Watervallen
Een van de woorden die nu al meer dan tien eeuwen lang onveranderd tot de IJslandse woordenschat behoren, is foss. Nog ouder zijn de watervallen zelf.
Een diepe canyon leidt naar een adembenemend zicht: de gouden Gullfoss boort zich met tomeloze kracht door het witte landschap en gutst langs twee basalten trappen naar beneden. Een litteken van de rivier, wolken van stuif en druppels, ijspegels aan de reling, het gedonder, een mens aan de rand van die woeste storm en het water dat razend in de diepte stort.
Weer een waterval, maar het is niet zomaar de zoveelste op rij: de Skogafoss stort zich zestig meter naar beneden in een esthetisch perfecte lijn. Telkens is het anders. De Godafoss geldt als de meest mythische stortvloed: in z’n naam bewaart hij sagen uit de oude Edda, want de legende wil dat clanheer Thorgeird met de kerstening van het land de godenbeelden van Thor en Odin in de diepte wierp. De waterval brult als het vloeken van de goden.
Elke foss heeft een verhaal, een eigen geluid. Ik luister en hoor een andere naam. Daar klettert de Svartifoss, de muzikaalste waterval: als orgelpijpen hangen de basaltzuilen voorover, tussen de ragfijne waterdruppels groeien frisgroene plantjes.
Aan de rand van de bulderende Dettifoss, de wildste van allemaal, ben je een nietige stip langs de afgrond, in het oorverdovend geraas en gebral hoor je een lach uit de onderwereld. IJsland is meteen een ontembaar beest.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier