Jean-Paul Mulders
‘Het is een ongelofelijke luxe in een land te leven waar een cavia beweend kan worden’
Mijn ex belt mij, ik hoor gekraak en gebroebel en dan alleen de woorden: ‘… is gestorven’.
De verbinding valt weg, mijn hart slaat een tel over. In de tijd benodigd om terug te bellen, denk ik aan iedereen die dood kan zijn en van wie mij dat onaangenaam zou treffen: haar vader, haar moeder, haar nieuwe partner, de oma die al een tijd sukkelt met haar gezondheid en zelfs min of meer de paus, Niels Destadsbader of Hugo Claus – mocht die laatste niet lang geleden al naar overluchtse oorden zijn vertrokken.
Als ze terugbelt, blijkt het gelukkig slechts de cavia te betreffen. Ik haal opgelucht adem, mijn dochter echter is er het hart van in. Zij huilt tranen met tuiten, zoals dat werd genoemd in schoolopstellen.
Kunst is haar manier om verdriet te bezweren, en later die dag maakt ze een hele mooie tekening. Daarop staat de cavia in een wolk van pastelkleuren, tegen een hemelsblauwe lucht en het geel van korenvelden dat doet denken aan de vlag van Oekraïne. ‘Ik vergeet je nooit, mijn klein kampioentje!’, heeft zij erbij geschreven. ‘Je maakt nog deel uit van het gezin.’ En: ‘Ik weet dat je voor altijd over ons waakt.’
Als er nog iemand oprecht naar je lacht, is het niet zelden iemand met een verstandelijke beperking.
Er wordt wel een zware taak op de schouders van dat arme knaagdier gelegd, denk ik met de scepsis die de volwassenheid brengt. Maar ik hoed mij om daarmee te spotten, want het gaat hier om dingen waar deze wereld een schrijnend gebrek aan heeft. Zuiverheid van hart, bijvoorbeeld, en trouw over het graf heen – eigenschappen die je vooral bij kinderen vindt. Je wordt gehard en gehaaid met de jaren, verruwd en vereelt om het grootste onrecht te kunnen aanvaarden. Als er nog iemand oprecht naar je lacht, is het niet zelden iemand met een verstandelijke beperking.
Ik vind het een wonder dat het in dezelfde wereld kan bestaan: een kind dat rouwt om zijn huisdier en wat ik op de televisie in Gaza zie. Het is een ongelofelijke luxe in een land te leven waar een cavia beweend kan worden. ‘Hermelien’, antwoordt mijn dochter verontwaardigd, als ik vraag hoe het diertje ook alweer heette. Ze vindt het onvoorstelbaar dat ik zoiets kan vergeten.
‘Ik vind het heel erg van Hermelien’, troost ik haar met de listigheid van wie heeft geleerd dat de ene zijn dood de ander zijn brood is, ‘maar misschien komt er nu ruimte voor een ander huisdier’. Ze antwoordt dat ze waarschijnlijk kippen gaan houden en dat zij daar graag een haan bij zou zien. ‘Dat ziet mama niet zitten, omdat je dan ruzie krijgt met de buren. Maar ik wil graag kuikentjes.’
Ik vertel haar over kuikentjes van lang geleden, waarmee ze dingen deden die nu strafbare feiten zouden zijn. De kuikens werden met een spuitbus rood, blauw of groen gespoten. Je kreeg ze van de kleuterklas in een kartonnen doos mee naar huis. Daar scharrelden ze een tijdje rond, rillend onder een lamp, om dan onveranderlijk aan hun einde te komen.
Mijn dochter kijkt naar mij als naar zo’n foltertuig dat zij heeft gezien in het Gravensteen. ‘Een blauw kuiken: waarom zou iemand zoiets zelfs maar wíllen?’
‘Dat weet ik niet’, moet ik toegeven. ‘Maar ik begrijp veel niet van wat mensen willen en doen.’
Binnenkort is het Pasen, het feest van nieuw leven, hoop en goedkope chocolade. Ik veeg de kruimels van de tafel en denk aan mijn oma die allang is gestorven. Zij maakte mijn brooddoos en stopte mijn sokken, maar vond er ook een raar plezier in om mij enge dingen op de mouw te spelden. Zo heb ik lang geloofd dat de paasklokken, als je ze in hun vlucht betrapte, je ogen kwamen uitpikken.
In een artikel over de zoektocht naar buitenaards leven lees ik de wonderlijke zin: ‘Het heelal is immens groot en alles wat je kunt bedenken, gebeurt wel ergens.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier