geen boeken geschreven, noch potten gebroken in wetenschap of sport. Maar hij was proper op zichzelf, zong tijdens de afwas en voelde zich apetrots omdat hij een kind had leren lopen. Hij was het soort man bij wie je kinderen onbezorgd kunt achterlaten. Zulke mannen zijn zeldzaam geworden en ook ontroering lijkt minder vaak voor te komen. Ik denk aan hem als anderen mij ontgoochelen: er zullen altijd zielen zijn waarop je kunt vertrouwen.

Intussen loopt de oorlog uit de klauw, zoals oorlogen gewoon zijn te doen. Ik voel mij verkouden, mijn kapper neemt de telefoon niet op en in de Stille Oceaan hebben wetenschappers een nieuw soort kraakbeenvis ontdekt. Tussen al die verschijnselen schijnt geen verband te bestaan. Ik hou mij vast aan de takken van de bomen en vraag mij af waarom wij niet overeen kunnen komen, voor de korte tijd die ons hier is beschoren.

Australaziatische smalneusspookvis, werd de pas ontdekte vis gedoopt: harriotta avia in het Latijn. Een vrouwelijke doctor met felle oogopslag zei dat zij de ontdekking erg opwindend vond. ‘Avia betekent grootmoeder’, verklaarde de onderzoeker, en zij liet een foto zien van haar oma die niet meer in leven was. ‘Ik wil haar de erkenning geven omdat ze mij trots heeft gesteund tijdens mijn carrière als wetenschapper.’

Dat vond ik schoon. Bij gebrek aan vis, draag ik dit stukje aan mijn grootvader op.

Lees meer over:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content