Jessica Durlacher Kleine krantenberichten, grote tragedies

Tessa Vermeiren
Tessa Vermeiren Tessa Vermeiren is voormalig hoofdredactrice van Knack Weekend

Jessica Durlacher schreef ‘Emoticon’ om haar gevoelens over er wat er in het Nabije Oosten gebeurt op een rij te krijgen. Het werd een verhaal over trouw, ambitie, verleiding en het rauwe verliezen van onschuld en illusies.Jessica Durlacher (43) is de dochter van Gerhard Durlacher, socioloog en auteur, van onder meer De zoektocht, waarin hij schrijft over hoe het is om als jood de Tweede Wereldoorlog en de gruwel van de holocaust te hebben overleefd. Ze is de vrouw van Leon de Winter, auteur en polemist, die onder andere in zijn wekelijkse columns in Elsevier ongenadig uithaalt naar alles wat met moslims heeft te maken en onverbloemd de kant van Israël kiest bij elk conflict met de Palestijnen. Haar eerste twee boeken Het geweten en De dochter gaan over die joodse identiteit en over hoe zwaar het leven soms is van de tweede generatie, de kinderen van de overlevenden. Met Emoticon doet Jessica Durlacher een stap verder. Maar los komt ze er niet van.

:: Jessica Durlacher, ‘Emoticon’, De Bezige Bij, Amsterdam.

Ester Michaels, het hoofdpersonage, die ooit afstudeerde op oorlogsdagboeken, ontsnapt op een congres in Jeruzalem ternauwernood aan de dood bij een aanslag door een zelfmoordcommando. Er zijn redenen waarom ze na dat congres opnieuw voor langere tijd naar Israël gaat en daar meteen ook haar Nederlandse ‘leenzoon’ Daniël onder haar hoede neemt. Ze heeft Lola, zijn moeder en haar oudste vriendin, beloofd om voor hem te zorgen terwijl hij vrijwilligerswerk doet op een legerbasis. Daniël is ook in Israël om zijn onbekende vader te zoeken en op die manier zijn identiteit te vinden. Zoals veel jongens van zeventien is Daniël een internetverslaafde met een eigen website. En via die weg zal hij zijn eigen dood tegemoet gaan, terwijl hij denkt dat het de liefde is die hij zal ontmoeten.

De titel van je boek, ‘Emoticon’, verwijst meteen naar een belangrijk element in het verhaal : het internet. Een medium dat veel reduceert tot het formaat van een scherm of tot de rudimentaire taal van computerspellen. Zo’n tragedie als u beschrijft, kon alleen maar op die manier tegelijk zo geraffineerd en zo naïef in elkaar worden gezet.

Durlacher : Er schuilt veel gevaar in het abstraheren van de werkelijkheid. Ik heb kinderen en die zitten allebei die walgelijke spelletjes te doen, daar maak ik me zorgen over. We weten niet wat voor generatie daaruit voortkomt. Ze kiezen het allerkleinste, een emoticon ( emotional icon), om het grootste te verbeelden. Maar vergeten ze het grote niet ? Zulke emoticons geven iets aan van de onmacht. Onmacht van de taal, onmacht in de menselijke omgang. Alles reduceren omdat je het echte, het grote niet aankunt. Het is allemaal nog heel nieuw, mensen zullen zich ook wel weer voegen, het zal wel zijn plaats krijgen. Het hele internetfenomeen is mij nu te groot, te vervullend en daardoor een gevaar.

U vertelde in een interview dat dit verhaal geïnspireerd is op een werkelijk gebeurd feit.

In 2001 heeft zich in Israël een internetmoord voltrokken. Een Palestijns meisje heeft een Israëlische jongen via internet verleid en hij is uiteindelijk vermoord in de bezette gebieden. Mijn verhaal is fictie, maar ik ben naar Israël gegaan en ik heb gepraat met de moeder en de broer van dat meisje. Omdat ik me moest proberen voor te stellen hoe iemand zo ver kan komen. De werkelijkheid is altijd minder zwart-wit dan je denkt. De moeder was een vrij intelligente, aardige vrouw, totaal niet fundamentalistisch. Haar dochter, die nu in de gevangenis zit en die ze vaak bezoekt, was een jongensachtig ambitieus meisje. Er heeft drie jaar lang een poster op mijn kamer gehangen van dat meisje dat trots haar geboeide handen heft. Vreselijk is dat, die trots op wat ze mensen heeft aangedaan, zoiets onnodigs, zoiets wreeds. Waarom zou je een onschuldige jongen op die manier in de val lokken ?

