Post traumatic stress disorder
Het jaar is dan toch voorgoed begonnen, nadat het had geleken of de wereld stilstond. Het is begonnen met gigantische en minder grote rampen, die niet te snel mogen worden gedevalueerd tot de portie dagelijks leed van het televisienieuws. Voor mij is het begonnen met stukken van de verstrooide levenspuzzel die weer op hun plaats kwamen te liggen. Gelukkig maar. Met oude wonden die op perfide wijze weer werden opengereten. De zalf van de vergevingsgezindheid geneest niet altijd. Messen waarvan het lemmet geregeld wordt gewet, maken diepe wonden.
In de donkere dagen voor Kerstmis hoorde ik iemand zeggen dat dit de tijd was waarin een mens vooral blijft stilstaan bij vragen over zichzelf. Daar hebben we in deze december- en januaridagen maar weinig tijd voor gehad.
Wanneer ik dit schrijf, is het aantal vermiste Belgen gedaald tot 85, waarvan er zich 12 in het rampgebied bevonden. Hoeveel verwanten liggen al nachten wakker over deze mensen, die voor hen zoveel meer zijn dan een cijfer of een dossier op het overblijvende stapeltje in het crisiscentrum van Buitenlandse Zaken ? Hoeveel kantoorstoelen en schoolbanken bleven leeg ?
Het is voor ieder van die verwanten heiligschennis te zeggen dat ons leed en hun verdriet nauwelijks opweegt tegen dat van de Srilankanen, Sumatranen of Thai. Maar hoe leef je voort als in je dorp 2000 mensen omkwamen ? Of als je hele stad en daarmee je voorgeschiedenis, je geheugen, werd weggeveegd ? Wat doe je als blijkt dat je de enige overlevende bent van een groot gezin ? Dat je als moeder niet in staat was je kinderen uit de klauwen van het watermonster te redden ? Hoe overleeft een kind dat plots niemand meer heeft dan andere kinderen om zich aan vast te klampen als de spoken ’s nachts komen, in gruwelijke dromen die nooit overgaan.
Post traumatic stress disorder. PTSD. Het was haast een modewoord geworden in onze overgepsychologiseerde westerse maatschappij waar voor alles wel een therapie te vinden is. Wie op het net naar PTSD gaat zoeken, vindt vooral veel recente literatuur rond de terroristische aanslag op het WTC in New York. Of over Vietnam-veteranen.
Een vrouw in Zuid-India die gek is geworden en blijft zoeken naar haar zoon en dochter die verdronken zijn, een kind in Sri Lanka dat zijn vingers niet meer uit de houdgreep krijgt waarmee het zich aan de deurkruk van een drijvende auto heeft vastgehouden. Een jonge vrouw die op onverklaarbare wijze blind wordt, alsof ze de vreselijke feiten kan bannen als ze maar niet kijkt.
De reactie van westerse hulpverleners, die zeggen dat er psychologen nodig zijn om deze mensen te helpen bij het verwerken van dit onnoemelijke trauma, zegt veel over de onwetendheid over de levenscondities daar in Zuidoost-Azië. Ja, er zijn psychologen, in de steden, voor mensen die geld hebben. Niet voor de vissers die in strandhuisjes wonen, niet voor de vrouw van de bootsman die op Kho Muk ooit een barbecue bereidde voor mijn gezelschap. Zouden ze nog leven, zij en haar man ? Net als over Kho Phi Phi is over het onooglijke Kho Muk een onmetelijke golf gespoeld.
Mensen verwerken dit soort gruwel door te praten met lotgenoten of met professionele toehoorders. In vaktermen heet dat debriefing. Maar het duurt lang voor je daarover kunt praten. Eerst ga je door een fase van gevoelloosheid, van niet willen weten. Dan moet je er de woorden voor vinden. De feiten ja, die kunnen eindeloos opnieuw worden verteld. Maar gevoelens ? Over gevoelens praat je niet of nauwelijks in die regio. Het is niet decent om met je vreugden en verdriet te koop te lopen. Dat iemand zich met groot misbaar op een lijk stort, voor het oog van een gretige televisiecamera, wil niet zeggen dat hij over twee maanden, over vijf jaar, over tien jaar weer een normaal leven zal kunnen leiden. Niet alleen het landschap en de stadsstructuren zijn onherroepelijk beschadigd, het leven zelf is ginds zoek.
TESSA VERMEIREN
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier