RHEANNA
“’t Is ne rustige precies.”
Ik ben op het punt gekomen in mijn leven waarop mensen rondom mij kinderen beginnen te krijgen. Je wandelt op straat en komt een jaargenoot van de universiteit tegen of een vage kennis van vroeger die een buggy – lees : een Maxi-Cosi vastgeklikt op een vierwielig off-roadachtig gevaarte, rupsbanden zouden niet misstaan – voortduwt. Vervolgens doet zich meestal dezelfde conversatie voor. Ik zeg dat het een mooi kindje is, pols of het een jongen of een meisje is en vraag dan hoe hij of zij heet. Twintig jaar geleden kon je dan vragen “of hij al doorslaapt”, anno 2011 ziet het gesprek er iets anders uit. Geconfronteerd met de naam, dienen er zich twee mogelijke vragen aan. Eén : “En hoe spel je dat ?” En twee : “Vanwaar komt die naam ?”
“En hoe spel je dat ?” is een reactie op namen als Anouk, Tom of Kate. Namen waar niks mis mee is, maar ervaring heeft me geleerd dat er niet zelden een addertje onder het gras schuilt, meestal in de vorm van een ‘c’ of ‘h’. Anouk blijkt Anouck te zijn, Tom heet in werkelijkheid Thom en Kate had Kayth op het geboortekaartje staan.
“Vanwaar komt die naam ?” is dan weer een repliek op namen als Abeth, Sterre of Ponnette. Daarop volgt dan weer meestal het antwoord dat het “een Griekse godin” dan wel “een eeuwenoude Vlaamse naam” is. Verrassend veel mensen hebben Het Grote Babynamenboek geruild voor De Wachtendonckse Psalmen.
Moet ik beide vragen stellen, dan is er meestal iets grondig mis en heet het lieflijk slapende kind in de buggy Sigizo, Dewi of Rheanna. “Zoals de zangeres ?” “Nee, nee, met ‘r h e’, zoals de Oud-Griekse godin.” “Ah, tuurlijk.”
Ik bereid me al vijf jaar voor op de dag dat zich een Britney, Justin of Kylie aan mij voorstelt, het soort babynamen dat eind jaren negentig in zwang was. Dat is namelijk waar ik de grens van mijn generatie trek : met die Engelstalig genoemde kinderen heb ik niks meer te maken. Mijn generatie heette nog gewoon Bart, Elke of Thomas. En dat is Thomas, niet Tomas. Sinds kort realiseer ik me dat me na de Justins en Britneys weer een nieuwe reeks namen wacht : de uniek genoemde jongens en meisjes. Werden in 1990 nog de helft van de jongens een van de vijftig populairste namen gegeven, dan was dat in 2007 minder dan een derde. “En hoe spel je dat ?” en “Vanwaar komt die naam ?” : ik weet nu al dat ik het nog duizenden keren ga mogen zeggen in mijn leven. Tegen de vrienden van mijn toekomstige kinderen, tegen nieuwe collega’s, tegen de nieuwkomers op de petanqueclub.
Het verontrust me ergens ook. Nomen est omen, weet u wel. De eerste waarde die Kayth, Sterre en Rheanna van bij hun geboorte hebben meegekregen : ze zijn uniek. Er is niemand zoals zij. En daar moeten ze zich ook bewust van zijn. Individualisme met de paplepel, zonder dat ze er zelf ooit iets aan hebben kunnen doen.
Als u binnen een jaar of vijftien dus zit af te geven op ‘het groeiende individualisme bij jongeren’ : u hebt er zelf voor gekozen.
Geert Zagers observeert en rapporteert vanuit de twilight zone tussen X en Z.
–
Geert Zagers
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier