Honger naar kennis
Antiek- en restauratiekursussen floreren als nooit tevoren. Omdat het aanbod zo divers en uitgebreid is, gingen we op verkenningstocht.
PIET SWIMBERGHE
FOTO’S : JAN VERLINDE
Nooit eerder was de belangstelling voor kunst en antiek zo groot. Zelfs na de instorting van de markt in 1991 bleef de interesse groeien. De reden ligt voor de hand : het verzamelen van kunst, antiek en brocante is sterk gedemokratizeerd. Nu krijgen de gefortuneerde verzamelaars van weleer het gezelschap van Jan Modaal. Ook de markt ziet er anders uit : het aantal vlooienmarkten nam enorm toe en het aanbod is ruimer. Het assortiment werd flink uitgebreid met allerlei verzamelobjekten, zoals oude fototoestellen of art-decomeubilair.
Daardoor manifesteert zich een enorme honger naar kennis op dat gebied. Want dat is dé sleutel voor sukses, zowel voor handelaars als verzamelaars. Beiden zoeken immers koopjes. Maar er zijn meer redenen waarom antiekkursussen floreren. De werkloosheid bijvoorbeeld zit er ook voor iets tussen : zo’n opleiding opent nieuwe perspektieven. Verder beseft het publiek ook wel dat een kursus betere informatie verschaft dan een handboek. Komt daarbij dat goede vakliteratuur over kunst en antiek schaars is. De beste publikaties komen uit Nederland, Duitsland en Groot-Brittannië. Franse boeken staan vol mooie illustraties, maar degelijke uitleg ontbreekt. Bijleren door museumbezoek is ook al moeilijk, want in de meeste van onze muzentempels ontbreekt edukatieve uitleg. Op dat gebied zijn buitenlandse musea beter uitgerust. Over de grens staan ook de antiekhandel en de kennis van de verzamelaar op een hoger peil. Dat merk je het best op tv. De Antique Roadshow en Tussen Kunst en Kitsch zijn gewaardeerde televisieprogramma’s waar zelfs professionele experten iets kunnen van opsteken.
Paul Inslegers, organizator van de kursus Flanders Antiquity, meent dat het sukses van antiekopleidingen nog een diepere oorzaak heeft : “De kunstverzamelaars en antiekliefhebbers van nu gaan opvallend nuchter te werk. Ze eisen degelijke konsumenteninformatie, zoals die ook over ijskasten of auto’s te vinden is. Ze willen de autenticiteit en de waarde zelf kunnen bepalen. ” Niet ten onrechte, want iedereen weet dat er in de handel gesjoemeld wordt. Ook dat aspekt wordt in sommige kursussen belicht. Als liefhebber komt het er niet alleen op aan je goed te dokumenteren over wat je verzamelt. Ook enig inzicht in het reilen en zeilen van de handel is van het grootste belang.
Sommige handelaren zijn niet opgezet met het sukses van de kursussen. Ze kunnen kritische kopers missen als kiespijn. Jammer, want het effekt op de handel is positief. Een veeleisend publiek trekt het peil van de antiquairs op en ontneemt de antiekhandel een stuk van zijn romantisch aureool. Gelukkig maar, want al te dikwijls wordt vergeten dat verkopen een zakelijke, financiële transaktie is. Vreemd genoeg schijnen veel zakenlui dat te vergeten. Terwijl ze in hun professionele leven rigoureus te werk gaan, laten ze zich bij de opbouw van een kollektie antikwiteiten gewillig beetnemen. En dat in feite door een tekort aan praktische kennis.
Het is moeilijk om alle antiekkursussen van het Vlaamse land te evalueren. De meeste gaan door in vormingscentra. Van deze opleidingen is de verhouding prijs (meestal vrij laag)/kwaliteit in evenwicht. Ze worden georganizeerd van Limburg tot aan de kust. De kursussen zijn degelijk en vrij intensief : gewoonlijk wordt gedurende twee jaar, tweemaal per week, bijna vier uur lang gedoceerd. Dat is veel, maar toch haken weinigen af. Sommige scholen, zoals het vormingsinstituut van Kortrijk, richten zich tot een professioneel publiek, alleen mensen die in de handel stappen worden toegelaten. De antiekverzamelaar wordt geweerd.
De inhoud van de kursussen stemt overal ongeveer overeen. Daarbij worden klassieke tema’s aangesneden : art nouveau, meubelkunst, keramiek, aziatica, schilderkunst, tin, koper, zilver, grafiek en wandtapijten. In Kortrijk wordt dit jaar met een nieuwigheid uitgepakt : je kan er een opleiding volgen tot uitbater van een kunstgalerie. Inhoudelijk wordt veel aandacht geschonken aan moderne kunst.
Het niveau van de kursussen van de vormingsinstituten is over het algemeen hoog, maar de aanpak nogal teoretisch. Dat komt omdat de meeste docenten kunsthistorici zijn die de klassieke kunstgeschiedenis benadrukken. Je komt veel te weten over de middeleeuwen, renaissance en barok, maar minder over de 19de en begin 20ste eeuw. Dat is een groot probleem, want de meeste spullen die je bij antiquairs en brocanteurs koopt, zijn nauwelijks 150 jaar oud. Bovendien vind je over vroegere eeuwen heel wat vakliteratuur, maar niet over recentere tijden.
Natuurlijk behoor je een grondig inzicht te krijgen in de evolutie van de kunststijlen, maar dit mag niet hét belangrijkste onderwerp van de vorming zijn. Deze teoretische kennis haal je best uit een goed handboek. Een degelijke antiekkursus biedt niet alleen een overzicht van de Europese meubelkunst, maar legt precies uit waarom een kast echt of vals is. Dus moet je de kneepjes van het vak leren en weten welke materialen en technieken de ambachtslui van vroeger hanteerden. Zo kan je voorwerpen dateren, situeren en taxeren. Goede docenten met ervaring zijn dus erg belangrijk. “Maar moeilijk te vinden”, zegt Paul Inslegers. Hij vindt geen ideale leraars onder de gewone kunsthistorici en antiquairs. De eersten zijn te teoretisch : ze weten alles over Michelangelo, maar kennen nauwelijks het onderscheid tussen de schildertechnieken van de 17de en de 19de eeuw. En sommige handelaren missen de historische achtergrond, omdat ze de wetenschappelijke vakliteratuur onvoldoende beheersen. Daarom pakt Inslegers het anders aan. Hij rekruteert onder leergierige antiquairs en nieuwsgierige kunsthistorici die niet enkel musea, maar ook vlooienmarkten bezoeken. Zijn kursus is behoorlijk prijzig, maar van een hoog peil. Je krijgt waar voor je geld.
Deze antiekkursus wordt anders opgevat dan in de vormingsinstituten. De basisopleiding is gespreid over twee cyclussen van één jaar. Elke cyclus omvat minstens 26 sessies van meer dan 3 uur. Bovendien is het aantal deelnemers beperkt. Tijdens het eerste jaar wordt de kennis verrijkt en de aandacht gescherpt. Daarbij worden de klassieke tema’s aangedikt met achtergrondinformatie over het reilen en zeilen van de handel. Ook de interieurgeschiedenis komt aan bod.
In het tweede jaar leer je de kwaliteit van een voorwerp afwegen. De docenten gaan dieper in op vervalsingen, waardeschattingen en prijsevoluties. De technische aspekten krijgen meer en meer aandacht : naast de houtsoorten worden de versierings- en restauratietechnieken van de meubels belicht. Ook het oeuvre van de “kleine meesters” wordt bestudeerd en de docenten leren zilverwerk, porselein en glas onderzoeken. De opleiding wordt afgerond met een derde specializatiejaar, waarin de kursist zich verdiept in bijvoorbeeld meubelkunst, edelsmeedkunst, glas of textiel.
Volgens Inslegers kiezen de meesten hier voor schilderkunst, terwijl in Nederland waar hij onder de benaming The Antique Academy ook kursussen organizeert de voorkeur uitgaat naar meubelkunst en interieurdekoratie.
De studenten van Flanders Antiquity bezoeken verder ook musea, antiekbeurzen en veilingen. In elke les wordt tijd geruimd voor expertises. Samen met de kursisten onderzoekt de docent de meegebrachte voorwerpen. Dat zijn ideale vingeroefeningen.
Na zo’n opleiding stappen sommigen in de handel. Anderen verdiepen zich in de restauratie. Vooral de meubelrestauratie kent een toenemend sukses. Meer en meer mensen steken zelf de handen uit de mouwen, omdat er weinig restauratie-ateliers zijn en de herstelling van een oud meubel duur is. Sommigen onderschatten de moeilijkheid van zo’n opleiding. Een simpele kast herstellen of schilderen is een koud kunstje, maar een fineermeubel opknappen is geen sinecure. Zelfs ambachtslui doen er jaren over. Daarom vereist zo’n scholing een zekere voorkennis. Je kan ervoor terecht in heel wat vormingscentra die uitgerust zijn met ateliers.
Daarnaast zijn er ook privéscholen die restauratiekursussen organizeren, zoals de International School for Art Restauration and Decoration (Isard) en de Studio Antiques. Daar wordt de lat wel minder hoog gelegd en ligt de nadruk op dekoratie.
Wie het terrein van de restauratie professioneel wil verkennen, verwijzen we naar de brochure Ambacht en Restauratie van de Koning Boudewijn Stichting. Daarin wordt een inventaris gegeven van de opleidingen in Vlaanderen. Deze informatie is ook biezonder nuttig voor jongeren die na de humaniora verder studeren.
Geïnteresseerden kunnen ook nog in tal van kulturele centra terecht voor kortlopende antiekkursussen, waarvan het niveau soms meer dan behoorlijk is. Maar voor alle antiek – of restauratiekursussen geldt dezelfde regel : het blijft vormingsonderwijs. Meestal wordt enkel een inleiding geboden en is zelfstudie noodzakelijk.
Antiekkursussen moeten vooral leren hoe je objekten kunt onderzoeken en waar je informatie kunt vinden.
Een degelijke opleiding restauratie vraagt enige voorkennis en erg veel geduld.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier