Bordeaux 1998 Een jaar met een naakte staart

Onder een bedrieglijk mooie kleurmantel gaan veelal schraperig harde wijnen schuil met een ongedekte, bittere finale. Van de bordeauxwijnen 1998 zijn alleen de witte en de merlots, die vroeg worden geoogst, enigszins interessant.

Merlot werd rijp binnengehaald voor de grote regens van eind september (op zondag 27 september viel er 26 mm regen!). De merlotdruifjes wogen wel tot 30 procent minder dan het jaar voordien: veel schillen dus voor weinig sap en dat zou krachtige, donkergekleurde wijnen moeten opleveren met groot potentieel.

De witte druiven zijn door de groei-stop in de maand augustus (zie kader: spelbreker) beschermd geweest voor overrijpheid, en de koude nachten van begin september hebben de afbraak van de zuren en de aroma’s vertraagd. De droge witte wijnen moeten dus vol-aromatisch zijn en met mooi reliëf.

De cabernetdruiven echter zijn nooit echt rijp geworden: men moet zich aan vegetale groene bitterheid verwachten en onvoldoende rijpheid in de onderbouw om dit tanninegeweld te dragen en toe te dekken.

Een groepje van een 70-tal wijnschrijvers uit 20 landen – waaronder Japan, China, Mexico – beginnen de jaarlijkse proeverij van het nieuwe millesime met Saint-Emilion en Pomerol, potentieel de beste. Alle proeverijen gebeuren blind, met alleen voorkennis van de appellation, en dat zorgt voor de nodige verrassingen. Bij de aanraders geven we wat uitvoeriger commentaar.

Vele wijnen missen fruit op het einde om het bittergeweld toe te dekken. Ze eindigen de proefsequens in de mond met een naakte tanninestaart: hét gebrek van het jaar. Met de tijd – deze wijnen moeten liggen om wat te verzachten – zal dit naakte einde alleen maar erger worden. Oppassen dus, want dikwijls zijn ze attractief in de aanzet.

Saint-Emilion en Pomerol

De volgende wijnen vertonen het gebrek van het jaar: Balestard-La-Tonnelle, gebalde neus met veel finesse maar een einde van naakte inkt; Beauséjour-Bécot, inktkleur met goed structurerende tannines in de aanzet; Canon, fijne neus maar valt weg na de smakelijke aanzet; Canon-La-Gaffelière, gebalde neus en een smakelijke aanspraak; Dassault, gedrongen neus met diepte; en Troplong Mondot, overdonderd door hout maar wat te dun in het fruit.

Enkele van de geproefde wijnen zijn echte missers: Fonplégade is te dun, La Dominique heeft blote tannines over de gehele smaaklengte en La Cabanne is gewoon veel te dun.

Vier Pomerols zijn ook niet aan te raden: La Conseillante is aangenaam simpel, La Croix de Gay is oppervlakkig, La Pointe is erg gewoon en Petit-Village is even simpel als La Pointe.

Maar er zijn in deze groep van merlot-dominante wijnen ook vele aanraders.

Angélus: frisse inktkleur met een accent van rijp, suave neus met goed diep fruit die mooi verbreedt maar zichzelf blijft bij opschudden, nu iets ruw in de tannines maar een goede, geknoopte eenheid van begin tot einde van de smaaksequens. Grote wijn.

Cap De Mourlin: een wat open kleur met een accent van zachte rijpheid, neus die zacht fruit aankondigt en stabiel bij opschudden, goede structuurtannines over de gehele lengte, maar het fruit blijft nu wat onder het hout verborgen.

Clos Fourtet: zachte inktkleur, neus met wat exotisch fruit maar goede smaakeenheid met zachte en tegelijk krachtige elementen.

Figéac: zachte kleur met een rijp accent, neus met goed fruit ook na opschudden en een strenge evenwichtige maar toch aangename smaak.

Franc-Mayne: frisse inktkleur en een neus met fruit ook in de diepte na opschudden, begint in grote smakelijkheid en heeft voldoende rijheid om het tanninegeweld te kunnen dragen tot op het verre einde.

Grand-Mayne: inktkleur, diepe fruitneus zoals van vintage port, zachte en volkomen geknoopte smaak. Groot.

La Gaffelière: neus met puntige finesse, smaak met goede structuurtannines, goede lengte en voldoende onderliggend fruit.

La Tour-Figéac: massieve inktkleur, neus vol diep ingepakt fruit en toch finesse, grote smaak met structurerende tannines over het gehele gebied.

Larcis Ducasse: open kleur, klassieker en niet van het geweldenaarstype, neus van zacht fruit en evenwichtige smaak.

Larmande: compacte inktkleur, neus overdonderd door verse eik, smaak is volkomen houtdominant met diepliggend fruit en structurerende tannines.

Pavie: normale kleur, neus met goed diep fruit maar op het randje van cuit; klassieke, statige smaak met mooie, structurerende tannines.

Pavie-Decesse: neus met diep fruit maar ook op het randje van cuit en goed door het hout opgetild, klassieke smaak met structuur en geknoopte lengte.

Villemaurine: ronduit edele, klassieke neus met finesse en diepte vooral na opschudden, smaak met cabernet-bitter maar goed geknoopt overal en met lengte.

Beauregard: fris purper in de port-achtige inktkleur, dense gesloten neus met rijpe diepte, goed geknoopt en gestructureerd evenwicht in de mond. Grote wijn.

Clinet: inktkleur, neus met diepte en fruit maar nu door het hout overdonderd, smakelijk en goed geknoopt evenwicht in de mond.

Gazin: open kleur en iets reductief aan de neus, maar dat effect verdwijnt bij opschudden; sappige en sterke evenwichtige smaak.

Vieux Château Certan: frisse inktkleur van jonge vintage port en eindeloze fruitdiepte aan de neus, prachtig geknoopte smaak met structuurtannines over het gehele gebied, volmaakt geknoopt. Grote wijn.

Cheval Blanc: inktkleur maar niet van het brute volpaarse type en met een accent van rijp; mooi gebouwde neus met breedte, puntigheid, diepte en finesse die een aantrekkelijke, grote, smakelijke wijn aankondigt; krachtige en toch zijdeachtige smaak met grote structuurtannines, perfect geknoopt over het gehele gebied. Supergrote wijn.

Listrac, Moulis en Haut-Médoc

Ook Fourcas Hosten en Fourcas Dupré vertonen het gebrek van het jaar: fruitarmoede op het einde. Toch twee aanraders in Listrac. Fonréaud met goede, iets open kleur; mooie ruime en fijne neus met ruime eerder dan diepe onderbouw; stevige, wat strenge smaak met goede frisheid en mooi geknoopt. Niet groot maar wel goed. Clarke: heel mooi geconcentreerde kleur, compacte en gespannen neus, wat ruw in de tannines maar goed geknoopt en met lengte.

Van de drie geproefde wijnen uit Moulis is geen enkele aan te raden: Chasse Spleen is dun in de mond met ongedekte finale bitterheid, Poujeaux is redelijk geknoopt maar wat simpel, en Maucaillou is zeer groen en grassig van onrijpheid.

De selectie van 12 wijnen uit Haut-Médoc levert niet veel op. Beaumont is oké maar erg simpel, Cantemerle heeft uitschietend finaal bitter, Coufran is open en elegant, wat dun in de tannines maar verder in orde, Lamarque heeft een naakte bittere staart, La Tour Carnet heeft het gevreesde finale bitter, Malescasse is onrijp groen en dun, Greysac uiterst simpel en zonder lengte, La Tour de By heeft een te dunne textuur en Loudenne is een bittere stoot zonder meer en dan nog uitschietend op het einde.

Toch drie aanraders: Belgrave, met briljante inktkleur, door hout gedomineerde maar klassevolle neus met klassieke diepte, goed met fruit onderbouwde smaak. Camensac: goede normale kleur en een klassieke neus met finesse, smaak met heel wat ruwe tannines maar geknoopt. Citran: goede, normale, wat open kleur; klassieke neus met bovenliggend en onderliggend diep fruit; smaak met mooi verspreid structuurbitter.

Margaux

Van de 25 geproefde wijnen zijn er slechts 7 aan te raden.

Kirwan: strenge wijn, maar met goed structuurbitter dat goed door fruit is omhuld.

Malescot-Saint-Exupéry: een geweldenaar van inkt en hout, maar evenwichtige volkomen toegeplooide smaak.

Giscours: inktkleur van vintage port maar toch met een rijp accent; neus met aangenaam fruit en veel diepte; in de mond zeer smakelijk met een goede balans en grote lengte. Grote wijn.

Dauzac: volkomen inktkleur vol spanning; klassieke toegeplooide neus met charme; zeer smakelijk en eindigt met een mooi geknoopt duo van fruit en tannines.

Monbrison: goede kleur en een exotische toets in de neus; redelijk geknoopte smaak tot op het einde.

Palmer: donkere, rijpe kleur, een suave neus en een volkomen evenwichtige smaak. Grote wijn, moet tot de beste van het millesime behoren. Informatie op het château leert ons dat hij gemaakt is met 50 procent merlot en dat de extractie gemilderd werd: iets minder lang en op iets lagere temperatuur. Alleen het water aangebracht door de regen (5 tot 6 procent) werd via vacuümverdampen verwijderd, en omwille van optimale rijpheid werd er geoogst met de hand en per perceelgedeelte.

Château Margaux: diepe, briljante maar geen supergeconcentreerde kleur; neus van fijne cabernet en toch breed; goede statige aanspraak in de mond, met goede complexe lengte maar met een spoor van uitschietend bitter op het einde. Kan nog in orde komen.

De andere mag men vergeten. Cantenac-Brown is wat vegetaal en heeft fruit tekort, Rauzan-Gassies eindigt met dun ongedekt bitter, Marquis de Terme is gewoon een bittere noot zonder fruit, Rauzan-Ségla heeft fruit te kort, Prieuré-Lichine zet goed aan in de mond maar laat dan het bitter uitschieten, Brane-Cantenac heeft iets uitschietend bitter na volumineuze, charmerende aanzet en komt misschien nog goed, Siran toont zijn bittere naakte staart, Lascombes is simpel en dun in de mond, Labégorce mist fruit, d’Angludet heeft geen spoor van fruit en Ferrière is niets anders dan tannines.

Pauillac, Saint-Estèphe en Saint-Julien

In Pauillac missen Croizet-Bages, Grand-Puy-Ducasse en Pontet-Canet fruit of zijn dun.

Er zijn wel 5 aanraders.

Haut-Bages Libéral: bijna inktkleur en een zachte neus met mooi hout; de smaak is fijn en vol mooi fruit tot op het einde.

Lynch-Bages: dense inktkleur en een neus vol diep fruit; mooi evenwichtige smaak met lengte en goed geknoopt.

Lynch-Moussas: ruime kleur en een neus met finesse en wat oppervlakkig fruit; de smaak is aangenaam en met fruit maar wat braaf.

Pichon Baron: compacte inktkleur met een accent van rijp; statige neus met finesse en fruitdiepte; aangename smaakaanspraak maar ook goed geknoopt tot op het einde.

Pichon Comtesse: is overal fruitdominant met finesse en rijpheid samen, ook goede tanninestructuur.

Op de 6 geproefde wijnen van Saint-Estèphe zijn er vier aanraders.

Lafon-Rochet: mooie massieve kleur met een rijp accent; neus vol rijpheid in de diepte; smaak met grote eenheid en vooral met fruit.

Phélan Ségur: kleur van inkt en een neus met veel fruit na opschudden; mooie smaaksequens van fruit en bitter met een klein bitter accent op het einde. Komt goed.

Haut-Marbuzet: goede kleur zonder meer en een neus met fruit; zachte evenwichtige smaak met rijpheid maar geen diepte. Gemakkelijke wijn zonder meer, met veel merlot.

Cos d’Estournel: normale kleur maar een fijne zachte en vooral genuanceerde neus; zachtaardige smaak met veel merlot, niet de monsterachtige concentratie. Niet groot maar wel erg lekker.

Les Ormes de Pez heeft uitschietend bitter en Cos Labory is simpel en dun van textuur.

In Saint-Julien zijn Lagrange (met ongedekt bitter), Langoa-Barton (zonder fruit) en Léoville-Barton (dat rond aanzet maar op het bitter uitschiet) nu niet aan te raden. De 5 andere wel.

Beychevelle: briljante inktkleur en een smaak met veel diep fruit, volkomen geknoopt.

Branaire: inktkleur en volkomen toegeplooide neus; smaak met een mooie balans tussen fruit en tannines, durend tot op het einde.

Gruaud-Larose: inktkleur met een accent van rijp; statige edele neus met veel diep fruit; evenwichtige geknoopte smaak.

Léoville-Poyferré: inktkleur met het accent van rijp; zachtheid in de neus maar een scherpe, strenge smaak met goed evenwicht overal.

Talbot: inktkleur en een volkomen toegeplooide neus, maar een geknoopte smaak tot en met het verre einde.

Rode Graves

Als we de stelling handhaven dat naakte finale tannines niet accepteerbaar zijn – en voor bewaarwijnen geldt dat in elk geval – moeten de volgende wijnen worden afgekeurd. Blind proeven is ongenadig.

Haut-Bailly: zoete aanspraak maar uitstulpend bitter. Pape-Clément: ronde smaakaanzet maar scherp uitschietend bitter op het einde. Larrivet-Haut-Brion: naakt bitter in fine. Fieuzal: ronde smaakaanzet maar uitschietend finaal bitter. Domaine de Chevalier: harde bittere smaak zonder fruit. Ferrande: vegetaal onrijp en bitter. Haut-Bergey: zachte smaakaanzet maar schuift verder op bitter. Pique Caillou: overal veel te dun. Chantegrive: tanninemonster zonder fruit. Bouscaut: vegetaal, klein en onrijp. La Louvière: bitter onrijp van vegetale pepers.

Geraken net over de meet: Carbonnieux met iets te nadrukkelijk bitter op het einde, maar verder streng en toch charmerend. Latour-Martillac mist wat fruit maar kan nog net, want het bitter zit overal. Rahoul is wat eenvoudig maar niet overdreven in de bitterheid.

Enkele nipte aanraders.

Les Carmes Haut-Brion: goede, wat open kleur; discrete neus met houttonen in de onderbouw en bittere tonen in heel het smaakgebied, redelijk evenwicht.

Olivier: inktkleur en een neus van donkere kersen; redelijk evenwicht met goed verspreide tannines.

Malartic-Lagravière: inktkleur met vatspanning, neus is nu houtdominant; redelijk geknoopte smaak.

Smith-Haute-Lafitte: inktkleur en een neus van hout in dit stadium; redelijk evenwichtige smaak.

De France: inktkleur en een statige neus met fruit; smaak met goed evenwicht.

Witte Graves

Van de witte Graves wordt veel verwacht. De rijpheid was perfect, met voldoende zuren om de frisheid te garanderen. “Het is een jaar zonder mediterraan karakter”, verkondigt de befaamde oenoloog Denis Dubourdieu. “De augustusstop in de groei, samen met de koude nachten van september, heeft het volle aromatische potentieel tot op het moment van rijpheid gebracht.” Maar het moet dan ook nog in de fles geraken.

Volgende wijnen zijn oninteressant. Latour-Martillac: simpele sauvignon. Rahoul: haast geen neus. De France: mist reliëf. Malartic-Lagravière: simpel. Carbonnieux: glad. Ferrande: rijp maar proeft aangezuurd. Haut-Bergey: glad. Olivier: geen smaak.

Aan te raden zijn de volgende:

Pape-Clément: rijp en goede dense smaak maar geen éclat.

La Louvière: fris en gevuld.

Domaine de Chevalier: dense smaak van witte perzik.

Smith-Haute-Lafitte: fijn en fris gevuld.

Fieuzal: volrijpe, frisse, goede smaak.

Larrivet-Haut-Brion: goede balans tussen vulling en frisheid.

Chantegrive: ernstige, evenwichtige smaak met goede lengte.

Bouscaut: frisse, goede smaak maar iets kort.

Pique Caillou: ernstige, gevulde smaak van getemde rijpheid.

Sauternes

Voor Sauternes kunnen we kort zijn: het was geen goed jaar. Zeker niet als we het vergelijken met de uitzonderlijke kwaliteit van het jaar voordien.

De meeste rode bordeauxwijnen 1998 hebben de donkere, gespannen, haast inktachtige kleurconcentratie van de grote jaren, waarbij men rijpheid en grote zachtaardigheid in de mond verwacht. Maar net het omgekeerde is waar: de 1998-ers zijn in veel gevallen rasperig hard, met schurend bitter dat onmiddellijk inzet na de alcoholische aanspraak. Dergelijke wijnen zijn per definitie onevenwichtig, en het finale naakte bitter zal zich met de tijd en de jaren fles alleen maar erger manifesteren. Hun toekomst is er een van schrale, skeletachtige droogte.

Vanwaar die prachtige kleur dan? In werkelijkheid is de ogenschijnlijk prachtige kleur het resultaat van concentratiemachines, vacuümverdamping en omgekeerde osmose, waardoor water uit het druivensap verwijderd kan worden. Helaas concentreren die machines ook de fouten van de oogst: in dit geval wordt de onrijpheid nog verergerd.

Wanneer een stevige, rijpe oogst gedurende de laatste dagen door regen wordt verdund, maar zonder dat dit rot meebrengt, dan kan een concentratiemachine goed werk leveren. In het oogstjaar 1998, aan de Médoc-zijde van de rivier waar cabernet sauvignon primeert, heeft ze in de meeste gevallen de onrijpheid bevestigd onder een kleurmantel die het omgekeerde doet verwachten.

Zelfs op Cos d’Estournel heeft men voor het eerst met concentratiemachines geëxperimenteerd, en heeft men bovendien het gehalte van de vroegrijpende merlot in de Grand Vin opgevoerd tot 40 procent. Zo is de Cos 1998, in tegenstelling met vele andere, normaal van kleur met een neus vol zachtaardigheid en nuance, en een wat strenge maar evenwichtige smaak.

Kortom, het jaar 1998 in Bordeaux is gekenmerkt door mooie rijpe merlot en verdunde, door machines opgepepte onrijpe cabernet. Pomerol en Saint-Emilion, waar merlot domineert, zijn dus gemiddeld veel beter dan al wat aan de Medoc-zijde van de rivier werd binnengehaald.

Herwig Van Hove / Tekening:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content