Vlaams bouwmeester Erik Wieërs: ‘Je kunt mensen niet deporteren uit de verkavelingen’
Tegen heilige huisjes schoppen staat niet in zijn taakomschrijving, maar wij peilden bij de nieuwe Vlaamse Bouwmeester, Erik Wieërs, toch naar wat hij de zeven hoofdzonden in de architectuur vindt.
Hoogmoed en ijdelheid
Veel architectenbureaus dragen de naam van hun oprichter, iets wat jij nooit gedaan hebt. Architecten hebben de reputatie grote ego’s te hebben.
‘Dat kan ik niet ontkennen. Je hebt een bepaalde zelfverzekerdheid nodig om mensen te overtuigen voor jouw ontwerp te kiezen. Als dat lukt, kun je denken dat je bijzonder bent. Het is daarom belangrijk om te kiezen voor de kwaliteit van je gebouwen, en niet bezig te zijn met je naam of ambities. Niet dat ambitie en hoogmoed hetzelfde zijn. Ambitie is goed, maar als het ego gaat overheersen, krijg je problemen. Als je in groep een ontwerp maakt, verdwijnt het ego, omdat je ziet dat er goede ideeën ontstaan die je niet op één iemand kunt vastpinnen. Het ego komt weer opzetten als je ervan overtuigd bent dat alle ideeën altijd van jezelf komen. Maar dat is niet eigen aan de architectuur, ik zie dat ook bij politici en ondernemers. Het is ook dubbel. In een maatschappij die geobsedeerd is door beroemdheid, zie je vandaag het fenomeen van de sterarchitect. Daartegenover stoort het me dat er in de pers nog vaak over gebouwen gesproken wordt zonder de architect te vermelden. Auteurschap is belangrijk, het is fatsoenlijk om mensen krediet te geven voor wat ze goed gedaan hebben.’
In Vlaanderen denkt men bij een goede woonsituatie aan groot, maar er zijn veel slechte plannen met verkwiste vierkante meters.
Was architect worden een jongensdroom?
‘Ik wilde theater of muziek studeren, maar dat wilden mijn ouders niet. Het compromis was architectuur. Toch nog een kunst, maar ook een ernstig beroep. Pas vanaf het derde jaar werd ik echt gegrepen. De klik kwam er toen ik besefte dat architectuur niet alleen over functionaliteit ging, maar ook over betekenis geven aan dingen en ruimte. Ja, je bent als architect begrensd door de pragmatiek, maar die begrenzing kan net kwaliteit opleveren. Het idee van het witte canvas lijkt aantrekkelijk, maar is best moeilijk. Zoals Goethe wist: in de beperking toont zich pas de meester.’
Met dat diploma op zak ging je nog filosofie studeren. Een nuttige studie voor een architect?
‘Na mijn studie had ik het gevoel dat het me aan algemeen historische en theoretische kennis ontbrak. Filosofie heeft me geholpen om een kijk te krijgen op de wereld als geheel, om de geschiedenis en de evolutie beter te begrijpen. Ik benader architectuur nu niet per se filosofisch, maar denk wel dat er overeenkomsten zijn. Design gaat over het structureren van een probleem, over hoe je dat benadert en ruimtelijk oplost. Filosofie doet hetzelfde op intellectueel vlak en ik heb tijdens die studie nog bijgeleerd over hoe problemen te benaderen.’
Hebzucht
Bouwen kost veel geld. Is er iets waar we te veel aan uitgeven?
‘Vandaag gaat tot 40% van het budget naar de technieken. Ik vind dat veel. Te veel. Als je een technisch bureau armaturen laat kiezen, kost dat altijd belachelijk veel geld. Terwijl er niets mis is met een goedgeplaatste tl-lamp en je ook bij de huis-, tuin- en keukenverlichting interessante en betaalbare producten vindt. Veiligheidsnormen zijn belangrijk, en daar wordt niet over gediscussieerd omdat we dat maatschappelijk belangrijk vinden. Neem de glasnorm. Onze ramen moeten aan één of twee kanten gelaagd zijn. Dat kost ontzettend veel geld, terwijl de kans dat je door dubbelglas valt miniem is. Ik vermoed dat de grote glasfabrieken stevig gelobbyd hebben voor die norm. We kunnen in Vlaanderen een betere samenwerking tussen de technische en creatieve kant van de sector gebruiken, want door samen aan een ontwerp te werken, kunnen we de kosten lager houden.’
Waar zouden we beter meer geld aan uitgeven?
‘Een van de eerste contracten van een vriend was de uitbreiding van een huis voor een nieuwe keuken. Er werd 10.000 euro geïnvesteerd in de uitbreiding van de ruimte en 30.000 in de keuken. Toestellen en kastjes, het was allemaal fancy. Verschrikkelijk is dat. Het is verstandiger om te investeren in de ruimte, in een goed ontworpen plek met veel licht, en daar dan een goedkopere keuken in te steken. Want die keuken gaat toch maar vijftien of twintig jaar mee. Investeren in ruwbouw, ruimte en structuur is een goed idee omdat het gebruik of de invulling van elk gebouw om de veertig jaar verandert. Het slimste wat je kunt doen, is een gebouw ontwerpen waarbij de structuur niet samenvalt met het programma, zodat je het niet om de zoveel tijd moet vertimmeren.’
Vraatzucht
Wij wonen in Vlaanderen groot en wijdverspreid. Vreten we ruimte?
‘In Vlaanderen denkt men bij een goede woonsituatie aan groot, ja. Een kleine woning vindt men minderwaardig. Niet alleen financieel, maar ook gevoelsmatig. Daarom leggen we altijd zoveel nadruk op de vierkante meters. Maar er zijn veel slechte plannen met verkwiste vierkante meters. Het gaat over hoe je de ruimte gebruikt en welk gevoel dat oproept. Als je relatief klein woont, geeft een groot terras je een groter ruimtegevoel. Als je een kleine eetkamer hebt, maar ook een gedeelde plek waar je meer mensen kunt ontvangen als dat nodig is, dan heb je toch alles wat je nodig hebt? Het wordt interessant als je in een woning op verschillende plekken andere ervaringen hebt. Ik woon in een cohousingproject. We hebben een collectieve tuin, maar ik heb ook een eigen terras; ik kan dus in mijn bed, aan tafel, in de zetel en op verschillende plekken buiten een boek lezen. Dat geeft me een gevoel van ruimte.’
Gemeenschappelijke ruimte is een van je stokpaardjes.
‘Ruimte op een goede manier delen is de toekomst als we kleiner en dichter bij elkaar gaan wonen. We kunnen plekken ook dubbel gebruiken. Een park kan ook dienen voor wateropvang of groenteteelt, je kunt ’s avonds basketten op de leegstaande parking van de supermarkt, in een gemeenschappelijke tuin organiseer je een barbecue voor vrienden, en je komt er je buren tegen. Maar we hebben een belangrijke omslag in ons denken nodig. In Vlaanderen is wonen een economisch gegeven. Bouwpromotoren zijn vooral bezig met winst en iedereen zorgt voor zijn eigen woning. Hoe meer geld je hebt, hoe meer plaats en buitenruimte je hebt. Maar je kunt ook anders kijken naar wonen. Stel dat we het niet meer zien als iets waar we geld mee verdienen, maar wel als een gemeenschappelijk op te lossen probleem: iedereen moet een goede woning hebben. We zouden coöperatieve woonensembles kunnen ontwerpen. Ouderen moeten niet naar een woon-zorgcentrum, maar worden verzorgd in de gemeenschap, kinderopvang gebeurt ook daar, er is een wasplaats en een feestruimte, de bewoners delen boor- en grasmachines en misschien zelfs auto’s. Zo krijg je een gemeenschap van mensen die je kent en vertrouwt, en als je daar de grondspeculatie uit haalt, wordt dat zelfs betaalbaar. In Zwitserland en Oostenrijk zie je dat soort projecten vandaag al en in Zürich is het aanbod in wooncoöperaties goedkoper dan op de vrije markt. Als lid van zo’n coöperatie koop je woonrecht, een soort aandelen, en je kunt in de loop van je leven van woonst veranderen naargelang je behoeften. Zijn de kinderen de deur uit, dan ruil je je woning met drie slaapkamers in voor een kleiner appartement, bijvoorbeeld. En je kunt je aandelen aan je kinderen doorgeven. Maar dat vraagt een andere manier van denken, waarbij wonen gaat over iedereen een plek geven om goed te wonen. Kijk, in Vlaanderen koopt iedereen die het kan een appartement, want dat is een uitstekende belegging doordat huurinkomsten niet belast zijn. Dus ja, ik vind dat we sterk op collectiviteit en gedeelde ruimte moeten inzetten, maar we hebben nog een lange weg te gaan voor dat idee echt ingang gaat vinden, denk ik.’
Ik vind dat we sterk op collectiviteit en gedeelde ruimte moeten inzetten, maar we hebben nog een lange weg te gaan.
Gemakzucht
Wie de gemiddelde Vlaamse woning bekijkt, ziet vaak hetzelfde grondplan, ook al verschillen onze levens sterk van elkaar. Zijn we gemakzuchtig?
‘We zijn behoudsgezind. In Vlaanderen zit het toilet vaak in de gang, naast de voordeur. Wel, Marie-José van Hee, een interessante architecte, weigert dat. Ze vindt dat een toilet rustig moet liggen. Een goed idee, maar we zijn dat zo gewoon dat we daar niet meer over nadenken. Ik herinner me een promotor die tekende hoe een appartement ‘altijd’ was. Dat moest zo, zei hij, want dat is wat mensen willen. Hij bood een Franse, Spaanse en Vlaamse gevelstijl. Waarom geen Hongaarse of Zweedse stijl? Ah, omdat mensen dat niet willen. Wel, ik denk dat ze de mensen dat hadden wijsgemaakt. (lacht) De klanten hebben dat niet bedacht, dat is hoe de markt hen stuurt. Ze zien overal hetzelfde en vragen zich vaak niet af waar hun voorkeuren vandaan komen.’
Veel huizen zijn niet aangepast aan het concrete leven van de bewoners.
‘Dat gaat voor een stuk terug naar het idee van begin vorige eeuw: architecten wilden voor alle mensen een nieuwe standaard ontwerpen. Vanuit een soort enthousiasme en geloof in vernieuwing dachten ze te weten hoe het ideale leven er zou moeten uitzien voor iedereen. Alleen, dat heeft geleid tot een soort standaardisering en na de Tweede Wereldoorlog werd dat aangegrepen om goedkoop en repetitief te bouwen. Misschien is het een idee om voor privépersonen flexibeler huizen te bouwen, waarbij je in een goede structuur voorziet, die ze dan naar eigen behoefte kunnen invullen.’
Gaan we ook gemakzuchtig om met ecologie en duurzaamheid? Mensen zijn bezig met duurzaam bouwen, maar als ze moeten besparen, is dat vaak het eerste wat wegvalt.
‘Klopt, maar ik begrijp dat. Wij wilden in ons gebouw ook een warmtepomp, maar ons budget kon dat niet aan, dus is die er niet gekomen. Duurzaam bouwen betekent dat je eerst meer geld moet uitgeven, om het in de loop der jaren minder duur te laten worden. We maken keuzes en jammer genoeg denken we vaak niet op de lange termijn.’
Lust en onkuisheid
Wat is een folie in de architectuur?
‘Letterlijk is het een idee uit de Engelse tuintraditie. Architectuur is altijd gebonden aan een functie, maar een folie is een gebouw zonder functie. Architectuur om de architectuur, gewoon bedoeld om naar te kijken. En eigenlijk zou het niet slecht zijn als we onze gebouwen iets meer als folies zouden beschouwen. Als we ze vooral ontwerpen om interessant en betekenisvol te zijn, want zoals ik daarnet al zei: die invulling verandert toch op lange termijn.’
Is dat voor veel mensen niet denken op té lange termijn?
‘Ja, dat is moeilijk. En toch. Als je aan opdrachtgevers voor woon-zorgcentra voorstelt om de kamers zo te ontwerpen dat ze makkelijk kunnen veranderen, gaan sommigen daarin mee, en vinden anderen het moeilijk om los te komen van de korte termijn. Maar als bureau maakten we geregeld mee dat het gebouw al ‘verbouwd’ werd voor het er stond, omdat de opdrachtgevers van idee veranderd waren. Of denk aan een woning. Mensen met kleine kinderen willen een speelkamer, lekker dicht bij de keuken zodat ze hun kinderen in het oog kunnen houden. Maar wat als die kinderen veertien of achttien zijn? Gaan zij die ruimte dan nog gebruiken? Als architect ben je verantwoordelijk voor een gebouw op lange termijn en je moet proberen je klant mee te krijgen in dat verhaal.’
Wat is echt onkuis?
‘Dat is moeilijk. Soms ligt de nadruk zo sterk op pure esthetiek dat een gebouw doodgewoon niet werkt. Ik herinner me een reportage over een uitbreiding van een museum, waarbij het in de nieuwe vleugel binnenregende en je nergens iets kon ophangen. De museumdirecteur was toch blij, vertelde hij, want hij vond ‘dat nieuwe, hedendaagse, hippe helemaal geweldig’. Nieuw en hedendaags en hip, gewoon om het nieuwe, hedendaagse en hippe, dat is onkuis. Een gebouw moet werken. Het is zo evident dat het niet mag binnenregenen en dat het als ruimte moet werken, dat dit zelfs niet ter sprake moet komen.’
Wat met iemand als Santiago Calatrava, die bepaalde dat er in zijn stationsgebouw in Luik geen vaste banken mogen staan, en die vergat een aankomsthal te voorzien in de luchthaven van Valencia?
‘Dan zijn we weer bij ego. Calatrava is het voorbeeld van de architect bij wie het succes naar het hoofd is gestegen. Het station van Luik is mooi, maar ook veel te duur en misschien praktisch niet geweldig ontworpen. In Bilbao en Venetië ontwierp hij mooie maar glibberige glazen bruggen die spekglad worden als het regent. Dat doet het in Bilbao zo vaak, dat de stad een soort matten op de brug moet leggen omdat er zoveel ongelukken gebeuren, met als gevolg been- en heupbreuken. Dat is een misdaad, veroorzaakt door arrogantie.’
Woede
Waar word je kwaad van?
‘Ik probeer me te herinneren wanneer de laatste keer was. (lacht) Structurele domheid, daar word ik wel kwaad van. Het idee dat sommige dingen binnen een systeem zijn zoals ze zijn, ook al voelt iedereen dat het niet werkt. Dertig jaar geleden had men het al over een betonstop en over minder open ruimte aansnijden. Experts waren het er toen al over eens, en ze zijn dat nog. Beleidsmakers zijn ook overtuigd en schreven het bijvoorbeeld in het Ruimtelijk Structuurplan van 1996 en het beleidsplan Ruimte Vlaanderen in. Op papier is men ambitieus, maar er is nog geen manier gevonden om tot actie over te gaan en die ambities concreet te maken. Er blijven verkavelingen bij komen in Vlaanderen. Dat begrijp ik niet, en daar word ik kwaad van. Hetzelfde geldt trouwens voor de klimaatverandering. De meerderheid van de mensen gelooft dat het een reëel en ernstig probleem is en moet worden aangepakt, maar er gebeurt niets.’
Omdat het moeilijke problemen zijn om aan te pakken?
‘Uiteraard. Het is gemakkelijk om te zeggen: we moeten meer in steden en kernen gaan wonen, maar je kunt mensen niet deporteren uit de verkavelingswijken, om die dan af te breken. Het lijkt misschien te laat om onze ruimtelijke ordening te herstellen, maar dat is relatief. In één generatie kan er ontzettend veel veranderen. Als niemand die villa’s in verkavelingen nog wil hebben, zullen ze verdwijnen. Is het niet over dertig, dan over vijftig jaar. Maar dan moeten we eerst mensen overtuigen dat ze in de steden en kernen een comfortabel leven kunnen leiden. Dat wil zeggen dat ze aangenamer en betaalbaarder moeten worden, verkeersluwer, groener en met meer water. Plekken waar iedereen buitenruimte heeft, privé maar ook collectief. Weet je, als we aan een dorp denken, denken we aan het gemeenschapsleven. Daar hebben we allemaal behoefte aan, maar dat kan prima in de stad. Ik deel een tuin met mijn buren, wij vormen een eigen gemeenschap en nu ook een bubbel. En ja, ik ken mijn bakker. Dat sociale contact is wat we zoeken, dus misschien moet de stad een verzameling van dorpen worden om aantrekkelijk te worden.’
Er blijven verkavelingen bij komen in Vlaanderen. Daar word ik kwaad van.
Discussies over de betonstop worden vandaag ook snel gepolariseerd en bitsig. Alsof alles zwart-wit is.
‘Dat is een van de grootste maatschappelijke problemen. We hebben het over Trump en Brexit, maar ook bij ons verdeelt men mensen. Steden en het buitengebied, jong en oud, experts en leken, die permanente tegenstellingen zorgen voor wantrouwen. En vaak wordt de discussie verkeerd gevoerd. Mensen steigeren als men de stad autovrij maakt, want ‘dan raak ik er niet meer.’ Maar zo’n maatregel is niet zwart of wit. We moeten zorgen dat wie slecht ter been is, in de stad raakt, bijvoorbeeld met een elektrisch busje. Want wat blijkt? In bijna alle steden waar ze de auto gebannen hebben, zijn de bewoners blij met de verandering.’
Jaloezie
Is er een gebouw dat je graag ontworpen had?
‘Ik heb niet veel last van jaloezie, en denk in eerste instantie: wat goed dat dat gebouw er is. Ik kon weleens omgekeerd jaloers zijn, en het spijtig vinden dat de opdracht voor een gebouw aan een ander bureau werd gegeven, als ik dacht dat wij dat beter zouden doen. Is dat ook jaloezie: pijn hebben van een kans die je niet krijgt?’
Wie bewonder je?
‘Veel Vlaamse architecten. En verder iedereen die met passie zijn beroep uitoefent. De mensen van een woon-zorgcentrum dat we hebben gebouwd, of mijn schoonbroer die lesgeeft in het zesde studiejaar, die bewonder ik heel erg. Wie met engagement iets vastpakt, krijgt mijn respect.’
ID
– Geboren in 1963.
– Studeerde architectuur in Antwerpen en wijsbegeerte aan de VUB.
– Hij richtte mee het Meta Architectuurbureau en later ook Huiswerk Architecten op.
– In 2011 richt hij Collectief Noord mee op, een bureau dat architectuur altijd in een context ziet, met de nadruk op samenleven. Het had onder andere een hand in het masterplan van de site van het Militair Hospitaal in Antwerpen en ontwierp sociale woningen op Luchtbal.
– Tot voor kort gaf hij les architectonisch ontwerpen aan de opleiding Ontwerpwetenschappen van de Universiteit Antwerpen.
– Sinds augustus 2020 Vlaams Bouwmeester, hij volgt Leo Van Broeck op.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier