Nathalie Cardon
‘De duif vertrok geen vogelspier toen ik met mijn armen wapperde. Hij was gekomen om zich te wreken’
Nathalie Cardon vindt niks te banaal voor een goed verhaal.
āHet zijn vliegende rattenā, had ik gezegd. Het had de sfeer aan tafel geen goed gedaan. Een van mijn gasten riep: āDuiven zijn onschuldig, het vuilste dier op aarde is de mens!ā, waarop ik mompelde dat daar iets in zat. Het leek me niet het geschikte moment om als dierenhater weggezet te worden en het was ook hun probleem niet, dat ik die middag urenlang het terras had staan schuren, met mondmasker op omdat er volgens Google virussen konden vrijkomen. Een sisyfusstrijd tegen groene kak, witte kak, verse kak en medaillons die er al even waren en nooit meer weg zouden gaan. In de diepste stront waadt een mens alleen rond.
Toen iedereen naar huis was, ging ik op het terras staan. Een momentje met mezelf in het donker. Iets keek. Ik keek terug. Een duif, met een pluimendek als een verrafelde bontjas, leek licht te geven op de hoek van de tuintafel. Hij vertrok geen vogelspier toen ik met mijn armen wapperde. Hij was gekomen om zich te wreken. De schrik van de buurt, de koning van het tafelkleed. Ik nam een foto en vluchtte naar binnen.
Het besef kwam pas de volgende ochtend: een vogel die blijft zitten waar hij zit, doet dat meestal niet omdat hij een machtsspel met je speelt. Mijn gevederde vijand had zich nu onder een tuinstoel verschanst, nog steeds vies maar vooral zielig. Elke impuls tot wormen pikken of vrouwtjes lastigvallen had hem verlaten. Dit was een beest dat ging sterven in de natuur, in een wereld vol beton.
De duif vertrok geen vogelspier toen ik met mijn armen wapperde. Hij was gekomen om zich te wreken.
Vanaf welk moment trek je je het lot van een ander aan? De versleten hoop veren voerde zijn danse macabre steeds dichter bij onze tuindeur uit ā rondjes draaiend rond zijn as, waarna hij weer verzonk in roerloosheid. Vliegen begonnen hem interessant te vinden. āWe kunnen wel doen alsof het ons probleem niet is, maar dat is het welā, zei ik tegen mijn vriend. Ik had een hekel aan het dier dat zich opdrong, maar nog meer aan de twee mensen die niets deden. Er kwam een gitzwarte gedachte in me op. Wat als deze zieltogende gevleugelde op zijn kop zou worden gescheten door zijn eigen familieleden? Dat deed het ām. Ik belde de vogelbescherming en antwoordde āmja, misschienā op het gebod āzelf brengenā.
Ik zou de vanger zijn, mijn vriend hield de doos vast. We hadden het plan doorgesproken. Doek over vogel, vogel in doos, doek uit doos trekken, ducttape op doos. Auto in, ramen open. Hopen op niet kantelen doos. Een klus die zo vlot te klaren bleek dat het iets droefs had: een bijna dode vogel fladdert amper en weegt minder dan niks. Je draagt een ziel in je handen. Toen we aanbelden bij een tuintje vol voliĆØres, schaamde ik me. āHij is er erg aan toeā, kondigde ik aan. De man, van wie vermoed kon worden dat hij het begrip Vogelbescherming in zijn eentje invulde, zag mij niet. Hij zag een schat. āOh, dat is een jong bosduifke!ā Vanaf dan ging het snel. Onze vracht verdween in een pastelgroene kooi om katten in te vervoeren. We moesten ons mailadres achterlaten. Daarna was het duidelijk dat Vogelbescherming liever alleen was met de vogel. āHij sterftā, zei ik nog. āHij wordt grootgebracht door de restā, klonk het beslist. āMaar eerst moet ām efkes bekomen.ā
Hij gaat het ons laten weten. Hoe het verder gaat met Barely Alive, zoals mijn vriend onze gewetenstest noemde, door mij verkeerd verstaan als Barry White. Plots leven we van de hoop. Dat Barry het er niet bij laat zitten, dat zijn doffe oogjes langzaam beginnen te sprankelen, dat hij meekan met de groep. In afwachting heb ik het terras geschrobd. Die krans van witte vlekjes waar hij zo lang heeft gezeten. Het moet weg. Maar wat valt het me zwaar.
nathalie.cardon@knack.be
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier