Urban exploring: op zoek naar schoonheid op vervallen plekken
Urban exploring of urbex, het exploreren van verlaten, ontoegankelijke plekken met het fototoestel in de aanslag: het is de grote passie van Delphine Buxant en Céline Danloy. Ze verzamelden hun mooiste beelden in Terminus.
Het fenomeen urbex, een samentrekking van urban en exploring, is het bezoeken, fotograferen en documenteren van verlaten gebouwen of niet openbaar toegankelijke locaties, meestal in de stad. In hun zopas verschenen boek Terminus vertellen Delphine Buxant en Céline Danloy waarom ze dat zo graag doen.
Wat betekent urbex voor jullie?
Delphine: ‘Ik hou eigenlijk niet van dat woord. Het is gedateerd en in ons geval zelfs niet juist, want wij zijn niet urban: wij gaan veel verder dan de grenzen van de stad. Ik heb het liever over het ervaren en ontdekken van plekken waar de tijd is blijven stilstaan.’
Céline: ‘Voor mij is urbex een middel om te ontsnappen aan een wereld waarin alles veel te snel gaat. Het is ook een uitnodiging om de ogen te openen, om je te laten verrassen, om een onbekend universum te ontdekken en daar de tijd voor te nemen.’
Hoe is jullie passie voor urbex ontstaan?
Delphine: ‘Ik was altijd al gefascineerd door ruïnes en oude kastelen. Maar tien jaar geleden zag ik op Google een luchtfoto van een kasteel en ik kon nauwelijks geloven dat die plek zich in België bevond. Het ging om een verborgen eigendom diep in het bos van Houillet. Ik vertelde mijn man dat ik dat absoluut wilde zien. Toen we na veel zoeken en een lange tocht het kasteel ontdekten, was dat voor mij werkelijk een emotionele schok. Ik ben op mijn knieën gevallen voor dat immense, majestueuze kasteel en kreeg de tranen in de ogen. Ik was helemaal van slag.’
Céline: ‘Ik werk in de psychiatrie en ontdekte urbex tijdens een congres. De microbe had me op slag te pakken. Ik vond het een fijne manier om het verleden van een bepaalde plek tot je te laten doordringen. Bovendien is het, zoals de psychiatrie, een manier om een andere logica dan de jouwe te ontdekken. En om je vragen te stellen over wat de maatschappij achterlaat, dingen waar niemand zich nog om bekommert en waarvan niemand zich afvraagt: wat nu?’
Met z’n tweeën op stap gaan, is dat de beste manier?
Delphine: ‘Sommigen doen het in groep, wij doen het sinds twee jaar op onze manier, met z’n tweetjes. We zien elkaar elke zondag, zonder fout. Mooi weer of niet, we nemen ons fototoestel en gaan op stap.’
Céline: ‘Het is een hele onderneming. Er zijn verschillende manieren om te werk te gaan. Je kunt zes spots per dag ‘afwerken’, je kunt een parcours afleggen langs verlaten fabrieken, je kunt er gewoon wat rondwandelen of je kunt, zoals wij doen, de tijd nemen om naar het hart van deze plekken te gaan en hun geheimen te ontrafelen.’
Hoe vinden jullie deze onwaarschijnlijke locaties?
Delphine: ‘Je hebt uiteraard groepen op sociale media. En we leggen ons oor te luisteren bij mensen die hetzelfde doen als wij. Dit soort exploraties is vrij trendy geworden, je moet dus gewoon wat rondneuzen. We lezen ook artikels in de pers met sleutelwoorden als ‘plek waar de natuur weer de bovenhand haalt’. Verder houden we de openbare verkopen in het oog. Want vaak gaat het om huizen die bij gebrek aan erfgenamen of kopers jarenlang en soms zelfs decennialang staan te vervallen.’
Wat zijn de regels die je moet respecteren als je op zo’n plek aankomt?
Delphine: ‘Regel één is dat je nergens aankomt en te werk gaat met het grootste respect. Je breekt geen ruit om binnen te komen, je let op waar je je voeten zet. En botsen we per ongeluk op krakers, dan maken we ons stilletjes uit de voeten en laten hen met rust.’
Céline: ‘Je moet ook voorzichtig zijn op bouwvallige plekken. Ik ben ooit door het plafond van een landhuis gezakt. We nemen soms risico’s, maar het is aan ons om die goed in te schatten. Daarom proberen we op voorhand zo veel mogelijk informatie in te winnen. Zijn er bewakers? Zijn er camera’s?’
Als alles onaangeroerd gebleven is, zien jullie wellicht vaak heel oude voorwerpen.
Delphine: ‘Absoluut. Soms zelfs heel waardevolle dingen: uurwerken, serviesgoed, lampen… Op een dag hebben we in een vervallen kasteel smeedijzeren radiators ontdekt die heel wat liefhebbers zouden interesseren. Elders zagen we Remington-schrijfmachines die nog in de hoes zaten, strijkijzers die nog op de houtkachel stonden. Zelf had ik dit boek liever Why? genoemd. Omdat die beelden vaak onverklaarbare gevoelens oproepen.’
Céline: ‘Soms zijn het bijna intieme taferelen: brieven of veelzeggende dagelijkse objecten… Maar je mag nooit de grens van voyeurisme overschrijden.’
Vergroot je door dit boek te publiceren niet het risico dat mensen deze plekken komen vernielen?
Delphine: ‘We hebben onszelf inderdaad ook die vraag gesteld. Maar een andere urbexregel is dat je nooit het exacte adres van een locatie prijsgeeft. Dat doen we dus ook niet in dit boek. We vertellen wel min of meer om welke streek het gaat, maar geven geen details. We leggen ook niet uit hoe je de locaties moet vinden. Maar uiteraard zijn er plaatsen die in het oog springen. Wie de omgeving een beetje kent zal bijvoorbeeld makkelijk de Hauts Fourneaux herkennen, een verlaten staalfabriek in Luik en een plek die bij urbexadepten zeer bekend is.’
Céline: ‘Belangrijk om weten is dat ze slechts bekend zijn onder hun bijnaam. Om de adressen niet prijs te geven worden ze bijvoorbeeld Heavy Metal, Wet Dogs, Bobine Rouge of Villa Ginette genoemd. Het is niet altijd duidelijk vanwaar die benamingen komen, het is de eerste die de plek ontdekt die hem een naam mag geven.’
Welke rol speelt de fotografie hierin?
Delphine: ‘Voor mij belichaamt fotografie het artistieke aspect. Dankzij mijn exploraties heb ik leren fotograferen: ik heb oog gekregen voor het spel van licht en schaduw, voor vintage objecten, voor stoffige details, voor oud papier en zelfs voor rotheid. Het is het verval dat deze plekken zo fotogeniek maakt. Dat, en de emoties die ze teweegbrengen.’
Céline: ‘Foto’s – en zelfs video’s, waar ik eveneens fan van ben – zijn de enige manier om een spoor te bewaren van onze aanwezigheid daar. Ze zijn onlosmakelijk verbonden met onze exploraties.’
Zijn er verhalen die jullie in het bijzonder geraakt hebben tijdens jullie tochten?
Delphine: ‘Als je informatie zoekt over het verleden van een plek, ontdek je soms fascinerende zaken. Ik denk bijvoorbeeld aan een huis waar ik een enorme hoeveelheid uitgedroogde dierenuitwerpselen aantrof. Via Google las ik dat een hond hier lange tijd bleef waken naast zijn overleden baasje. Geen vrolijk verhaal, maar interessant. Daarnaast zijn er ook leuke ontmoetingen. Zo belandde ik op een zomerdag voor een verlaten casino waarvan de deur met betonplaten was geblokkeerd. Even later kwam ook een vader met zijn tienjarige zoontje aan. Samen hebben we een uur gezwoegd om een betonblok te verschuiven en langs een keldergat binnen te raken. Ik herinner me deze ontmoeting goed omdat het om Nederlanders ging. In Nederland bestaat urbex niet, een verlaten gebouw wordt er meteen afgebroken of opgeknapt. Daarom komen onze noorderburen bij ons aan urbex doen.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier