Van de leeuw en de moederolifant
In het wapen van de kleinste monarchie van Afrika zijn ze prominent aanwezig : de leeuw als symbool van de koning, de vrouwtjesolifant die de koningin-moeder voorstelt. Samen regeren Mswati III en de Ndlovukazi over een land met een prachtige natuur en onthutsende contrasten.
Eerlijk is eerlijk : toen de uitnodiging kwam om Swaziland te gaan verkennen, heb ik voor alle zekerheid even in de atlas gekeken. Lo and behold, daar lag het, ingeklemd tussen Zuid-Afrika en Mozambique : het kleinste land van de zuidelijke hemisfeer, een van de laatste resterende koninkrijken van het Afrikaanse continent. Ooit een Brits protectoraat, sinds 1968 onafhankelijk. Oppervlakte : circa 17.000 vierkante kilometer, bevolking : circa 1.100.000. Levensverwachting bij de geboorte : 32,62 jaar. Dalend. Veertig procent van de inwoners is hiv-positief of leeft met aids. Het hoogste percentage ter wereld, niets om trots op te zijn. Waar ze in Swaziland dan wel trots op zijn ? Op hun wildparken en natuurreservaten, met kilometers wandelpaden. Op de nieuwe Magugadam en investeringen in de suikerriet- en groente- en fruitteelt. Op oude ambachten, traditionele dansen en nieuwe culturele projecten. Op de koning vooral, Mswati III die dit jaar 38 werd en wanneer we dit schrijven twaalf echtgenoten en één officiële verloofde heeft.
Komt dat zien, wenkt de Swaziland Tourism Authority en vijf Nederlandse en één Belgische journalist zijn gretig op de invitatie ingegaan. Zelf worden we ook gezien. In de eerste plaats omdat de toeristische dienst voor een ietwat bizar vervoermiddel gezorgd heeft : een wit minibusje met op de zijkant het portret van de rappers IC-T, Snoop Dogg, Dr Dre en Eminem, smaakvol rond een gigantisch marihuanablad geschikt.
Death Row Transport staat er duidelijk leesbaar boven de voorruit, wat bij de lokale bevolking zekere verwachtingen schept. Die prompt tenietgedaan worden als uit het busje zes ietwat saaie bleekscheten stappen. Maar goed, de Swazi’s hebben gevoel voor humor, zoveel is duidelijk. Vriendelijke lui ook, dat blijkt al bij de grensovergang met Zuid-Afrika. Ontspannen sfeertje, een grapje kan er altijd af. Ook bij gids Michael die in het siSwati Comitsentse heet, wat zoveel betekent als ‘verliefd op een sprinkhaan’. Als aankomend krijger hoedde hij de kudden van zijn vader, maar na studies in Pretoria, Londen en Bermuda werkte hij zich op in het toerisme. Een gespleten ziel, zoals zoveel van zijn landgenoten. Soms nonchalant westers gekleed, dan weer in volle traditionele dracht, met een lendenschort- je uit dierenvel en een omslagdoek in de koninklijke kleuren zwart, wit en rood, ongegeneerd veel bruin bloot vlees prijsgevend.
Uitgerust met een gsm en alle andere parafernalia van de globale commercie, maar dat doet niets af aan zijn onwrikbaar geloof in witchcraft, in Swaziland nog altijd een populaire grond van echtscheiding. Traditionele genezers of inyanga staan hier zeer hoog in aanzien, zowat tachtig procent van de bevolking doet geregeld een beroep op hun diensten. Niet dat Michael zelf veel last heeft van die gespletenheid. “Als je niet weet waar je vandaan komt, weet je ook niet waar je naartoe gaat”, vat hij zijn levensfilosofie kernachtig samen.
Gevarieerd landschap
Swaziland is een voorschoot groot, maar vol ontregelende contrasten zoals we de volgende dagen zullen vaststellen. Kriskras en schijnbaar zonder enige logica doorkruisen we het kleine grondgebied, waarbij we tot vier keer toe op dezelfde plek voorbijkomen. Nooit gedacht dat ik bij mezelf nog eens een postkoloniale reflex zou vaststellen : “Geef die kaart eens hier, kunnen we dat niet wat efficiënter organiseren ?” Maar ik tik mezelf tijdig op de vingers : alles zal zijn reden wel hebben, zeker. En het gevarieerde landschap en de goed berijdbare hoofdwegen lenen zich uitstekend tot een hakuna matata-gevoel.
Op de woestijn na zijn in Swaziland van west naar oost alle Afrikaanse landschapstypes vertegenwoordigd : het berg- achtige en beboste Hoogveld met een gematigd klimaat, het subtropische en vruchtbare Middenveld met overvloedige regen in de zomer en het Laagveld, typische Afrikaanse bush met een overvloed aan wild en vogels, waar dankzij irrigatie met succes suikerriet verbouwd wordt.
Het is april en dus herfst in zuidelijk Afrika, ik geniet van de milde temperaturen en het overweldigende groen van het wisselende landschap. Soms is het ronduit merkwaardig wat de Swazi’s ons van hun land willen laten zien. “De langste kabelbaan ter wereld” belooft het reisprogramma. Ik verwacht een toeristische attractie, maar het blijkt om een twintig kilometer lange industriële installatie te zijn die eertijds het chrysotile van Bulembu, de vijfde grootste mijn ter wereld, naar het nabijgelegen Barberton voerde. Chrysotile ? “Asbest”, zegt Michael en van de weeromstuit heb ik geen zin meer om lang op deze plek rond te hangen. Bulembu ghost village is hoe ook een bevreemdend oord. De rijen houten huisjes van de mijnwerkers, de tenniscourts en de cricketvelden van de kaderleden, de bioscoop in onvervalste jarenvijftigstijl, het ligt erbij alsof de bewoners halsoverkop zijn weggevlucht. Je kunt er overnachten in een eenvoudige lodge, wat een raar idee lijkt, ware het niet dat Bulembu omringd is door een overweldigend natuurpark, met de hoogste bergtop, Emlembe Peak (1863 meter) op loopafstand, toch voor geoefende trekkers. Een andere nabijgelegen attractie zijn de rotstekeningen van Nsangwini die van 450 voor Christus dateren. Je moet er wel een steile klim voor overhebben.
Luxehotels en wildparken
De laatste jaren werd er in heel Swaziland flink geïnvesteerd in het toerisme en in ambachtelijke projecten, vaak met buitenlandse steun. Zo is er Ngwenya Glass, een Swedish Aid Project waar je je in een infernale hitte kunt vergapen aan de virtuositeit van de glasblazers. Ook Gone rural en Swazi candles zijn een bezoek waard. Een kaars in de vorm van een hippo ? Moet kunnen, bij mij thuis zal de kerst dit jaar beslist een etnisch tintje hebben.
De accommodatie in Swaziland is van een verbazend hoge kwaliteit, de reiziger kan terecht in luxehotels zoals de Royal Swazi Sun, met een buiten- en binnenzwembad en spa of het Forester Arms Hotel, een onvervalste English cottage met – verdraaid als het niet waar is – een zeer goede keuken en wijnkelder.
Ook de meer avontuurlijke reiziger heeft keuze te over. In Mantenga Lodge in de Ezulwini Valley, aan de voet van rotsen met tot de verbeelding sprekende namen als Executioner’s Rock en Sheeba’s Breasts, vereeuwigd in de film King Solomon’s Mines, slapen we in luxetenten met een hoog Mogambo-gehalte. Frisjes ’s nachts, maar het uitzicht bij het ontwaken is adembenemend. Phophonyane Falls biedt koloniale bungalows met een houten zonnedek op spuugafstand van paradijselijke watervallen en stroomversnellingen. Je waant je aan het eind van de wereld, maar elke bungalow heeft een televisietoestel. Ik zet BBC World op en volg vanuit een dicht woud in Swaziland de onlusten in Kathmandu, Nepal. En of de wereld een dorp is.
De grootste troeven van Swaziland zijn ongetwijfeld de wildparken die tot zijn dood onder de bescherming stonden van prins Bernhard van Nederland. In vergelijking met het nabijgelegen Krugerpark in Zuid-Afrika zijn ze kleiner, maar minder druk bezocht. Hier niet van die toestanden waar één leeuwenfamilie binnen de kortste keren omringd is door tien jeeps. De populairste groentoerismebestemming is Mlilwane. Je logeert er in rustieke rieten hutten, zogenaamde beehives, waar je op handen en voeten naar binnen kruipt, beetje lastig als je veel bagage bij je hebt. Vooral niet schrikken als er rattenkeutels in de douche liggen, die duw je gewoon met je grote teen in de afloop. Er scharrelen wrattenzwijnen en struisvogels tussen de hutten en ’s nachts wiegen mysterieuze dierengeluiden je in slaap. Voor de moedigen is er een ochtendlijke gamedrive per jeep of te paard. In een deel van het park kun je onder leiding van een gids ook te voet op ontdekkingstocht gaan. Een onvergetelijke ervaring : de nevelen trekken op, de zon gaat oranjerood op boven de bush, nyala’s (een soort antiloop) springen schichtig het struikgewas in, aan de overkant van de grote poel neemt een hippomoeder met kroost een modderbad. Achteraf wacht een stevig ontbijt inclusief crocodile spotting op het terras van het Hippo Haunt restaurant. Twee ogen in intens groen water ? Do not feed these animals, please.
Wie vier van de big five wil zien (olifanten, leeuwen, neushoorns en luipaarden) moet in Hlane Royal National Park zijn. Nu ja, om luipaarden te spotten zul je heel vroeg moeten opstaan. Het reservaat gaat ook prat op de grootste dichtheid van in bomen nes-telende roofvogels in heel Afrika. In het kamp hangt een prettige sfeer. Veel jonge backpackers die verbroederen rond de houten tafels, terwijl in de verte de leeuwen brullen. En daarna gewapend met olielampen naar de ronde stenen hutten, want in het kamp is er geen elektriciteit. Gone rural indeed.
Het derde grote wildpark, Mkhaya Game Reserve, is een toevluchtsoord voor bedreigde diersoorten zoals de roan- en de sabelantilope. Met de hulp van de Nederlandse Neushoornstichting wordt ook hard gewerkt aan de bescherming van neushoorns. Met succes blijkbaar. Nooit zoveel exemplaren bij elkaar gezien, ook in Kenia niet, en nooit van zo dichtbij. Het stikt er ook van de olifanten.
Doing it naked ?
In de Death Row Trans van het ene wildpark naar het andere, blijf ik me verbazen over de contrasten in dit land. Dit is een natie onderweg : op de meest afgelegen plekken lopen mensen, God weet waarheen. De vrouwen hebben vaak teiltjes of grote takkenbossen op het hoofd. Mooie mensen, verwant aan de Zoeloes en de Xhosas. Op de een of andere manier zien ze er redelijk welvarend uit, je moet je er voortdurend aan herinneren dat twee vijfde van hen met aids besmet is. We stoppen op een plek waar US Aid zakken rijst en meel uitdeelt. Het lijkt wel een picknick. Veel lachende kindjes die allemaal op de foto willen, leve de digitale fotografie. Veel van die kinderen zullen nooit volwassen worden. “Het leger kan niet snel genoeg jonge mannen rekruteren om de rangen te vullen, ze vallen als vliegen”, zegt Reverend Margaret Dlamini, predikant van Mahamba Methodist Church, een simpele houten barak die zich trots de oudste kerk van Swaziland noemt. Ze kan ons niet lang ontvangen, ze moet nog langs bij de familie van iemand die late is. Het duurt even voor ik begrijp wat ze bedoelt : late in de betekenis van wijlen. Begrafenissen, voor Reverend Dlamini zijn ze dagelijkse kost. Ze heeft felle ogen onder een wollen muts. “Er wonen hier ook blanken”, zegt ze. “Waarom gaan die niet dood ? Alleen de zwarten gaan dood.” Ik weet niet wat ik moet zeggen.
Je kunt er anders niet naast kijken : overal langs de weg hangen borden met slogans die kuisheid en het gebruik van condooms aanmoedigen. Doing it naked ? Use a condom every time, heet het hier. All sex that leads to hell is unsafe luidt het elders, ietwat cryptisch. Ik zou het eerder omdraaien : All sex that is unsafe leads to hell. In de toiletten van openbare gebouwen liggen de condooms voor het grijpen, maar veel afnemers zijn er blijkbaar niet. Andere slogans propageren monogamie : I choose to have sex with only one partner. Een moedige stellingname in een land waar de koning dertien vrouwen heeft en niets erop wijst dat hij met dat aantal genoegen zal nemen. Ja, die koning. Onder journalisten maakten we onderweg vaak grapjes over Mswati III, de goedlachse ietwat mollige monarch met een uitgesproken appetijt voor jong, vrouwelijk schoon. Michael zit duidelijk verlegen met ons gebrek aan eerbied voor zijn vorst. Is de koning echt zo populair als de vertegenwoordigers van de officiële instanties ons willen doen geloven ? Feit is dat hij als een onvervalste despoot over zijn rijk heerst. De regering die bijna volledig uit Dlamini’s bestaat, leden van zijn eigen clan, heeft weinig in de pap te brokken en persvrijheid bestaat niet in Swaziland. Ons was een onderhoud met Mswati III beloofd, maar we moesten onze vragen wel van te voren aan zijn secretariaat voorleggen. En blijkbaar zijn onze vragen niet diplomatisch genoeg, want het interview gaat niet door.
