Sofie De Caigny (Vlaams Architectuurinstituut): ‘De stad van de toekomst staat er al’

© FOTO AARON LAPEIRRE

Historica Sofie De Caigny (43) woont in Antwerpen en leidt sinds 2018 het belangrijkste aanspreekpunt voor architectuurcultuur in Vlaanderen en Brussel. Het organiseert onder meer tentoonstellingen en het Festival van de Architectuur en beheert omvangrijke architectuurarchieven, waarvoor het dit voorjaar een Ultima ontving.

Stilstaan bij wat je hebt is een vorm van geestelijke hygiëne. In het dagelijkse leven komt het er niet altijd van, maar op de fiets naar huis ben ik daar soms bewust mee bezig: ik wil alle geluk en rijkdom in mijn leven niet als vanzelfsprekend zien. Veel daarvan is niet mijn verdienste, maar het gevolg van puzzelstukken die sowieso al goed lagen. Dit voorjaar is dat besef nog gegroeid: we zaten tijdens de quarantaine met onze drie kinderen in een groot huis in de stad, grote drama’s zijn ons altijd bespaard gebleven – een beetje dankbaarheid mag wel.

Toekomstige historici zullen niet mals zijn voor de waanzin van deze eeuw. Ik stel me graag voor hoe zij later naar onze tijd zullen kijken, maar de kans is groot dat zij zaken als ons plasticverbruik of ons reisgedrag ronduit schokkend zullen vinden. Hoe is het bijvoorbeeld mogelijk dat wij, met al onze kennis en technologie, zulke gevaarlijke terreinwagens toelaten op de weg en er niet in slagen om verkeersstromen in veilige banen te leiden? De honderden verkeersdoden per jaar staan niet alleen op rekening van waaghalzen en doodrijders, het gaat ook over wat we als maatschappij acceptabel vinden.

Toekomstige historici zullen niet mals zijn voor de waanzin van deze eeuw. Zaken als ons reisgedrag of ons plasticverbruik zullen ze schokkend vinden.

Architecten en stedenbouwers bedienen de samenleving maar in de mate dat ze die ook weerspiegelen. Veel architecten zijn zich bewust van hun maatschappelijke verantwoordelijkheid, maar mede door de kostprijs van de opleiding komen architectuurstudenten nog veelal uit de witte middenklasse. Dat referentiekader sluipt ook in de woningen, scholen en openbare gebouwen die ze later ontwerpen. Als ik mijn studenten aan de Universiteit Antwerpen vraag wie er is opgegroeid in een vrijstaande verkavelingswoning, gaan de handen vlot omhoog. Hoe dan ook vergt een succesvol ontwerp altijd aandacht voor de gebruikers ervan en wat inlevingsvermogen. Een bredere ontwerperspoule komt iedereen dus ten goede.

De gebouwde ruimte is een continuüm. Haast al onze steden dragen de sporen van verschillende tijdperken, van veranderende ideeën over wonen en mobiliteit, en in het dichtbevolkte Vlaanderen werken architecten altijd met een historische context. Ik voel een grote verantwoordelijkheid om mee aan maatschappelijke verandering te werken, maar vergis je niet: de stad van de toekomst staat er al.

Vrouwen zijn de stille krachten van de architectuurwereld. Door de eenzijdige geschiedschrijving zijn vrouwelijke rolmodellen schaars, en vrouwen haken vaker af na hun stagejaren omdat het statuut van zelfstandig architect te onzeker is. Maar we drukken wel onze stempel. Veel vrouwelijke architecten werken nadien in planningscellen, bouwmeesterteams en erfgoedorganisaties. Ook bij organisaties rond architectuurcultuur is er een vrouwelijk overwicht, net als bij natuur- en samenlevingsopbouworganisaties die ook bij grote projecten betrokken worden. De architectuurcanon suggereert iets anders, maar de visieontwikkeling achter de schermen is vaak vrouwenwerk.

Ik wil het woonmodel van de toekomst niet alleen aan beleidsmakers of projectontwikkelaars overlaten. Het hele verhaal van verdichting, van compacter en intergenerationeel wonen en co-housing vergt een maatschappelijk draagvlak, wat betekent dat je ook het grote publiek moet sensibiliseren. Net zoals met de klimaatproblematiek is het pas wanneer gewone mensen om verandering vragen dat de overheid en de privémarkt de moed opbrengen om los van kortetermijndenken en snel gewin een nieuw verhaal te schrijven. Tegelijkertijd overstijgt de enorme maatschappelijke en ecologische kost van onze verkavelingscultuur onze individuele verantwoordelijkheid. Zolang onze pensioenen laag zijn in vergelijking met de rest van Europa, zullen mensen een investering in een lap grond en een eigen huis als een appeltje voor de dorst zien.

Perfectionisme maakt niet gelukkig. Ik heb vaak de neiging om te kijken wat ik nog beter kan doen, in plaats van gewoon te genieten van wat al goed loopt. Dan denk ik in eerste instantie aan mezelf, maar als moeder en leidinggevende in een organisatie zet je zo wellicht ook de toon voor anderen. Mezelf daarin afremmen blijft een leerproces: ik heb zoveel kansen gekregen in het leven dat ik het mijn plicht vind om de samenleving zoveel mogelijk terug te geven.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content