Jean-Paul Mulders
‘Het zou helpen mochten mensen even welwillend voor elkaar zijn als voor hun kinderen’
De zon schijnt en ik rijd met de fiets door de stad ter hoogte van herberg Salon Napoléon, waar vroeger oud-strijders van Napoleon samenkwamen. Nu is de herberg omgedoopt naar De Walrus.
‘Veel mensen vinden dat…’, hoor ik een vrouw tegen haar zoontje zeggen, welwillend zoals mensen de wereld aan kinderen uitleggen. Wát die vele mensen volgens de vrouw vinden, gaat verloren in de wind, maar ik hou van de manier waarop ze het zegt. Het zou helpen mochten mensen even welwillend voor elkaar zijn als voor hun kinderen.
In een dreef met bomen langs het water zijn afbraakwerken aan de gang. Vroeger zag ik de schoonheid van stof dat danst en dwarrelt in de zon. Nu houd ik mijn adem in en denk: hier wordt toch geen asbest onoordeelkundig gesloopt? Dat is wat lang genoeg leven doet met een mens. Ik heb een vrouw gekend van in de tachtig die iedereen een smeerlap of een schijnheilige noemde. Ze had te veel meegemaakt om nog te geloven in goede intenties. Ze zag de wereld als een maskerade, zoals James Ensor in zijn werk.
Ik vond dat toen overdreven, maar op sluipende wijze ben ik ook minder vergevingsgezind geworden dan vroeger. Waarschijnlijk een keer te vaak het gat afgeschoten, zoals het West-Vlaams het met zijn onnavolgbaar idioom noemt als iemand je te grazen heeft genomen. Mijn geloof in de mens heeft een knauw gekregen. De luxe van naïviteit ligt nu bij mijn dochters. ‘Zo negatief’, fronst die van zeventien soms, als ik haar vergast op een opmerking die niet lovend is voor een mens of een deel van de mensheid. Ik hoor haar dat graag zeggen. Soms herhaal ik het hardop als ik mijzelf betrap op een donkere gedachte. Ik moet dan glimlachen en zie de dingen op slag vrolijker in.
Bij vergeten groenten proef je meestal wel waarom ze vergeten zijn geworden. Ze smaken flets of flauw, maar bij vergeten schrijvers is dat anders.
Ik vind het prachtig dat elke generatie weer met een schone lei kan beginnen, zonder de wijsheden die haar voorgangers tot hun schade en schande hebben verworven. “Ik héb je niets aan te raden”, las ik in een boek dat de inmiddels vergeten schrijver Clem Schouwenaars richtte aan zijn opgroeiende dochter. “Waar zou ik die verwaandheid en verwatenheid vandaan halen? Omdat ik al een groter aantal jaren op de wereld ben? En dan? Als algemene regel wordt aanvaard dat ouderen meer levenservaring hebben. Kan best zijn. Maar wat houdt dat in? Dat ouderen, volgens alsmaar verder uiteenlopende curven, steeds met meer kwaad dan goed geconfronteerd zijn geworden, met meer dwaasheid dan wijsheid. Dat zij steeds meer door de wereld en de samenleving zijn aangetast geworden. Wanneer zij jongeren, nog minder geteisterd, iets willen aanraden, dragen zij dus op hen de virussen van hun eigen aantasting over.”
Bij vergeten groenten proef je meestal wel waarom ze vergeten zijn geworden. Ze smaken flets of flauw, maar bij vergeten schrijvers is dat anders. Je kunt iemand herontdekken en van de ene herkenning in de andere vallen.
Je leert ook woorden die uit de mode zijn geraakt. Verwatenheid, bijvoorbeeld, heb ik moeten opzoeken. Ik meende even dat het een drukfout was, maar tot mijn verbazing stond het gewoon in het woordenboek: “opgeblazen hoogmoed”.
Het is raar hoe een woord kan verdwijnen terwijl het actueler dan ooit is.
Lees ook: ‘Gisteren ververste ik de luier van mijn dochter, nu fluiten mannen haar na op straat’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier