GEVONDEN VOORWERPEN

Katrijn Van Bouwel
Katrijn Van Bouwel Columniste

Alle bomen staan volop in bloei. De winter is naar de knoppen. Dus berg ik mijn warme kousen op, samen met de mutsen en sjaals. Mijn enige handschoen verdwijnt in ‘De Zak met de Eenzame Handschoenen’. Ik overleef geen winter zonder een want te verliezen. Ik raak altijd alles kwijt. Vroeger, als klein Grietje, strooide ik geen kruimels, maar brooddozen, pennen en bibliotheekboeken. Ik zou volgens mijn moeder mijn hoofd nog kwijtraken. Wist zij veel dat het mijn hart was dat ik zo vaak zou verliezen. Elke keer dat ik het terugvond, bleek het veranderd. Niet gebroken, maar gesmolten en in een andere vorm weer gestold. Gelukkig paste het altijd nog in mijn borst.

Zoals sommige kinderen het liefst aan die ene boom zaten op school, op die bank of in het tekenlokaal, zo was mijn lievelingsplek de mand met de verloren voorwerpen. Op zoek naar de bivakmuts (die per ongeluk expres was zoekgeraakt omdat ze zo prikte) kwam ik de mooiste spullen tegen. Waar was die andere prachtige gebreide sok met hertjes en hartjes ? Wie was de eigenaar van die onderbroek ? Hoe hard huilde er nu een kindje omdat zijn beertje hier lag ? Het was een vergaarbak vol verhalen, waarin ik mezelf graag verloor.

In het middelbaar keerden de verloren voorwerpen zich tegen me. Het vergeten van je turnzak betekende niet dat je aan de kant mocht zitten, maar dat je achtergelaten stinkschoenen en een rekkerloze broek aan moest. Probeer maar eens je puber-waardigheid te behouden als je broek tot op je enkels zakt vlak voor de sprong over de bok.

De liefde voor ontheemde spullen flakkerde weer op aan de universiteit. Aan de balie van de computerklassen stond een vitrine met verloren voorwerpen. Afgekloven potloden, notities en verrassend veel drinkbussen voor een plek waar eten en drinken strikt verboden was. Een minimuseum van het alledaagse. Op een dag lag er een lippenstift. Van Chanel. Onbetaalbare glamour in meeneemverpakking. De dag erna lag die er nog. De week daarna ook. Toen verloor ik de controle over mijn zelfbeheersing en hoorde ik mezelf zeggen : “Dat is mijn lippenstift.” Ongeïnteresseerd legde de man van het secretariaat het kleinood in mijn hand. De lippenstift bleek glinsterend zachtpaars en me absoluut niet te staan.

Boetvaardig droeg ik hem om mijn kosmische schuld in te lossen. Mijn lippen leken ijzig bevroren, alsof ik mijn jas op de bus vergat en ontheemd door de kou moest. Ik voelde me zelf een verloren voorwerp.

Toen viel het me op dat veel mensen zo lijken. Met hun ziel onder de arm lopen ze door het leven, alsof ze zelf ooit zijn kwijtgeraakt, zonder te weten door wie. Ik wil die gewonde voorwerpen zo graag toefluisteren : “Jullie zijn niet verloren, jullie zijn gewoon nog niet gevonden. En als je allebei een handschoen kwijt bent, kan je misschien elkaars hand vasthouden om warm te worden.” Want als er iets is dat ik deze lente iedere zoekende ziel toewens, is het dit : dat er iemand naar je toekomt, je aankijkt en zegt “ik heb heel de winter naar jou gezocht.” En hoe de zon dan zou schijnen.

Katrijn Van Bouwel speelt improvisatietheater. Ze was de Festivalfee van ‘1000 zonnen’, ze werkt aan een boek en is onze nieuwe columniste.

KATRIJN VAN BOUWEL

Als je allebei een handschoen kwijt bent, kan je misschien elkaars hand vasthouden om warm te worden

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content