De realiteit is altijd anders dan men zich kan voorstellen. Ik heb gepoogd dat proces te beschrijven van iemand die slim is en boos, die tot zo’n daad komt waarbij ze zich boven zichzelf uittilt. Het echte verhaal is nog veel verder gegaan, ik las dat het meisje van de echte internetmoord in de gevangenis een soort leidersfiguur is geworden. Haar moeder zei ook tegen mij dat ze nu de roem heeft die ze haar hele leven heeft gezocht.

Dat echte meisje is niet de Aïsja uit mijn boek, laat dat duidelijk zijn. Ik heb een ander personage gecreëerd. Je hebt verbeelding nodig om het in ieder geval voor jezelf te kunnen verklaren. Ik wilde laten zien hoe die piepkleine berichtjes die we lezen in de krant, in werkelijkheid gigantische drama’s zijn voor mensen die ze beleven.

Emoticon is ook een liefdesgeschiedenis en een verhaal van een vriendschap tussen twee vrouwen. Die vrouwenvriendschap was mijn uitgangspunt. Een vriendschap waar een zandkorrel in raakt. Onbedoeld gaat er iets fout, maar het blijft doorvreten omdat het niet wordt uitgesproken. Tot de tragedie gebeurt. Als de waarheid over het verleden is verteld, komt er weer een lichtje, een draadje nieuwe hoop. En nieuwe ragfijne leugens, want alles wat we doen is natuurlijk een vage façade om te kunnen vergeten en door te kunnen gaan. Hoe moet je anders verder leven ? Ik kan me niet voorstellen dat Lola en Ester elkaar na die laatste ontmoeting nog zullen zien. Ik kan me dat niet voorstellen.

Het jongetje Daniël krijgt de joodse identiteit opgekleefd doordat zijn moeder gaat samenwonen met een gelovige joodse man. Later blijkt zijn eigen vader, die hij tot dan niet kende, een Israëli. Hij verzet zich aanvankelijk tegen dat jood zijn, maar later slaat hij door naar de andere kant. Hij wordt zionist, hij gaat als vrijwilliger werken op een Israëlische legerbasis.

Hij wil er eerst niets mee te maken hebben, dat kan ik me voorstellen. Als hij uiteindelijk ontdekt dat zijn vader een joodse Israëli is, zet hij zich af tegen wie het dichtst bij hem staat : die niet-joodse moeder. Het is niet vreemd dat hij dan heel erg voor dat vage verre kiest : die vader die hij niet kent, die hij associeert met Israël, met het zionisme. Zijn vader is misschien wel veel genuanceerder dan hij zich inbeeldt. De meeste Israëli’s denken heel genuanceerd over de situatie ginder. Maar die overmoed, het radicalisme van de jeugd, drijft Daniël naar Israël. Zeventien is de meest ontvankelijke leeftijd, de leeftijd waarop je alles het extreemste voelt.

U beschrijft de Palestijnse Aïsja Hammami met nogal wat sympathie, eigenlijk ook als een slachtoffer. Er zit empathie waar je die niet verwacht. Strookt dat met uw houding tegenover wat daar in Israël gebeurt ?

Mijn houding tegenover het Israëlisch-Palestijns conflict is totaal onbelangrijk in dit verhaal. Ik wilde dit zo sereen mogelijk vertellen. In Nederland word ik af en toe gevraagd om mij uit te spreken over Israël. Maar in dit boek ben ik veel persoonlijker en genuanceerder dan ik als joodse woordvoerder ben. Alles is ginder zo gecompliceerd. Zo’n meisje als Aïsja wordt voortdurend geconfronteerd met dingen die niet kloppen, haar geest wordt erdoor verscheurd. Ze werkt als journalist voor die Palestijnse krant, waarvan de hoofdredacteur, op wie ze ook nog vagelijk verliefd is, haar voortdurend op de nek zit. Als je in zo’n situatie leeft, wordt het persoonlijke heel snel politiek. Ik wou laten zien dat dat voor iedereen in dit verhaal zo is. Door persoonlijke motieven en drijfveren komen ze in conflict met de hele grote wereld. Ze komen terecht in een stroomversnelling waarop ze geen vat meer hebben. Ik wilde dat diffuse, ingewikkelde van wat ik voel bij Israël en bij al zijn conflicten en problemen vatten in dit verhaal. Alle aspecten wilde ik zo onpartijdig mogelijk naar elkaar brengen. Ik vind niet dat de literatuur geschikt is om te betogen. Het gaat hier om complexe, menselijke verhalen die met elkaar botsen.

De plot van uw verhaal vindt zijn oorsprong in de romantische, idealistische kibboetzimtijd, toen veel jonge Europeanen en Amerikanen naar Israël gingen om een tijd in een kibboets te werken. Het was toen aanlokkelijk om zich te associëren met de energie van dat nieuwe land van na de Tweede Wereldoorlog. Op dit moment ligt de sympathie van veel jonge Europeanen niet meer vanzelfsprekend bij Israël.

In de geest van de jaren zeventig was dat romantische idee van de kibboetzim op zijn plaats. Ze bestaan er nog altijd, maar dat hele idee van de idealistische, socialistische staat is ver heen. Erg ver. Het is pijnlijk dat het op die manier gaat. Het is ook choquerend dat de hele wereld zich voortdurend op dat kleine landje richt, terwijl er zo ontzettend veel conflicten zijn waarin Arabieren of moslims elkaar bestrijden of onderdrukken. Met de historische kennis over Israël is het buitengewoon droevig gesteld.

Zo’n actie als het bouwen van de muur om de terroristische commando’s buiten te houden, wordt natuurlijk niet als sympathiek ervaren. Uiteindelijk zal er wat anders nodig zijn dan die muur om het tij te keren, denkt u niet ?

Die muur is niet zo’n slecht begin. Het is heel jammer dat ze hem niet gewoon op de grenslijn hebben gezet. Maar ik denk dat er niet heel veel anders te doen valt. Trouwens het is een hek, slechts op sommige plaatsen is het een muur. Een buitengewoon noodzakelijk hek. Wij lezen wel eens over een aanslag, maar er worden er wekelijks honderden verijdeld, dat realiseren we ons helemaal niet. Er is zo’n suïcidale bereidheid. Hoe moet dat piepkleine land zich redden ?

Wel een uitstekend bewapend land natuurlijk, dat ook niet zachtaardig is in zijn represailles. Niet verbazingwekkend dat de sympathie niet meer onverdeeld naar Israël gaat.

Daar gaan we weer in op de politiek…

Kan toch niet anders als u een boek schrijft dat daarover gaat ?

Klopt, maar in mijn boek heb ik geprobeerd daar helemaal geen standpunt over in te nemen. Alle kanten krijgen hun plaats en hun tragedie. Wat ik over Israël denk, ventileer ik in dit verband liever niet. Daarvoor is mijn boek niet geschapen.

U schrijft over Ester, die in de buurt van de Damascuspoort in Jeruzalem rijdt : “De haat waardoor mensen elkaar konden doden, die kon ze zich niet voorstellen in dit zachte licht, deze verwachtingsvolle stilte, vol flarden oosterse geluiden.” Heeft niet iedere jood, moslim, christen een ideaalvoorstelling van Jeruzalem ?

Jeruzalem ís een heel mooie stad. Er zit zo veel symboliek in vervat. Het is verscheurend. Je hoort al die geluiden van synagogen, kerken en moskeeën, je weet wat voor strijd om die stad gaande is. Dat voel je elke keer dat je er komt. Tegelijkertijd is het er ook heel erg mooi. Het is bijna een museum. Er is nauwelijks doorheen te lopen zonder al die emoties te voelen. Ik heb daarover altijd conflicten met mijn man. Voor hem is dat Jeruzalem een bron van ellende, wat hem betreft geven we het zo weg. Mijn man is veel nuchterder dan ik. Mij blijft die ongelooflijke plek heel erg ontroeren.

Ester dialogeert nog steeds met haar overleden vader, doet u dat ook ? Praat u met Gerhard Durlacher ?

Ja, wie spreekt niet met de doden ? Maar die interne dialoog heeft in het boek ook iets functioneels. Israël is niet denkbaar zonder die Tweede Wereldoorlog. Die zit overal in en onder. Ester heeft ook geen zin meer in die holocaust, maar haar vader symboliseert hem in het boek. Nu mijn boek uitkomt, heb ik bijna voortdurend contact met mijn vader. Ik zoek zijn steun.

Is het toevallig dat uw eerste boek pas uitkwam zes maanden na zijn overlijden (1996) ? Was hij zo’n monument dat u dacht er niet tegenop te kunnen ?

Niet helemaal denk ik. Maar tegen wat hij had meegemaakt, kon in zekere zin niets op. Daar gaat Het geweten over. Al mijn boeken gaan daarover. Je hebt die gigantische achtergrond en die gigantische geschiedenis van hem. Hij had het recht daarover te schrijven, hij had het recht daar somber en boos over te zijn en eronder te lijden. Wij kinderen moesten ons een plek verwerven. Onze geschiedenis, onze optiek, onze perceptie van wat hij had meegemaakt kon eigenlijk pas een plaats krijgen toen de echte getuige er niet meer was. Hij las natuurlijk over mijn schouder mee. Altijd. Dat doet hij nog. Om zelf te kunnen groeien moet ik daar toch afstand van nemen, anders kan ik niet bestaan. Ik heb mijn hele jeugd al niet kunnen bestaan. Dat kun je een heel leven blijven volhouden, maar dat is géén leven.

U moest de dochter zijn “die de verantwoordelijkheid heeft om gelukkig te zijn. Voor hen.” Zoals u Max laat zeggen in uw tweede boek ‘De dochter’. “Iemand die haar vaders verleden bij zich draagt als een ongewild pakje drugs of wapens, in haar tas gestopt door een vreemde” ?

Het is een gespleten gevoel. Enerzijds wil je laten merken dat je mee lijdt, dat je loyaal bent aan wat is gebeurd, maar anderzijds wil je ook laten zien dat je gelukkig bent met wat je allemaal hebt gekregen en dat je niet hoeft te lijden. Als ik mij te vrolijk en te lichtzinnig gedroeg, had ik het idee dat het niet echt op prijs werd gesteld. En als ik mij somber voelde, dan moest ik maar niet zo somberen. Het is zo’n gespleten iets.

Daniël is een jongen die joods is “zonder de jeugd vol verwarring die daarbij hoort, zonder ouders vol kampverhalen of vreemde stiltes”, zoals het in ‘De dochter’ staat als verzuchting van het hoofdpersonage Max. Toch wordt Daniël het slachtoffer van zijn joods zijn, hoe jong en onschuldig hij ook is. Tragisch toch ?

Dat vertolkt mijn pessimistische gevoel over de menselijke conditie. Mensen doen elkaar onnodig pijn vanwege het feit dat ze er niet bij horen, omdat ze anders zijn. Het is een oeroude pijn. Er zijn geen redenen om slachtoffer te worden, er is veel willekeur.

De groeiende xenofobie, het groeiende antisemitisme in Europa moeten u verontrusten ?

De heropflakkering begon met de Servische oorlog. Als je zag hoe in Kosovo van de ene dag op de andere mensen hun buren bejegenden, dat is gewoon onvoorstelbaar. Hoe er met immigranten wordt omgegaan, stemt mij heel somber. Dat verdriet daarover zit in dit boek. Daar kom ik nu pas achter. Dat boek schrijven is voor mij een soort nachtmerrie geweest. Ik moest zitten porren in gevoelens waar ik zelf liever omheenloop. Ik heb drie jaar lang de dreiging die in dat boek zit dicht bij mij moeten houden. Dat was emotioneel zwaar.

Was het moeilijk om de scheiding te maken tussen de schrijfster van dit boek, die probeerde zo objectief mogelijk naar de politiek zwaar beladen verhoudingen te kijken, en Jessica Durlacher, echtgenote van de polemist Leon de Winter, die soms zeer radicale standpunten inneemt in opinie- stukken ?

Niet echt nee. Zoals het in het boek staat, met alle nuances en alle standpunten en gevoelens in hun recht laten, dat is het dichtst bij mij. Ik ben helemaal niet zo radicaal. Wel emotioneel, over Israël ben ik buitengewoon emotioneel. Natuurlijk sta ik achter Israël, maar daarom niet achter zijn leger en ik hou ook niet van Sharon.

Word je soms in de rol gedrukt om stelling te nemen als joodse ? Zoals bij de Dodenherdenking op 4 mei, in 2001 heb je een rede in de Nieuwe Kerk gehouden.

Die bewuste 4-meirede, die trouwens is gepubliceerd ( Op scherp), ging over mijn vader. Over het recht van deze generatie om de geschiedenis te fictionaliseren. Mijn vader was heel erg gekant tegen fictie over de oorlog. Mensen als hij hebben verteld wat ze hebben meegemaakt. Maar om het te onthouden is het fantastisch als mensen bereid zijn om er zich in fictie over uit te laten, want dan blijft het tenminste leven. Dat verhaal had ik geconstrueerd rond het erfstuk dat ik van mijn vader kreeg, een metalen bureau. Pas aan het eind van die redevoering heb ik verteld dat het bureau kantelde toen het mijn huis werd binnengedragen. Toen viel er een pistool uit, geladen, het zat verborgen onderaan een richel. Ondanks het feit dat hij boeken schreef, vergevingsgezind was, op een heel filosofische manier over de oorlog sprak, had mijn vader altijd een geladen pistool bij de hand. Hij was altijd op zijn hoede. Hij zou schieten als er iets gebeurde. Dat heeft mij ontzettend getroffen. Altijd op scherp.

Tessa Vermeiren

“Mijn vader las natuurlijk over mijn schouder mee. Altijd. Dat doet hij nog. Om zelf te kunnen groeien moet ik daar toch afstand van nemen, anders kan ik niet bestaan.”

“Over Israël ben ik buitengewoon emotioneel. Natuurlijk sta ik achter Israël, maar daarom niet achter zijn leger en ik hou ook niet van Sharon.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content