Nog een bruid voor de koning
De feestelijkheden rond de koninklijke verjaardag mogen we wél bijwonen, het belooft zelfs het hoogtepunt van de reis te worden. De Swazische cultuur is hoe ook rijk aan ceremonieën. Ieder jaar dansen tijdens de Umhlanga of Reed Dance jonge maagden uit alle uithoeken van het rijk voor de koningin-moeder en haar zoon, die zich uit de verschillende clans een nieuwe vrouw zoekt. De koninklijke polygamie is dus niet louter een kwestie van wellust, maar ook een strategie ter versteviging van de nationale eenheid. Voor de meeste meisjes is het een eer in de rangen van de Emakhosikati, de koninklijke echtgenoten opgenomen te worden. Maar er zijn er ook die tegenstribbelen, en minstens één ouderpaar diende een klacht in wegens de ontvoering van hun dochter, een verhaal dat de buitenlandse pers haalde. De kinderrijkdom van de Swazische heersers maakt de troonopvolging er niet simpeler op, je struikelt hier over de prinsen en prinsessen.
Na de dood van de koning kiest een koninklijke raad een van de weduwen uit tot koningin-moeder, op basis van haar hoge rang en het feit dat ze maar één kind heeft. Die enige zoon wordt de nieuwe koning. In geval van minderjarigheid van de jongen fungeert de koningin-moeder als regentes. Een vernuftig systeem om broedertwisten te voorkomen.
Op 24 april, de dag van de koninklijke verjaardag, heerst er al vroeg een grote drukte op de wegen naar het King Sobhusa II Memorial Stadium in Shiselweni. Het is een prachtig gezicht : de krijgers van de verscheidene stammen in vol ornaat met hun dierenhuiden, speren en schilden. Het stadion zelf is in blauwe rookwolken gehuld, van de vuurtjes waar de braai wordt voorbereid. Overal vlaggen en het wapenschild van de koning. En ongelooflijk maar waar, prominent zichtbaar en veel groter dan de andere, de Nederlandse en de Belgische vlag.
Samen met een zoon van Kadhafi, een wat louche uitziend jongmens met een paardenstaart en een zwarte zonnebril, behoort ons gezelschap tot de eregasten van het feest. Een feest dat tot het allervermakelijkste hoort wat ik ooit in mijn leven heb meegemaakt. Schetterende fanfares met kleurrijke majorettes ; hoogwaardigheidsbekleders, zwetend in de zon in hun paasbeste pak en met hun lunch verpakt in een zakje van Spar ; de fraaie koninklijke echtgenoten met hun kroost, elk in hun eigen witte limousine. De koningin-moeder met op haar limousine een gouden olifantje bij wijze van nummerplaat. De dansband van de nationale politie, meisjes met blote borsten en billen die hun benen in de lucht gooien en met hun knieën hun voorhoofd proberen te raken. Wat voor zin heeft het kuisheid en onthouding te prediken in een samenleving waar de sensualiteit zo ingebakken is ?
Als de koning zelf op komst is, worden wij, van de buitenlandse pers, naar het midden van het stadion geleid. Een potige dame van het protocol grijpt me ongegeneerd bij de heupen en manoeuvreert mij precies waar ze me hebben wil, onder het oog van duizenden zwarte toeschouwers. Nog nooit heb ik me zo belachelijk wit gevoeld. Zijne majesteit ziet er schitterend uit in zijn rode gala-uniform met gouden tressen, in het passeren knikt hij ons minzaam toe. De toespraken en krijgsdansen volgen elkaar op, er wordt volop poëzie gereciteerd, Kadhafi junior kijkt alsof hij iets verkeerds gegeten heeft. En tot slot van de plechtigheid wordt er een voetbalwedstrijd gespeeld.
Later hebben we een ontmoeting met de lokale pers. Een jonge stagiaire noteert mijn indrukken van haar land pijnlijk traag in drukletters. Op de achtergrond staat een televisie aan. In Amerikaanse films worden de krachttermen weggebliept : What the bliep do you think you’redoing, motherbliep ? Hoe het komt dat de aidscampagnes hier zo weinig effect hebben, wil ik weten. Het meisje kijkt lichtjes geërgerd. Weer zo’n bemoeizuchtige buitenstaander die over aids doorzeurt. ” We go to a funeral, we cry and we forget“, zegt ze kortaf. En vraagt vervolgens wat ik vind van het nachtleven in Mbabane.
Door Linda Asselbergs I Foto’s Thijs Heslenfeld
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier