De zetel van de kitsch
Omdat Lionel Jadot een hekel heeft aan saaie interieurs, stouwt hij zijn flat vol met rariteiten. En met zetels, vooral om naar te kijken.
PIET SWIMBERGHE
FOTO’S : JAN VERLINDE
Als we zijn appartement binnenstappen, zegt Lionel Jadot : “Kijk, ik heb iets nieuws. Deze luchter heb ik net gekregen van mijn vriendin. Geef toe, het is geen alledaags geschenk. Ze kocht hem voor mij in Italië. Hij komt vermoedelijk uit een kasteeltje, denk je niet ? ” Ongetwijfeld, want hier hangt dit stuk smeedijzer eigenlijk te laag bij de grond. Gevaarlijk is dat voor je hoofd. Hoewel, het ding is te opvallend om tegen te lopen. Je gaat er in een boog omheen om te kunnen observeren wat het eigenlijk is : een forse lichtkroon, opgehangen aan zware ijzeren staven, nodig omwille van het gewicht. Er zitten drie draken op die olielampjes dragen. Ze zien er eerder afschrikwekkend uit dan schattig. De kroon is erg voyant en een tikje kitscherig. En toch, hij hangt hier perfekt en past bij de rest van de woning.
De grote zitkamer aan de noordkant van de flat, waar de luchter hangt, is een soort kunstgalerie vol curiosa. Hier exposeert Lionel de vreemdste dingen. Je oog valt natuurlijk direkt op de muurschildering op de achterwand, geborsteld door Michel Strijkers. “Kom eens van dicht kijken”, zegt Lionel terwijl hij op de muur toestapt. “Je zou zweren dat het een antieke schildering is. Zo wilde ik het ook. Ik hou helemaal niet van perfekte muurschilderingen die op olieverven lijken. Geef mij maar verweerde fresko’s zoals deze. “
Voor die muur hangt een tweede ijzeren luchter, gesmeed door Florimond Dufoor. Hij hangt aan een katrol, zodat je hem moeiteloos kan laten zakken : handig om nieuwe kaarsen op te steken. Eigenlijk let je nauwelijks op dit kunstwerk, maar eerder op het touw en de katrol. Let ook op de twee hoge stoelen voor de muurschildering : hun zwierige, Venetiaanse stijl past hier wel. Ze zijn nieuw. Nagelnieuw zelfs, want ze komen uit het meubelatelier dat Lionel Jadot runt. Het zijn kopieën van antieke stoelen. Om die namaak te verzachten, overtrok hij ze met imitatietijgervel. Tussen de stoelen staat een wandtafeltje, een simpele plank op schragen. Je aandacht wordt direkt getrokken door de grote schelpen die erop liggen. Als je afstand neemt van die hele wand, is het alsof je voor een surrealistisch tableau staat. Misschien is dat ook de bedoeling. Dat vergaten we te vragen.
Wie daarover wil nadenken, kan op het middagbed rusten dat midden in de kamer staat. Ik denk niet dat er ooit iemand op zit. Het meubel staat er gewoon als een elegant kunstwerk bij. Maar lang niet alles is zo luxueus van stijl. Er staat nog een wandtafel die uit een fabriek werd geplukt. “Een ordinair stuk, maar dat vind ik juist leuk : het kontrast tussen iets deftig, burgerlijk, en zo’n bruut objekt”, zegt Lionel. Op dit tafeltje liggen prachtige dakornamenten. Normaal denkt niemand eraan zoiets op te rapen. Lionel vond ze op een bouwwerf. En de ijzeren ballen ertussen heeft hij van een IJslands strand. Daar worden ze door vissers gebruikt om netten aan op te hangen.
In die kamer staat het grappigste meubel onder de kasteelluchter : een ruime fauteuil met dierenpoten. Doordat hij ook scheef staat, naar voren toe, is het net een soort pony. Het zou volgens de gastheer om een Engelse zetel gaan, gemaakt voor de Indische markt. Hier staan zoveel fauteuils, dat er geen plaats is voor kasten. Als zetelfabrikant verzamelt Jadot vanzelfsprekend zitjes. Bovendien kan hij ze gemakkelijk laten herstellen : “Je vindt relatief veel oude stoelen en zetels. Volledige reeksen zijn zeldzaam en prijzig. Acht dezelfde stoelen bijvoorbeeld kosten geld. Maar twee stuks is geen probleem. Mij geeft het niet om allerlei fauteuils met elkaar te kombineren. Dat zorgt voor een levendig decor. “
Enkele zetels komen uit het eigen atelier. Ze werden wel lang geleden gemaakt, zoals de twee kanapees. Jadot heeft trouwens geen salontafel, maar gebruikt daarvoor een ouderwetse tabouret. Toch is hij geen verzamelaar pur sang : “Wat ik bijhou aan stoelen, gebruik ik. Natuurlijk niet altijd om op te zitten. Een echt antieke stoel van twee eeuwen oud is daarvoor veel te broos. Dus zet je die ergens om naar te kijken. Maar die stoelen brengen ook wat humor in het interieur. Kijk bijvoorbeeld naar de stapel fauteuils in de zitkamer. Ze staan er op elkaar gestouwd alsof ik ze net van de zolder heb gehaald. Nog half ingepakt. Welnu, ik laat ze gewoon staan, dat vind ik leuk. Ooit vinden ze wel een ander plaatsje. ” Het zijn trouwens mooi gevormde maar zware fauteuils, vermoedelijk gemaakt voor een teaterdecor.
“Toen ik hier introk, had hier sinds de eeuwwisseling niemand meer gewoond”, legt Lionel Jadot uit. “Ooit gebruikten we deze kamers als showroom. Ik vind ze mooi van proportie. De plafonds zijn hoog, dat geeft licht en lucht. Bovendien ben ik hier ook vrij te doen wat ik wil. Ik heb wel veel gewerkt, want er was geen komfort. Alles moest zijn plaats krijgen. De keuken zit in een soort nis van de grote zitkamer. Omdat ik geen gewone keuken wilde, maakte ik van het plafond een soort dakje. En tegen de wanden zette ik oude deuren : een goedkope lambrizering. Het was de bedoeling om er een soort strandhuisje van te maken. “
Naast de tentoonstellingskamer is er een kleine, intieme zitkamer, waar zware gordijnen het zonlicht buitenhouden. De inrichting is een beetje een ode aan Ensor. Zo zijn de papieren maskers aan de muur, een souvenir van een feestje, een knipoog naar de meester. Daarbij horen de prullaria op de schouwmantel. Jadot legt er al zijn recentste vondsten op : “Dat zijn allerlei trouvailles die ik her en der opraap. Er zit veel rommel tussen, hoor. Ik breng veel mee van het strand, zoals verweerde stukken hout. Nadat die dingen daar een tijdje zijn blijven liggen, krijgen ze soms ergens anders een definitief plekje. “
Om de hoek is er een ruime garderobe, waar Jadots kostbaarste kleinood wordt bewaard : een kinderstoel gekregen van zijn vader. Nog een deur verder kom je in de slaapkamer : weer zo’n mysterieuze ruimte. Lionel heeft het hemelbed zelf in elkaar geknutseld. Michel Strijkers mocht er twee trompe-l’oeils van vensters schilderen. Ook hier staat verrassend veel kerkmeubilair. Hoewel Jadot zelf moderne meubels ontwerpt voor de manufaktuur, wil hij geen hedendaags interieur bewonen : “Daarin mis ik de spontaneïteit die je wel beleeft tussen oud meubilair. Maar misschien verander ik ooit wel. Ik denk niet dat je je hele leven in hetzelfde decor kan leven. Ik hou van wat afwisseling. In die zin weerspiegelt deze woning mijn levensstijl en ritme. “
Als je dan weer naar achteren loopt, val je in de badkuip die verzonken zit in de grond. Daarvoor werd de plankenvloer aan de rand even opgehoogd. En boven het bad hangt nog zo’n imposante lichtkroon die de kamer een plechtig tintje geeft. Er werd ook gegoocheld met een beperkt budget.
Zo kwam ook het terras tot stand. Deze piepkleine daktuin ziet er zoveel groter uit omdat hij vol staat. Dat is het geheim. De meeste mensen denken met leegte ruimte te creëren. Niets van. Het dak werd aangekleed met heuse salonzetels, een tafeltje, bloempotten én, onverwacht, een antieke grafsteen, overigens een fraai stuk beeldhouwwerk. Eigenlijk is het terras de leefkamer voor de zomer, en daarom staan er salonmeubels op.
Door de okerkleurige muren waan je je in de Provence eerder dan in het centrum van Brussel. Het volstaat even de fabrieksdaken weg te denken en te vervangen door wuivende cypressen.
Weinig plaats voor kasten. De achterwand lijkt op een verweerd fresko.
Rond de Italiaanse kasteelluchter werd een surrealistisch decor gebouwd met antieke stoelen en kerkmeubilair.
In de hal bewaart Jadot zijn dierbaarste kleinood : een kinderstoel gekregen van zijn vader (links).
Royale badkamer door het verdiepte bad en de opulente luchter.
Veel leuke vondsten, weinig kostbaars (grote foto). Met oude stukken hout maakte Jadot een soort hemelbed.
Zelfs op het terras staan zetels. Omdat het vol staat, lijkt het veel groter.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier