Ludduvuddu ?
:: Reacties : jp.mulders@skynet.be
Opeens kwam de regen, na een zomer die eindeloos leek. Hij had flink wat schade in te halen en geselde het terras alsof het hem onnoemelijke dingen had misdaan. De regen striemde ook de vuurpot, die daar al vanaf het begin van de zomer de wacht houdt, als een dikbuikige gezel van hobbits en trollen. Uren kon je gehypnotiseerd in die gloed kijken, terwijl onze katten net buiten de lichtkring in onpeilbare dieptes zaten te staren, zoals katten waarschijnlijk al sinds de prehistorie doen, aarzelend tussen de roep van de wildernis en een comfortabel bestaan bij de mensen. Bij datzelfde vuur speelden we Stratego, bommen en spionnen die mijn kinderziel even reanimeerden. Met geen enkele vrouw heb ik meer gezelschapsspelletjes gespeeld dan met jou, en dat bedoel ik niet eens dubbelzinnig. Van ganzenbord over Yatzee tot dammen en schaak : ik kon je er enorm mee plezieren. Vreemd genoeg is er geen partij die ik van je heb verloren. Wat zeggen ze ook alweer over geluk in het spel ?
Weet je nog hoe we op dat terras ook de liefde bedreven, en ik opeens de vallende ster zag waar ik al jaren naar zocht ? Ik deed een wens maar ben al vergeten dewelke. Beter zo misschien, als ik wil blijven geloven in de magie van vallende sterren. Enkele minuten later zag ik de tweede in mijn leven. Dat vond ik maar klote. Niets is kostbaar dat niet zeldzaam is.
Jij vond het spannend in de open lucht te vrijen, de kans te lopen om betrapt te worden. Ik ben daar minder dol op. Vanaf het begin al was duidelijk dat we slecht bij elkaar pasten. Jij vond mij raar, ik vond jou bazig. Jij had het plan opgevat om elk pretpark in Europa te bezoeken, elke dierentuin. Ik huiverde daarvan, net als van de theatrale manier waarop jij je katten riep. Op een keer stelde je voor al onze ergernissen uit te spuwen in elkaars gezicht. Je had daar duidelijk behoefte aan. Er leek geen einde aan te komen. Mijn reukzin was te scherp en zelfs het fruitsap in mijn koelkast vond je te duur.
Je was zo jong en ontembaar dat ik er voze plekken van kreeg. “Een pletwals”, noemde ik je, of – in mindere momenten – een egoïstisch en nietsontziend kreng. Naast al die andere spelletjes speelden we ook jojo met elkaar. Op een dag zei een goede vriendin dat ze mij liever niet meer zag zolang ik met je omging. Zo erg vond ze het mij emotioneel te zien wegkwijnen, zoals je eronder lijdt een geliefde te zien aftakelen, vol doorligwonden in een of ander ziekenhuisbed.
Als we dan toch zo slecht pasten, waarom pakte de passie dan wel ? Welk akelig godswezen heeft het zo geregeld dat mensen met weerhaken aan elkaar kunnen hangen en elkaar tegelijkertijd afstoten met puntige spiesen waar het gif vanaf druipt ? Zo was dat bij ons. We wisten dat we geen kans maakten. Toch klampten we ons vast. Voorlopig. Steeds vaker zag ik hoe het licht tot drie uur ’s nachts op je kamer bleef branden. Je zei dat je kattensites bezocht en met je zus over je emotionele verwarring chatte. Leugens als zware metalen, kwistig rondgestrooid in de moestuin van ons prille vertrouwen. Het zou mooier zijn geweest mocht je open kaart hebben gespeeld. Kon ik een zoen op je voorhoofd drukken en je uitwuiven : “Voorzichtig, meid ! Je gebruikt toch een condoom ?” Ik zag hoe je auto stilletjes van de oprit verdween, hoe je straalde toen je pas twee dagen later terugkeerde. Je had hem leren kennen op zo’n datingsite. “This could be the one”, zei je. “Mijn oor”, dacht ik schamper. Vreemd genoeg voelde het als een opluchting aan. Gedaan met de grilletjes en de eisen, de huilbuien en de scheldpartijen. Gedaan ook met de verzoeningen in bed.
In de tuin staan nog prehistorische restanten van die paar bevreemdende maanden samen. Het staketsel van de hangmat, waarin je als een lome poes lag te wiegen, tot de onrust weer toesloeg en je cito presto naar een godvergeten uithoek van het land moest. De aanblik knijpt mij niet kapot. Zag ik je daarvoor niet graag genoeg ? Of is er ongemerkt toch eelt op mijn ziel gegroeid ? Ik zou het bijna hopen, weet je. Ik heb de staat van genade bereikt waarin ik liefdesverdriet net zo onnozel kan vinden als de afkorting ervan stemloos uitgesproken klinkt : ludduvuddu.
Straks ga ik de vuurpot legen, er liggen nog oude sintels in. Vuur dat allang is uitgedoofd, zoals onze liefde. Je hebt me pijn gedaan, dat weet je. Maar ik heb ook veel van je geleerd. Ik draag je geen kwaad hart toe, wild veulen. Stuur je me een kaartje als je trouwt ? Misschien kunnen we dan nog eens samen dansen, op zo’n stroperig nummer van een knuffelrock-cd. Die wou je in je leven allemaal verzamelen, zei je me eens, met kinderlijke gretigheid. Dat heeft me niet geërgerd. Dat vond ik een charmante wens.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier