100 jaar later: de vergeten vrouwen van het Bauhaus
Een derde van de studenten aan het Bauhaus was vrouw. Toch zijn het alleen de mannen die een plaats kregen in het collectief geheugen. Had Walter Gropius bij het ontwerpen van zijn schoolgebouw ook een glazen plafond in gedachten?
‘Iedereen, ongeacht leeftijd of geslacht, is welkom,’ schreef Walter Gropius in zijn manifest bij de opening van het Bauhaus in Weimar in 1919, ‘en er zal geen onderscheid worden gemaakt tussen het mooie en het sterke geslacht.’ Het onderscheid tussen mooi en sterk zou de huidige generatie jonge vrouwen al meteen schofferen, maar wekte een eeuw geleden geen greintje argwaan. De progressieve intentie lokte vrouwen uit het hele land, dromend van een creatieve opleiding. Eens aangekomen viel de werkelijkheid dik tegen. ‘Vooruitstrevend waren de Bauhäusler op vele vlakken, maar niet qua gendergelijkheid’, vertelt professor dr. Anja Baumhoff, die sinds de jaren 90 de machtsstructuren in het Bauhaus bestudeert en aan de Hochschule Hannover doceert. ‘Dat de school zich openstelde voor vrouwen was exceptioneel in die tijd, maar dat had vooral te maken met de nieuwe grondwet in Weimar, waarin de gelijkheid tussen mannen en vrouwen was vastgelegd. Gropius kon er wettelijk niet omheen.’
De studentes bleven in hun ogen niet meer dan toekomstige huisvrouwen.
Mannen waren in staat driedimensionaal te denken, vrouwen niet. Dat was de algemene overtuiging. Daarom waren vrouwen niet gekwalificeerd om andere opleidingen te volgen dan weven. Een domper van formaat voor wie droomde van glaskunst, architectuur, metaal- of houtbewerking.
Toekomstige huisvrouwen
Omdat de vrouwen zich massaal aanmeldden, groeide de vrees dat het Bauhaus als handwerkschool zou worden gepercipieerd. ‘De Masters (de lesgevende mannen in het Bauhaus) waren conventionele wezens. In 1921 organiseerden ze zelfs een bijeenkomst om van het Bauhaus een mannenschool te maken’, weet Baumhoff. ‘Vrouwen waren niet nodig om hun architecturale visie te kunnen waarmaken. Waarom zouden ze hen dan opleiden? De studentes bleven in hun ogen niet meer dan toekomstige huisvrouwen.’
In Dessau – waar de school naar verhuisde onder politieke druk – bleef die impliciete mentaliteit ongewijzigd. Onder Hannes Meyer stond het Bauhaus in het teken van industriële productie, met Ludwig Mies van der Rohe groeide de school uit tot een zuivere architectuurschool. Twee heel uitgesproken mannelijke richtingen. De ruimte om als vrouw te kunnen schitteren bleef minimaal. ‘De studentes waren zich daar niet van bewust, althans de meerderheid niet. Ze waren tevreden met de plaats die ze kregen. Alma Siedhoff-Buscher, Gunta Stölzl en Marianne Brandt waren daar uitzonderingen op. Ze liepen tegen hun grenzen aan en vochten voor hun plaats. Er zijn er ongetwijfeld nog, maar die kennen we niet.’ Wellicht omdat ze ontgoocheld de school verlieten, zonder diploma. In het boek Bauhausmädels van Patrick Rössler (Taschen), berekende de auteur dat slechts 38 van de 462 vrouwen die zich als studente inschreven, effectief een diploma behaalden.
Hellhole
De tijdgeest en de traditionele conventies waren niet de enige boosdoeners. Ook de nazi’s maakten het bijna onmogelijk voor vrouwen om door te breken. Duitsland was jarenlang een hellhole. Creatieve beroepen kwamen op de achtergrond, laat staan dat vrouwen er een mochten uitoefenen. Wie achterbleef moest vooral zien te overleven. Anni Albers, een van de bekendste Bauhaus-vrouwen, kon op tijd met haar man (Bauhaus Master Josef Albers) naar de Verenigde Staten emigreren. Daardoor belandde ze in een gedroomde context. Ze kon blijven creëren, ze kreeg een job aangeboden in het gerenommeerde Black Mountain College in North-Carolina. In 1949 werd ze zelfs de eerste vrouwelijke designer met een soloshow in het New Yorkse MOMA. Getalenteerd was ze zeker – in 1928 ontwikkelde ze onder andere een geluiddempende, lichtreflecterende stof uit katoen en cellofaan – maar anderen, die zonder patronaat binnen het krachtige Bauhaus-netwerk achterbleven in Europa, hadden het als geëmigreerde Duitsers een pak moeilijker.
Een eeuw later is het met andere woorden hoog tijd om een aantal van die vrouwen uit de schaduw te laten treden. Waarschijnlijk apprecieer je hun werk, zonder het te beseffen.
Marianne Brandt (1893 – 1983) was een van de weinige vrouwen die een plaats in de metaalworkshop wisten te bemachtigen. Ze ontwierp onder andere de verlichtingsarmaturen in het Bauhaus in Dessau (1926). Drie jaar later nam ze de plaats in van Moholy-Nagy als hoofd van de vakgroep metaal. ‘De patronage van Moholy-Nagy was primordiaal om die positie te kunnen bemachtigen’, weet Baumhoff. Toch was haar tijd in het Bauhaus niet evident. Haar mannelijke studiegenoten hadden het moeilijk met het succes van haar ontwerpen en haar leidende rol in de school. Na een jaar hield Brandt de masterfunctie voor bekeken. Later ging ze als designdirecteur aan de slag bij ijzerwarenproducent Ruppelwerk Metallwarenfabrik en gaf ze ook les in Dresden en Berlijn. Haar ontwerpen maken vandaag deel uit van de permanente collecties van het MOMA, het British Museum en het Metropolitan Museum of Art. Dit voorjaar brengt Alessi een paar van haar ontwerpen, waaronder een stalen suiker-en-melkset, opnieuw uit.
Voor mannelijke studenten was het moeilijk om de titel van junior-master te behalen, voor vrouwen was het onmogelijk. Gunta Stölzl(1897-1983) is de enige vrouw die zich de titel mocht toe-eigenen. ‘Omdat de oorspronkelijke artistiek leider Georg Moche geen verstand had van weven en op het vak neerkeek, kwamen de studentes in opstand’, herinnert Monika Stadler, de dochter van Stölzl, zich uit de dagboeken van haar moeder. ‘Ze eisten dat een van hen de leiding kreeg. Omdat Stölzl veruit de meest gekwalificeerde was in het vak, werd zij als favoriet voorgedragen.’ Stölzl stond bekend om haar verfijnde, kleurrijke ontwerpen, die de Bauhaus-stijl zouden typeren. Ze leidde vijf jaar lang de weverij en maakte er een van de succesvolste departementen van. Tot ze in 1931 wegvluchtte naar Zurich, onder druk van nazisympathisanten die haar huwelijk met Arie Sharon, een Joodse medestudent, niet apprecieerden. In Zwitserland richtte ze haar eigen weverij op – SPH Stoffe – die ze succesvol runde tot 1967. ‘Mijn moeder miste het lesgeven niet zozeer,’ weet Stadler, ‘wel de uitdagende opdrachten die ze van het Bauhaus gewend was. Samenwerking met architecten of de textielindustrie waren ondenkbaar als niet-Zwitserse, statenloze vrouw.’ Sinds 1997 brengt de Britse tapijtproducent Christopher Farr ontwerpen van Stölzl uit met de goedkeuring van haar erfgenamen. Haar wandtapijt 5 Chöre in jacquard werd daarentegen al ontelbare keren gekopieerd.
Alma Siedhoff-Buscher (1899-1944) ontwierp speelgoed en meubelen voor de kinderkamer van Haus Am Horn, het prototype-huis dat in 1923 werd getoond tijdens de eerste Bauhaus-expo in Weimar. ‘Haar ontwerpen waren bijzonder innovatief, modulair en multifunctioneel. Vandaar dat ze terecht een plaats kreeg in de houtbewerkingsklas. Toch werden ze door de meesterraad van het Bauhaus als randverschijnsels gezien’, vertelt Baumhoff. ‘Gropius wilde niet dat zijn school geassocieerd werd met speelgoed en kindermeubilair. Ze verloor alle steun, waardoor ze de school uiteindelijk verliet.’ Vandaag wordt haar blokkenspel Schiffbauspiel nog steeds geproduceerd en verkocht door de Zwitserse speelgoedfabrikant Naef. Alma Siedhoff-Buscher zelf zou van die samenwerking weinig vruchten plukken. Ze kwam om tijdens een bombardement in Buchslag nabij Frankfurt am Main in 1944. De tv-film Lotte am Bauhaus, die in februari op ARD werd uitgezonden, is op het parcours van Alma geïnspireerd, maar de producenten vonden het niet nodig om haar ontwerpen of haar naam in het script te gebruiken. Alles draait om een fictief personage.
Na haar opleiding in de weefworkshop van Stölzl werd Lotte Beese (1903 – 1988) de eerste vrouw die aan de nieuwe vakgroep architectuur in Dessau mocht studeren. De Nederlandse cultuurhistorica Hanneke Oosterhof beschrijft haar leven in het boek Want de grond behoort ons allen toe. Leven en werk van stedenbouwkundig architecte Lotte Stam-Beese: ‘Als aanhanger van het Nieuwe Bouwen was de toenmalige Bauhaus-directeur Hannes Meyer een architectuuropleiding met een socialistische invalshoek gestart. Beese wilde na haar weefopleiding haar opleiding verderzetten. Bij de meubelwerkplaats ving ze bot; Marcel Breuer weigerde haar de toegang. Meyer daarentegen gunde haar een plek in zijn opleiding.’ Naar zijn motivatie is het gissen, maar wat we wel weten is dat Beese een jaar later het Bauhaus – zonder diploma – verliet. Een affaire met de getrouwde Meyer maakte de zaken te complex. Beese groeide desondanks uit tot een succesvolle urbanist. Haar huwelijk met architect en Bauhaus-medestudent Mart Stam bracht haar naar Nederland, waar ze – eenmaal gescheiden – haar diploma behaalde aan de Academie van Bouwkunst in Amsterdam. ‘Tussen 1946 en ’68 was ze verantwoordelijk voor de stedenbouwkundige planning van Rotterdam. De modernistische nieuwbouwwijken Kleinpolder, Pendrecht, Het Lage Land en Onmoord – de eerste hoogbouwwijk van Nederland – staan op haar naam. Ze was ook als enige vrouw lid van de modernistische architectengroep Opbouw. Zo nam ze in 1955 deel aan een bouwkundig experiment in Nagele in de Noordoostpolder. Het Karwijhof, een wijk met 32 arbeiderswoningen die ze schetste, wordt vandaag als een van de iconen van de Nederlandse wederopbouwarchitectuur beschouwd.’
Ze studeerde er nooit, maar Lilly Reich (1885 – 1947) leidde wel de textielvakgroep in Dessau nadat Mies van der Rohe – met wie ze twaalf jaar lang heel nauw samenwerkte en -leefde – haar had aangesteld. In 1937 emigreerde Van der Rohe naar de VS, zij bleef achter en nam de leiding over zijn studio in Berlijn. Na een verblijf in Chicago om mee te werken aan het ontwerp van het Illinois Institute of Technology in 1939, werd ze opnieuw naar Duitsland gestuurd. Ze bleven corresponderen, maar echt samenwerken zat er niet meer in. Lilly Reich werkte onder andere mee aan het ontwerp van het Duits Paviljoen in Barcelona, het interieur van het Tugendhat House in Tsjechië, de MR Chair, de Brno Chair en de Barcelona Chair. Na hun relatie heeft Mies van der Rohe geen noemenswaardig meubel meer ontwikkeld. Hoe zou dat komen?
Op 6 april opende het gloednieuwe 2000 m2 grote Bauhaus-museum de deuren in Weimar, naar een ontwerp van professor Heike Hanada. Je kunt er werken van bovengenoemde vrouwen ontdekken.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier