Het nest

Ilya Prigogine over zijn wortels. “We zijn gevlucht uit angst. Ik kan mij ons grote landhuis in Moskou nog haarscherp voor de geest halen. Uit de vensters klonk de pianomuziek van mijn moeder. Zij was één brok energie. Ik ben blij dat ze nog heeft kunnen meemaken dat ik de Nobelprijs in ontvangst mocht nemen. Ik ben schatplichtig aan haar kracht.”

Voor Einstein was de wetenschap een mogelijkheid om te ontsnappen aan de pijn van het dagelijks bestaan. Ik heb die pijn en alle grote vragen die een mens belagen in mijn wetenschappelijk denken omarmd. Ik wilde niet in een veilige, ivoren toren leven. Ik heb daar een zware tol voor betaald.

Dwars door de obstakels, dwars door de neerslachtigheid en de vele klappen die ik heb gekregen, heb ik verder gewerkt aan mijn theorieën. Als ik één verdienste heb, is het hardnekkigheid. Ik heb koppig gevochten. Ik heb me uit alle macht verdedigd tegen de ontmoediging.

Als twintiger schreef ik al artikels waarin ik op de noodzaak wees om de wetenschap weer aan de filosofie te haken, om een nieuwe periode in te luiden, zoals een paar eeuwen voordien de humanistische denkers hadden gedaan. Wat dichters zeggen of wat filosofen bezighoudt, heb ik willen verzoenen met de leer van de materie. Ik wilde de notie van tijd in deze leer haar ingang laten vinden.

Ik ben gemaakt uit tijd. De tijd ontkennen kan een troost lijken, maar het blijft een ontkennen van de werkelijkheid. De filosofen zegden dat de tijd het probleem van de filosofie was, dat de wetenschappen op dit domein geen enkele bijdrage konden leveren omdat zij zich moeten beperken tot de herhaalbare processen. De wetenschappelijke wereld noemde me een dromer omdat de tijd al opgeheven en vernietigd was door Einstein en Newton. De tijd had opgehouden te bestaan in de positieve wetenschappen.

Vandaag is hetzelfde als gisteren. Die gedachte is een valse verleiding. Volgens Newtons natuurwetten bestaat er geen verschil tussen verleden en toekomst. In de fundamentele wetten van de fysica gaat men uit van een omkeerbare tijd en zekerheid. De fundamentele wetenschap is altijd uitgegaan van deterministische principes. De door de fysica geformuleerde natuurwetten dragen het karakter van de zekerheid bereikende kennis. Zodra de beginvoorwaarden gegeven zijn, is alles voorspelbaar. De spontane activiteit zou slechts schijn zijn. Wie het bestaan van de pijl van de tijd veronderstelde, vormde een bedreiging voor het ideaal van de objectieve en volledige kennis. Ik moest vechten tegen de angst van anderen die meenden dat door het invoeren van de tijd in de wetenschappen die grandioze constructie van het menselijk brein zou instorten.

Chaos is erg constructief, leidt tot vernieuwing en creativiteit. In een situatie van onevenwicht en instabiliteit vertonen elementen de neiging om zich te organiseren tot hogere structuren. De chaostheorie maakt nu opgang. Aan het eind van deze eeuw is die vijandige houding ten opzichte van het concept tijd en de onomkeerbaarheid in de wetenschap gemilderd. Het begrip tijd wordt herdacht. De natuurwetten drukken nu mogelijkheden uit en geen zekerheden. Nu zien we de irreversibele processen op alle niveaus, noem maar op: warmtegeleiding, scheikunde, biologie en menswetenschappen. We leven in een overgangsperiode, een periode van snelle veranderingen, zowel in de informatica als in de medische wereld. Ons concept van de wereld is veranderd. We zijn op alle domeinen veel gevoeliger geworden voor het probleem van de tijd. Wat wilt u, de natuur zit vol vernieuwing. Daarom hebben we een fysica nodig die in termen van mogelijkheden en niet meer in noodzakelijkheden denkt. We ontdekten dat materie die ver van een evenwichtstoestand wordt gebracht, momenten vertoont waarop het meerdere kanten kan opgaan. Zij worden op een hoger niveau georganiseerd. Op die momenten kan er alleen in termen van waarschijnlijkheid over de toekomst worden gesproken.

Wie had gedacht dat het universum een geschiedenis zou hebben na een Big Bang, wie had kunnen denken dat het merendeel van de elementaire deeltjes instabiel zou zijn? Dat zijn verbazingwekkende bevindingen. In wezen toont zo’n historische opvatting dat er niets voorgeschreven is. De toekomst dringt zich niet op.

Ik dacht pianist te worden. Op de universiteit zat ik meer achter mijn piano dan in de collegezalen. Ik heb zelfs een eerste prijs behaald in een interuniversitair pianoconcours.

De dreiging van de oorlog deed me besluiten me op een loopbaan in de harde wetenschappen toe te leggen. Ik ben altijd gefascineerd geweest door kunst, door muziek, wat toch een manier is om tonen in de tijd te ordenen. Tijd houdt creativiteit in. Ze bestaat uit wegen die zich openen. Iedere kunstvorm is een vorm van vernieuwing. Het probleem van de tijd werd al beschreven door onze eerste filosofen, het zijn niet voor niets de filosofen van de verandering. Tijdsbeleving is het meest essentiële van de mens. De anticipatie is ons eigen. De anticipatie van het lijden, de anticipatie van de dood, de anticipatie van de verandering, ze vinden hun bedding in de poëzie, de metafysica, de kunst. Hoe kan je dat als wetenschapper nu negeren?

De filosoof Bergson, die ik graag citeer, zei dat de creativiteit het belangrijkste kenmerk is van de mens, een ervaring die toont dat ik een deel van het universum in me draag. In plaats van één zo logisch mogelijke wereld, heb je vele mogelijke werelden waarin onbestendigheid het grote kenmerk is. Bergson beschouwt de tijd als het “effectief verschijnen van het niet te voorziene nieuwe”.

Plots werd alles anders. We zijn gevlucht uit angst, om wat de mensen van ons dachten. Ik kan mij ons grote landhuis in Moskou nog haarscherp voor de geest halen. Een houten huis. Een grote tuin. Uit de vensters klonk de pianomuziek van mijn moeder. Moeder was één brok energie. Ik herinner me van Moskou vooral mijn gekibbel met mijn broer. Als hij aan de piano zat, wilde ik ook piano spelen. Als hij zich in de kamer van het orgel verschanste, riep ik dat het mijn beurt was om orgel te spelen. Mijn moeder vertelde me dat ik partituren leerde lezen voor ik boeken las. Mijn vader had een zeepfabriek. Hij was scheikundig ingenieur. Toen de sovjets de macht grepen, werd de fabriek genationaliseerd. Aanvankelijk bleef mijn vader er nog werken, maar steeds meer bekroop ons het gevoel dat er gevaar dreigde. Wij werden beschouwd als bourgeoisie, de vijand van het volk. Ik was vier, een klein kind.

We lieten alles achter. Mijn vader zei dat we heel snel zouden terugkeren. Hij dacht dat het politieke regime niet lang stand zou houden. Pas tientallen jaren later, in 1957, kon ik mijn eerste reis naar Rusland maken. Ik heb het huis teruggevonden. Onder het stof vond ik boeken terug met het ex-libris van mijn vader. Het huis is nu met de grond gelijkgemaakt. Alles is vernietigd. Weg. Er kwamen hoge appartementsgebouwen in de plaats. Mijn ouders zijn hun leven lang anticommunist gebleven.

Och, hoe ga je met zo’n verandering om als kind? Ik sprong een gat in de lucht. Ik was opgewonden. Ik zou de zee zien. Ik droomde van een romantische, onmetelijke watervlakte. Toen we eindelijk in Litouwen aankwamen, bleek die zee niet meer dan een kleine plas te zijn. Een meertje. Ik herinner me nog mijn enorme teleurstelling.

Jarenlang hebben we gezworven. Vanuit Moskou trokken we noordwaarts naar Litouwen. Van Litouwen naar Duitsland, waar we enkele jaren geleefd hebben. Van Duitsland naar België. Frankrijk was te duur voor ons. Mijn moeder sprak erg goed Frans, dus werd het Brussel. België was goedkoper. We arriveerden in Brussel als verpauperde migranten.

Ik ben er mijn ouders erkentelijk voor. Ik mag hen dankbaar zijn dat we eerst Rusland verlaten hebben en vervolgens Duitsland. Mijn ouders voelden er geen hoop meer. De oorlog dreigde. Mijn oom en mijn tante gingen naar Danzig. Mijn neefje werd ingelijfd bij het Rode Leger. Ik heb geluk gehad.

Tot mijn 12 jaar had ik een Russische leraar die me de Russische taal en literatuur onderwees. Mijn ouders vonden dat ze me een traditionele opvoeding moesten geven. We lazen Tsjechov, Dostojevski en Tolstoj. Ik werd ondergedompeld in een Russische sfeer. Maar ik groeide ook op in de Duitse cultuur. Op mijn tiende las ik Goethe en Schiller, in het Duits. Toen we in België aankwamen, ontdekte ik Descartes, Spinoza.

We hebben zwarte sneeuw gezien. Mijn vader had nooit veel succes in zaken. Hij probeerde alles. Alles mislukte. Ons leven had in Brussel een andere wending gekregen. Vader had geen geluk. Hij slaagde niet in het leven. Moeder speelde steeds minder op de piano. Als kind voelde ik heel goed dat we dicht tegen die armoedegrens aanschurkten. Op een dag liep mijn moeder door de Brusselse straten van deur tot deur stofzuigers te verkopen.

Ik heb me altijd aangetrokken gevoeld tot de grote problemen. Van jongs af voelde ik de kwellende vragen. Wat is de positie van de kleine mens in de wereld, de natuur, het heelal? Het grote probleem van de kennis is toch de vraag wat wij hier te zoeken hebben. Ik voelde me al heel snel aangetrokken tot de metafysica. Ik had er behoefte aan.

Ik was maar een zoon van arme migranten. Ik was erg ambitieus. Ik moest grenzen overschrijden. Ik moest mijn milieu overstijgen om aanvaard te worden in de maatschappij.

Mijn vader was zoals men noemt “mislukt”. Ik moest vechten voor een plek in het “geslaagde” leven. Ik heb later vaak vastgesteld dat mijn beste studenten jongeren zijn die uit arme, achtergestelde milieus komen. Ze hebben die speciale drive. Ook ik moest vanuit een maatschappelijke laagte omhoogkrabbelen. Ik heb het geluk gehad dat enkele Belgische vrienden mij de middelen aangereikt hebben om me waar te maken. Ik ben blij dat mijn moeder nog heeft kunnen meemaken dat haar zoon de Nobelprijs in ontvangst mocht nemen. Ik ben schatplichtig aan haar kracht.

Ik heb ook wel het geluk gehad mensen te ontmoeten die mijn gedrevenheid waardeerden. Dat heeft veel verzacht. Op de Université Libre de Bruxelles kwam ik bij professor Théophile De Donder terecht. Hij heeft me altijd gesteund en gestuwd. Toen de oorlog uitbrak, wilde ik naar Frankrijk reizen. In Duinkerke werd ik door de Duitsers teruggestuurd naar België. Als ik toen in Frankrijk was beland, had ik zeker in het gewapend verzet gezeten. In België werd ik een strijder van het passieve verzet. Ik gaf clandestiene colleges aan de studenten. Ik ben op mijn 22ste assistent geworden, op mijn 30ste prof. Een snelle carrière.

Mijn originaliteit bestaat erin dat ik de grote filosofische problemen naar de fysica heb geleid. Ik ben vertrokken vanuit filosofische ideeën en heb ze een zekere basis willen geven in de mathematica. Wiskunde is geen metafysica. Wiskunde is een vorm van bewijsvoering, stelt je in staat om tot een coherent besluit te komen. Ik denk niet dat we het universum alleen maar met een wiskundig vocabularium kunnen beschrijven. Men doet niet wat men wil in de wiskunde.

En dan sta je voor een wereld die weerstand biedt, de wereld van de creativiteit. Ik heb een wetenschap willen uitbouwen die niet meer beperkt is tot geïdealiseerde en stabiele situaties, maar die ons confronteert met de complexiteit van de echte wereld. Ik wilde een wetenschap waarin plaats is voor de menselijke creativiteit. Epicurus zei al: “Het is nog beter te geloven in de mythen over de goden dan zich te onderwerpen aan het noodlot van de fysici. Want de mythe laat ons nog de hoop dat we ons kunnen verzoenen met de goden door ze te eren, terwijl het lot het karakter heeft van een onafwendbare noodzaak.”

De tijd ontkennen is de mogelijkheid uitsluiten om een visie te ontwikkelen die veronderstelt dat de natuur levende wezens heeft voortgebracht, op de eerste plaats de mens.

Ik heb de tijd geïntroduceerd in de fysica. Eerst op het gebied van de thermodynamica van het niet-evenwicht. De conclusie was dat de pijl van de tijd een constructieve rol vervult omdat ze leidt naar nieuwe structuren. Het was ook zeer belangrijk dat een waarschijnlijkheidselement geïntroduceerd werd. Dat leidde naar het idee van onverwachte reacties die in bepaalde fysische of chemische structuren kunnen optreden, naar zelforganisatie. Instabiliteit, onzekerheid, chaos werden basisbegrippen. De natuurwetten moeten overeenstemmen met onze menselijke ervaringen. De wereld wordt niet bepaald door zekerheidswetten, maar door waarschijnlijkheidswetten en mogelijkheden.

Op een vrij brutale manier zette ze een aanval in tegen de hoop op een precieze beschrijving van de dingen. Mijn eerste vrouw was een zeer opmerkelijke dame. Hélène Jofé, een dichteres, die tot de generatie van Robbe-Grillet en Claude Simon behoorde. Ze twijfelden aan de uitdrukkingsmogelijkheden van de taal, ze geloofden niet in een eenheid van een gestructureerde wereld met herkenbare wetten. We hebben veel van elkaar gehouden, maar op een moeilijke manier. We zijn vijftien jaar samengebleven, hebben het gevecht gevochten. Het is niet makkelijk geweest. Het werd onmogelijk om samen te blijven. Ik werd afgewezen. We waren beiden ambitieus. Het heeft pijn gedaan. Zij vond dat ik een schild vormde tegen haar ontwikkeling en zelfontplooiing. In de kringen waarin wij toen verkeerden, mengde ik mij in de discussies over poëzie en kunst. Daardoor verhinderde ik haar zich te affirmeren op de wijze waarin zij zichzelf tot uitdrukking wilde brengen. Zij was niet gelukkig. Ze wees met een beschuldigende vinger naar mij. Misschien had ik haar later moeten huwen, het leven zou anders gelopen zijn. Ondanks alles hielden we van elkaar. Zelfs nadat we elkaar verlaten hadden, zijn we vrienden gebleven. Ik was een jonge dertiger, had de leeftijd waarop men zijn carrière moet uitbouwen. Je vindt dan dat je op een bepaalde manier vooral aan jezelf moet denken. Ik heb het er mezelf niet makkelijk door gemaakt.

De liefde kan vernietigend zijn. De liefde draagt een januskop. De liefde kan een manier zijn om jezelf overhoop te gooien, maar tegelijkertijd is het ook de manier om jezelf te realiseren. Je kan niet zonder die kracht van het liefdespaar, omdat het een van de elementen is die de mensheid samenhoudt. Ze maakt ons mogelijk. De liefde geeft kracht aan je zwakheid in het leven. Ik heb het er niet gemakkelijk mee gehad. Ik heb het geluk een zeer gelukkig tweede huwelijk te hebben. Dat heeft veel gezalfd. Ik ontmoette mijn tweede vrouw, een Poolse scheikundig ingenieur, tijdens een conferentie. We zagen elkaar en twee dagen later zijn we verliefd getrouwd. Dat duurt nu al 38 jaar.

Weet u, het leven is een serie van tweesprongen. Het is een weg die zich voortdurend splitst. Je volgt een weg, maar het had ook een andere kunnen zijn.

Op een dag kwam de eenzaamheid als een log beest op me liggen. Ze hebben me ooit uitgestoten. In mijn werk zitten twee grote hoofdstukken. Er is een hoofdstuk van het fenomeen van de tijd, toegepast op de thermodynamica. Dat onderzoek toont aan dat een wanordelijk systeem door minieme interne veranderingen toch een ordelijke staat kan verkrijgen. Dat werk werd zeer snel gewaardeerd en heeft me de Nobelprijs opgeleverd. Maar ik wilde meer. Ik wilde de wortels van de tijd een meer wezenlijke betekenis geven in de natuurwetten door ze zo uit te breiden dat de waarschijnlijkheid en de onomkeerbaarheid erin konden worden opgenomen. Dat is een lange en moeilijke weg geweest. Vooral psychologisch was het zwaar. Hoe kon ik die schitterende constructies van de menselijke geest in vraag te stellen! Zelfs mijn eigen medewerkers dachten dat ik te ambitieus was. Ik voelde me verbannen en alleen.

Ik begon me te omringen met eeuwenoude urnen. Ik zocht troost in een verzameling oude kunstvoorwerpen, voorbeelden van de zoektocht van de mens naar iets dat verder ligt dan hemzelf. Ik zocht koestering bij de grootse bewijzen van de creativiteit van de mens, zijn scheppingsdrang, zijn wil om iets nieuws te maken. Ik leef nog steeds innig verbonden met die voorbeelden van creativiteit.

Eén wand van mijn woonkamer is bedekt met miniatuurtempels met onooglijke mensjes in, die, zoals in Beckets En attendant Godot, alleen maar lijken te wachten, in een passage naar een ander leven. Ik verzamel neolithische objecten. Ik omring me met pre-Columbiaanse kunstvoorwerpen. In de pre-Columbiaanse wereldopvatting heeft de mens geen vaste plaats. Hij leeft in een onzeker universum. Om zich te verzekeren van het voortbestaan van het heelal, moeten de mensen de goden voeden. Met de goden of de voorouders voelen ze zich verbonden, ze kunnen niet zonder elkaar.

De mens zoekt zich een plaats in de natuur door zijn verbeelding. De mens zoekt een eenheid met de wortels van zijn bestaan, iets dat hem te buiten gaat.

Kijk naar dat copulerend liefdespaar. Kijkt u eens goed naar dat oerbeeld van mensen die willen samenvloeien. Het vat het hele probleem van het menselijk bestaan samen. Ik heb als levend wezen mijn momenten van extase nodig. Seks is extase. Je bent meer dan ooit jezelf in het verliezen van jezelf. Ik ervaar het nu op een andere manier dan 60 jaar geleden, maar extase is nog altijd belangrijk voor me. Muziek is extase. Ik vind zelfs extase in het schrijven. Soms ben ik verwonderd over wat er op dat papier staat, alsof een bezetenheid me stuwde.

Ik belijd een diep geloof in een transcendentie, in iets wat ons overstijgt, iets waaruit wij voortgekomen zijn. Ik zoek een verbondenheid met de natuur waarvan ik een klein deeltje ben. Ik wil, zoals de wereld, grenzen verleggen. In die zin ben ik religieus. Maar ik heb geen band met een persoonlijke God. Ik geloof niet in een wezen dat een programma uittekent buiten het verloop van de natuurlijke dingen. De creatie is niet opgehouden met de schepping van het heelal. Het heelal is zoveel groter dan wij, het is een reusachtig thermodynamisch systeem. Het is zo complex. We ontmoeten op alle niveaus instabiliteit en wegen die zich splitsen. Het universum waarin wij leven is er een in opbouw, de mens maakt deel uit van die voortdurende constructie. De recente wetenschappen hebben ons geleerd dat het leven bestaat uit het optreden van kleine verschillen in de materie, er is evolutie, groei. De toekomst is niet gegeven.

Ik durf niet te hopen in een leven na de dood. Het geluk dat die gedachte schept, is voor mij niet weggelegd. Mijn vrouw is erg katholiek. Zij gelooft er rotsvast in. Ik kan het niet. Ik betreur dat, omdat dat geloof de mens veel troost en energie biedt.

Ik weet niet of ik een goede vader ben geweest. Het was zeker een beklijvende ervaring om een kind te zien groeien in een vrouw die ik beminde. Maar opvoeden is een moeilijke taak. Ik weet niet of ik juist gehandeld heb ten opzichte van mijn kinderen. Ik dacht dat zij zichzelf zouden creëren. Misschien hebben zij het moeilijk gevonden om zich te bevestigen.

Ik heb twee zonen. Een uit mijn eerste huwelijk en een uit mijn tweede huwelijk. Zoekers. Ze reizen de wereld rond. De jongste bestudeert de Afrikaanse cultuur in Brazilië. Nu ondervraagt hij mensen in de favella’s. Ik noem hem Indiana Jones. Laatst belde hij vanuit een telefooncel. “Vader, er staat een man met een getrokken mes voor me op straat.” De oudste trekt nu rond in Australië en Nieuw-Guinea. Ik begrijp niet waar ze dat gen vandaan hebben om steeds maar van de ene plek naar de andere te reizen. Och, ik ben ook geen man van één nest. Er zijn op het moment over de hele wereld vijf instituten die mijn naam dragen, waar studenten zitten waarmee ik samenwerk. Dat zijn mijn nesten. Ik vlieg van het ene naar het andere. Morgen vertrek ik naar Texas.

Ik ben 82. Ik ben bang. Niet de dood is mijn laatste vijand, maar de periode die aan de dood voorafgaat. Ik ben bang voor het naderen van het einde. Ik ben bang dat ik mijn krachten zal verliezen, dat ik op een gegeven moment niet meer ten volle aan het leven zal kunnen deelnemen.

Het zich pijnigen met grote vragen is de beste manier om te kunnen blijven leren. Naarmate de ouderdom voortschrijdt, leer je ook steeds meer van het spel van het leven.

Mijn leven was gewijd aan een intellectueel avontuur. Er zijn levens die gewijd zijn aan een artistieke roeping. Er worden levens gewijd aan dagelijkse bezigheden. Er zijn zoveel soorten levens, ieder trekt daar andere lessen uit. Maar naar mijn mening zijn er, ondanks de vooruitgang, nog altijd heel weinig mensen die een interessant leven leiden. Het merendeel is gedwongen dingen te doen die hun menszijn niet verrijken.

We zitten nog maar in de prehistorische periode van de mensheid. De voorbije eeuwen hebben ons met de verschrikkelijke erfenis van de maatschappelijke tegenstellingen opgezadeld tussen diegenen die wel en niet deelnamen aan de beschaving. Levens werden losgerukt om ten dienste te staan van de staat. In Egypte bouwden talloze slaven, die nauwelijks als mensen beschouwd werden, aan de piramides voor enkele farao’s. Er werden maatschappijen opgericht waarbinnen sterk uitgesproken klassen leefden. Binnen de families bestonden extreme rolverschillen. Moest de evolutie van de mens tot geluk en waardigheid geleid hebben, zou ze uitgemond zijn in een veel hogere participatie in de maatschappelijke orde. Maar je zag het tegendeel, mensen konden zich niet uiten, politiek was vaak desastreus voor de mens. Het verleden is volgegoten met bloed en geweld.

Mijn hoop ligt in de toekomst. Als er een uiteindelijke zin bestaat van het verloop van de geschiedenis, is het om steeds meer mensen te laten deelnemen aan de beschaving, om die ongelijkheid te elimineren, om steeds meer mensen activiteiten te laten ontplooien waarbij ze echt betrokken zijn. De toekomst is voor mij een beschaving die veel mensen in staat stelt blijk te geven van hun aanwezigheid op aarde.

Ik denk dat iedereen van ons talenten bezit, maar er zijn er maar weinigen die over het privilege beschikken om ze tot uiting te laten komen. Ik wil niet wanhopen.

We beleven het einde van de zekerheden, dat is een winst voor ons menszijn. Er is slechts één zekerheid die ik nooit wil verliezen: het geloof in de mens en de toekomst die de kracht van die mens zal blootleggen.

Anna Luyten / Foto Lieve Blancquaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content