De liefde voor het detail
Kaarten zijn er niet enkel om de weg te vinden, je hoeft er maar met je vinger over te glijden en je droomreis begint. Michelin en het Nationaal Geografisch Instituut weten er alles van.
Kaartenfreaks die geen hoekje van de wereld willen missen, kunnen in enkele gespecialiseerde reisboekhandels terecht : Atlas & Zanzibar in Gent (www.atlaszanzibar.be), Anticyclone des Açores in Brussel (www.anticyclonedesacores.com) of Grote Routepaden in Antwerpen (www.groteroutepaden.be)
Als kind kon ik urenlang over kaarten en atlassen gebogen zitten, ik las het landschap in de kleuren en symbolen, ontdekte gletsjers en rivieren. Toen ik als twaalfjarige achter in de Ford Prefect van mijn ouders naar Zwitserland reisde, wist ik op voorhand waar de opwindend steile hellingen (drie visgraatjes op de Michelin-kaart) lagen. Ik leefde op bij het openvouwen van het accordeonpapier en wist welke kleurschakering welke hoogte aanduidde. Ik kleurde het parcours van de Tour de France in, koesterde oude gidsjes en vond bij een brocanteur een versleten kaartenbak om de meest gekoesterde kaarten in op te bergen. Toen dacht ik nog dat ik de enige jongen ter wereld was met die passie. Decennia later, met de komst van de computer, zag ik de hele papieren wereld al in elkaar zakken.
Jérôme Dumartin, marketingman bij Michelin, moet glimlachen als ik hem op de cartografieafdeling in Parijs mijn verhaal doe. Ik hoef me nergens ongerust over te maken. Hij bezit dezelfde passie en miljoenen delen die met ons. Michelin verkoopt jaarlijks wereldwijd twintig miljoen kaarten en gidsen en de fabrikant houdt constant vijfhonderd mensen aan het werk om de geringste wijziging in kaart te brengen. Zo’n twintig procent van de kopers van kaarten doet dat gewoon uit nieuwsgierigheid en is niet van plan om de uitgetekende bestemming te bereizen. “Omdat het product alleen al aanzet om te dromen.”
Dat Michelin-kaarten bijna een eeuw na het allereerste product een toonbeeld van leesbaarheid en informatie zijn, hebben we te danken aan de gebroeders André en EdouardMichelin, die aan het eind van de negentiende eeuw pionierden in banden. Bij de eeuwwisseling toerden zo’n drieduizend auto’s in Frankrijk rond en de broers hadden gauw door dat de popularisering van autoreizen kon worden aangezwengeld door een praktische gids op de markt te brengen. Die moest zich tot automobilisten richten, maar ook tot sportifs vélocipédistes. Al in 1900 produceerden de broers de allereerste Guide Michelin met adressen van garages, bandendepots en herstellers, aangevuld met dertien stadsplannen en praktische raadgevingen voor wie onderweg was. Dat ging van de manier om een band te herstellen tot een adressenlijst van restaurants en hotels. Vier jaar later werd ook een Belgische gids op de markt gebracht en in 1908 volgde het bureau des itinéraires, een toeristische service waar mensen schriftelijk om hulp konden vragen om hun reis uit te stippelen. In 1921 werden zo’n 18.925 reiswijzers in fichevorm verstuurd, drie jaar later al 95.325 stuks. De Fransen hadden het autotoerisme ontdekt.
Vier wegenkaarten per jaar
Omdat toentertijd alleen militaire kaarten bestonden en de bewegwijzering nagenoeg onbestaande was, werd door Michelin al in 1910 een eerste Franse wegenkaart ontworpen. Drie jaar later was het hele Franse grondgebied op 47 vellen uitgetekend en de huidige kaarten stoelen in wezen nog altijd op dezelfde principes met rode, oranje en witte wegen. Om ook te velde een en ander praktischer te maken, ijverde de bandenfabrikant voor nummering van de wegen, plaatste kubusvormige bakens met richtingen en afstanden op belangrijke kruispunten en begon vanaf 1926 regionale gidsen te publiceren, compleet met voorgestelde routes en uitleg over bezienswaardigheden.
Om de snel evoluerende wereld op de voet te volgen, hebben de cartografen aan de avenue Breteuil een netwerk van informanten uitgebouwd en ten gevolge van de snel wisselende situaties tijdens de boom van de wegenconstructies werden in 1929 vier kaarten per jaar uitgegeven, één per seizoen. Tegenwoordig is het ritme één per jaar en de gegevens worden continu door een legertje documentalisten verzameld. Ze doen daarbij een beroep op officiële overheden, maar gaan ook geregeld met de kaart in de hand ter plaatse de situatie verkennen. De verzamelde gegevens gaan naar de voorbereiders die miljoenen feiten verwerken, van de aard en de breedte van de wegen tot hellingen, kilometerafstanden en obstakels als lage bruggen. Zo’n dossier komt uiteindelijk bij tekenaars als Philippe Gabon terecht, die zich bij ons bezoek over een gewijzigde situatie in de buurt van Torhout buigt, waar op de A17 een nieuwe afrit klaar is. Zijn schets wordt op het computerscherm bovenop de bestaande kaart geprojecteerd en vervolgens elektronisch gekopieerd en gekleurd. Daarna voegt hij symbolen toe, plant een kilometerteken en giet het geheel in een vloeiende lijn.
Toch is een tweedimensionaal landschap op 1/200.000ste niet simpelweg de verkleining van de werkelijke situatie. “De leesbaarheid van een kaart staat voorop”, zegt de tekenaar en dat betekent dat rivieren op hun ware schaal worden aangeduid, terwijl wegen op de kaart veel breder uitvallen dan ze in realiteit zijn. En van een zeer bochtige weg wordt natuurlijk niet elke kronkel weergegeven. De tekenaars zijn per kaart zo’n dertig dagen per jaar zoet om de veranderingen aan te brengen en met de hulp van de computer gaat dat behoorlijk vlot. Vóór 1997 gebeurde alles nog manueel en werden twaalf films boven elkaar op de lichtbak gelegd en ingekleurd om tot het uiteindelijke resultaat te komen.
Naast de publieke productie is er ook een afdeling business-to-business, die op bestelling specifieke kaarten ontwerpt. Zoals de plattegrond met alle 956 plaatsen in Frankrijk waar zich oorlogskerkhoven bevinden, een opdracht van het Commonwealth War Graves Commission, het uitgetekende parcours van de Tour de France, of maritieme kaarten, gedrukt op onscheurbaar materiaal.
Bij die indrukwekkende Michelin-productie zouden we bijna vergeten dat echte kaartenliefhebbers nooit genoeg kunnen krijgen, nog meer details willen, terwijl ook fietsers en stappers dol zijn op gedetailleerde kaarten. Ons eigen Nationaal Geografisch Instituut, dat in 1976 werd opgericht, heeft de jongste jaren niet stilgezeten. Wie de verkoopdienst van het NGI in de abdij van Ter Kameren in Brussel binnenloopt, duizelt van het rijk gevarieerde aanbod en staat versteld van de dienstvaardigheid van het personeel.
Het bekendste product is de waaier van topografische kaarten (de zogenaamde stafkaarten) waarop behalve een rijkdom aan details ook hoogtelijnen vermeld staan. De kaarten bestaan op verschillende schalen, van 1/250.000ste tot zelfs 1/20.000ste, en het neusje van de zalm : schaal 1/10.000ste. Het blad van 80 bij 50 cm brengt zo’n 40 km2 in kaart.
De mooiste topografie ter wereld
Wie nooit genoeg kan krijgen van cartografische pareltjes, kan zich meteen de topografische atlas van België op 1/50.000ste cadeau doen, en dat voor ocharm 44,95 euro. Dat het werk van het NGI ook elders naar waarde wordt geschat, bewijst de kaart van Antwerpen, die internationaal bekroond werd met de prijs voor de mooiste topografische kaart ter wereld, waarbij we ‘mooi’ als ‘best leesbaar’ moeten begrijpen. De kaart oogt dan ook indrukwekkend.
Maar er is nog meer voor de fans : het NGI werkt aan herdrukken van historische kaarten en would-be piloten kunnen er de LowAir-kaart (1/250.000ste) bestellen, specifiek gemaakt voor de luchtvaart, maar ook thematische en toeristische kaarten, waarbij de topografische basis als achtergrond gebruikt wordt om toeristische informatie toe te voegen. Of men kan gebruikmaken van de Print On Demand-faciliteit en plattegronden laten uitprinten op een grootformaatplotter. Enfin, loop even langs in de Abdij ter Kameren of kijk op www.ngi.be.
Tekst Pierre Darge
“Rivieren worden echt op schaal getekend, terwijl wegen op de kaart veel breder uitvallen dan ze in realiteit zijn.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier