Twee vrouwen in de poolnacht: Annemie Struyf in het spoor van poolreizigster Christiane Ritter
Het boek Een vrouw in de poolnacht van Christiane Ritter is de persoonlijke bijbel van tv-maker en schrijfster Annemie Struyf. Negentig jaar na publicatie trekt ze met het boek onder de arm naar de Noordpool, om te achterhalen waarom deze Oostenrijkse huisvrouw een jaar van haar leven doorbracht in een uiterst primitieve hut op het meest noordelijke punt van Spitsbergen.
Drie jaar geleden kreeg ik het boek van mijn geliefde. āEen pareltje om te lezen op jouw poolreizenā, schreef hij in zijn mooie handschrift. Vanaf de eerste bladzijde had Christiane mij te pakken, om mij daarna nooit meer los te laten. Vier, vijf keer heb ik het boek gelezen, en telkens las ik het op een andere manier. De ene keer als avonturenverhaal, de andere keer als een thriller, dan weer als poolpoĆ«zie. Al snel inspireerde het boek mij bij het maken van de tv-reeks Het Hoge Noorden en bij het schrijven van mijn boek Durf dromen. Zo ontstond mijn eigen Arctische droom: ik wilde de poolreizigster achterna. Met haar boek in de hand wilde ik ontdekken wie deze vrouw was, en wat haar bezielde om op haar 36ste naar de Noordpool te vertrekken.
Droom je er zelf ook al lang van om het hoge Noorden te verkennen? Knack organiseert in 2025 een lezersreis naar het ongerepte Lapland, samen met Annemie Struyf. Op het programma:
– Een Huskytocht en kennelbezoek
– Initiatie ijsvissen en een fakkelwandeling
– Bezoek aan een elandenfarm
– Sneeuwscootertocht
– De reis vindt plaats van 9 tot 15 maart 2025, prijzen beginnen vanaf 2.999 euro
– Meer info via knackreizen.be/lapland-25
Christiane windt er geen doekjes om, verspilt geen woorden aan grote theorieĆ«n. ā Mijn man droomde er altijd al van om in een hut op de Noordpool te wonenā, luidt de eerste zin van haar boek. ā Op een dag bleef hij na een wetenschappelijke expeditie op Spitsbergen. (ā¦.) Er kwamen brieven en telegrammen uit het Hoge Noorden: Laat de boel de boel en kom ook naar de Noordpool.ā
Familie en vrienden verklaren haar gek, maar haar besluit staat vast. ā Ik heb een kleine hut aan de noordkust van Spitsbergen gehuurdā, schrijft haar man. ā Al te eenzaam zal het niet voor je worden, want ongeveer negentig kilometer verderop woont nog een jager. (ā¦) Behalve je skischoenen hoef je niets mee te nemen.ā Veiligheidshalve stopt Christiane haar rugzak toch maar vol, en stapt in 1934 op de boot richting Spitsbergen.
***
Bijna negentig jaar later ga ik haar achterna en mijn belangrijkste stuk bagage is haar boek. Daardoor besef ik ook wat een topuitrusting ik intussen verzameld heb. Van de allerbeste sneeuwschoenen ā de onovertroffen Sorellen ā tot thermisch ondergoed, een winterpak, wanten van elandenpels en nog allerlei andere spullen die Christiane met grote ogen zou bekijken.
Van onze bootreis genieten we zonder twijfel evenveel, Christiane en ik. Hoe kan het ook anders? Want het is de mythische Hurtigruten die mij tot in TromsĆø voert. Sinds 1891 vaart deze charmante postboot langs de Noorse fjordenkust om in de verschillende havens post af te leveren en op te pikken. Zoals de OriĆ«nt-Express tot de verbeelding van de gepassioneerde treinreiziger spreekt, zo raakte de Hurtigruten al snel bekend als āde mooiste zeereis ter wereldā. En kijk, terwijl ik langs de glinsterende fjorden vaar, lees ik vol herkenning het enthousiaste verslag van Christianes bootreis.
Ik ben al zo vaak in het Hoge Noorden geweest, maar Spitsbergen is totaal onbekend terrein voor mij. Het behoort tot het noordpoolgebied en is dus eigenlijk niet geschikt voor menselijke bewoning. Toen de Hollandse poolreiziger Barentsz hier in 1596 aanmeerde, was hij de eerste mens die hier voet aan land zette. Nog steeds leven hier alleen passanten die een tijdlang werken in het toerisme, het wetenschappelijk onderzoek of het beetje mijnindustrie dat hier nog rest. Hier worden ook geen kinderen geboren. Wie zwanger is, moet verplicht naar het vasteland om daar te bevallen.
***
Ook Hermann Ritter is slechts een passant in dit onherbergzame oord. Christiane Knoll (ja, van de beroemde Knoll-meubelen) trouwt op haar twintigste met deze marineofficier die verslingerd raakt aan Spitsbergen, en daar als jager blijft hangen.
Na elkaar maanden niet gezien te hebben, zou je enige emotie verwachten. Maar neen, in enkele nuchtere zinnetjes beschrijft Christiane hun weerzien: ā In de mist doemt een houten brug op met een hoopje mensen. Ik herken mijn man. Hij is langer en magerder dan alle anderen.ā
Samen trekken ze verder, noordwaarts, naar een primitieve hut op GrƄhuken, de uiterste noordpunt van Spitsbergen, tussen de Woodfjord en de Wijdefjord.
ā Onze hut is een kale, vierkante kist, helemaal bedekt met zwart dakvilt. (ā¦) Een eenzame kachelpijp steekt vanaf het dak de nevelige lucht in. (ā¦) De onafzienbare landtong is Ć©Ć©n zee van stenen; stenen tot aan de afbrokkelende bergen; stenen tot aan de afbrokkelende oever, een woest beeld van dood en verval.ā
Mijn eerste impressie van Spitsbergen is veel positiever, en dat heeft alles te maken met het tijdstip van aankomst. Christiane arriveert in volle zomer, als de sneeuw gesmolten is en het land zich toont als een ruw tapijt van kale stenen, zonder enige afwisseling. Geen struik, geen boom, niets. Zelf arriveer ik in maart, als de maandenlange poolnacht achter de rug is en de dagen snel lichter worden. De temperaturen zijn nu ontzettend laag zodat alles nog onder een verblindend witte laag sneeuw ligt.
Met veel moeite probeert Christiane de piepkleine hut bewoonbaar te maken. Vooral met het kacheltje, zo noodzakelijk voor warmte en voedsel, voert ze een heftige strijd: ā Rookslierten trekken door de hut, die niet groter is dan drie vierkante meter, en het regent roet op de primitieve inrichting, die ik maar met een half oog waarneem: in de hoek twee houten kooien boven elkaar, tegen de muur een brits, voor het raam een tafeltje, een groot en een klein rek.ā
Een jaar lang zullen Christiane en haar man daar verblijven, samen met de jonge jager Karl. Lees ik dat goed? Ja hoor, met zān drieĆ«n slapen ze daar, Christiane in een van de houten kooien in de muur. āIk moet me uit alle macht beheersen om niet te laten merken hoe ontzet ik ben over al het nieuwe dat op me afkomtā, schrijft ze. Kortom, haar ontgoocheling bij aankomst is groot: ā Ik had me Spitsbergen anders voorgesteld. Misschien ligt het aan mij dat het land me niet bevalt. (ā¦.) Ik moet me echt aan de hand van de kaart voorstellen hoe eenzaam we hier zijn. Niemand tot aan de Noordpool, niemand over zee tot aan Nova Zembla, niemand tot driehonderd kilometer naar het zuiden.ā
Ook ik had me Spitsbergen anders voorgesteld, maar anders dan Christiane ben ik positief verrast. Zoveel plekken ter wereld pretenderen authentiek, intact, ongerept, onherbergzaam te zijn. Steevast beweren ze dat de Natuur bij hen het laatste woord heeft. Maar op Spitsbergen is dat Ć©cht zo. Hier zijn geen bomen, geen struiken, geen wegen, geen verkeer. Buiten Longyearbyen ā eerder een nederzetting dan een hoofdstad ā is hier nauwelijks menselijke bewoning. Ook in het dierenrijk kunnen maar vier diersoorten op Svalbard overleven: het rendier, de poolvos, de korhoen en de muis. Hier zwaait Moeder Natuur nog almachtig en onbetwist de plak.
Mijn droom is niet om hier ook een jaar te blijven, maar om de hut van Christiane te vinden. Ze staat nog overeind. Je kunt hier niet zomaar met de auto ergens een verlaten hut gaan zoeken. Dus vraag ik aan Ć©lke Svalbard-expert die mijn pad kruist: āKen je het boek van Christiane Ritter? De hut van GrĆ„huken?ā Zelfs de meest doorgewinterde local kijkt mij verbaasd aan: āWie? Welk boek? Welke hut?ā Telkens ben ik het die de antwoorden geeft. Dan wijs ik op mijn kaart van Spitsbergen de locatie van de hut aan. āDat is de meest ontoegankelijke plek van Svalbardā, oordeelt de Rus Vladimir. āOnmogelijk om daar te geraken in deze tijd van het jaarā, bevestigt de Deen Hans. Ik blijf mogelijkheden onderzoeken, andere experten aanspreken. Maar ik kom geen stap verder.
Hoe komt het trouwens dat niemand hier Christiane of haar boek kent? Volgens mij omdat haast alle poolliteratuur over extreme topprestaties van mannen gaat. Amundsen, die het ene record na het andere najoeg. De Belgica, die meer dan een jaar op het poolijs in Antarctica vastzat. De Endurance van Shackleton die, verbrijzeld door het pakijs, naar de zeebodem zonk. Scott, Nobile, Nansen, de Gerlache, zelfs onze Dansercoer. Allemaal mannen die streefden naar het verste, het hoogste, het snelste, het grootste.
Wie maalt om een vrouw die in de jaren 30 van de vorige eeuw een jaar lang op Spitsbergen woonde? Zo jammer, en ook zo onbegrijpelijk. Want ze schrijft Ć©n tekent prachtig en, vooral, zij vertelt een uniek verhaal over stilte en storm, duisternis en licht, waanzin en wijsheid.
***
Terug naar Christiane nu, die zich verbazend snel aan haar Arctische omgeving aanpast. Noodgedwongen beseft ze dat er op deze extreme plek geen plaats is voor gezeur of geklaag, zeker niet als de lange poolnacht begint die maar liefst 132 dagen zal duren. ā Vandaag is het 16 oktober, ik besef dat de zon dit jaar voor het laatst voor ons heeft geschenen, pas op 25 februari komt ze weer bij ons terug.ā
Het worden heftige maanden die Christiane, soms wekenlang alleen, doorbrengt in haar hut. Vooral de sneeuwstorm die negen dagen en nachten rond haar hut raast, wordt een helletocht. De temperaturen dalen tot een graad of vijftig onder nul. Storm en sneeuw teisteren de hut onafgebroken tot er een dikke laag ijs op de binnenwanden staat. ā Ik doe de deur openā¦. maar wat is dat? Voor de hut rijst een loodrechte sneeuwwand op. Precies op ooghoogte is er nog een kleine opening waardoor ik naar een groots schouwspel kan kijken.ā Elke dag opnieuw graaft Christiane zich door de sneeuwmuur een weg naar boven en naar buiten. Een hels karwei, waarmee ze de hele dag zoet is.
Maar nooit laat ze het hoofd hangen. Integendeel, hoe langer de sneeuwstorm duurt, hoe sterker ze wordt. ā Zo werk ik dag na dag (ā¦) in de storm, met een kracht die ik niet van mezelf kende, en met een wild soort fanatisme dat zich elke dag opnieuw meester van me maakt. Elke ochtend voelde ik hetzelfde, bijna trillende verlangen om me in de strijd te werpen.ā
ās Nachts, als de storm luidruchtig rond haar hut brult, probeert Christiane haar demonen te bezweren. Verrassend genoeg schrijft ze hierover: āDan denk ik aan mijn kind thuis en dat geeft me rust.ā Ze heeft dus een kind? Opmerkelijk hoe terloops ze dit ter sprake brengt.
Ligt het aan de tijdgeest dat Christiane zo karig is met persoonlijke informatie? Of dwingt Spitsbergen haar tot die extreme nuchterheid? Is het hƔƔr manier om die lange, Arctische poolnacht te overleven?
Zelf ben ik, als moeder van vijf kinderen, lang en vaak op reportage geweest. Nooit heb ik mij hierover schuldig gevoeld, omdat ik wist waarom ik vertrok en er gerust op was dat mijn kinderen in goede handen waren. Van de commentaren van de buitenwereld trok ik mij weinig aan. Waar anderen vooral mijn afwezigheden opmerkten, wisten mijn kinderen en ik onze tijd samen te appreciƫren. In mijn reportages en boeken schreef ik ook niet over hen. Omdat ze, nochtans de prioriteit in mijn leven, niet de focus van mijn werk waren. Omdat het makkelijker, zorgzamer en fijner was om werk en persoonlijk leven gescheiden te houden.
***
Als de storm eindelijk gaat liggen, blijft Christiane uitgeput en verweesd achter. Pas dan, in de oorverdovende stilte nĆ” de storm, incasseert ze het verpletterende besef van ā de immense eenzaamheid. Er is niets wat op me lijkt, geen schepsel waarin ik mezelf herken, ik voel dat ik de grenzen van mijn bestaan verlies in deze machtige natuur, en voor het eerst begin ik te vermoeden waarom God ons het gezelschap van andere mensen heeft geschonken.ā
Vanaf dan komt er een andere Christiane om de hoek kijken, steeds blijer en enthousiaster over de witte wereld om haar heen. Haar beschrijvingen van de natuur zijn nu zo beeldend dat je de kou haast kunt voelen, het pakijs hoort kraken, de vossen en sneeuwhoenders hoort naderen.
Als een idioot van deze tijd probeer ik alles op beeld vast te leggen, voortdurend de smartphone of het fototoestel in de aanslag. Ik blijf maar klikken en inzoomen tot ik mezelf tot de orde roep: āStop met dat belachelijke gedoe. Kijk met je ogen. Luister naar de stilte. Voel de kou. Ruik de Noordpool. Proef dit land.ā
***
Als dan eindelijk de maandenlange poolnacht ten einde loopt, komt ook de grote koude enā¦ het pakijs. Tot ik het boek van Christiane las, wist ik niet goed waarom dat ijs zo belangrijk is. ā āIk ruik het pakijs al van verre,ā zegt Karl enthousiast, āen het eerste wat de beren doen als ze bij een hut komen, is de kachelpijp inslaan.āā
Daar gaat het dus om: het pakijs brengt ijsberen, vers vlees dus. Want na de lange poolnacht is het drietal door alle voedselvoorraden en vitamines heen. Verder brengt de lente nog iets van onschatbare waarde: een bezoek van jager Nois per hondenslee. Deze jager overwintert al vijfentwintig jaar op Spitsbergen en ā vindt het heel normaal dat hij dagenlang onderweg is geweest om ons op te zoeken en ons post te brengen en van zijn hoofdhut in Sassendal, inclusief de omweg naar de post, 280 kilometer over gletsjers en fjorden heeft afgelegd.ā
Tot op de dag van vandaag is jager Nois een legende op Spitsbergen. Uiteindelijk heeft hij hier 38 jaar lang overwinterd. Bovendien heeft hij de hut van Christiane gebouwd. Als ik haar hut niet kan bereiken, stel ik mijn droom bij. āMisschien is de hut van jager Nois wĆ©l een optie?ā vraag ik aan Vladimir, ādie ligt op slechts zeventig km van Longyearbyen.ā Groot is mijn vreugde als mijn gidsen deze tocht wĆ©l zien zitten. Natuurlijk verkies ik de hondenslee, maar met een dagtocht van honderdveertig kilometer voor de boeg wordt het toch de sneeuwscooter.
Met mijn verstand op nul en mijn blik op de witte oneindigheid vertrek ik, en geniet ik al snel mateloos. De schoonheid van het landschap is niet te beschrijven, de witheid en de weidsheid evenmin. Slechts drie tekenen van menselijke aanwezigheid passeren we: twee ijzeren bedden en een kacheltje die wat verweesd in de sneeuw staan. Herinneringen aan een lang vervlogen jagersbestaan. Restanten die beschermd erfgoed geworden zijn.
Groot is mijn ontroering als ik ten slotte, bij -25Ā°C, de hut van jager Nois bereik. Alles klopt, Noisā oudste hut is precies dezelfde als die van Christiane. En toch ben ik stomverbaasd: zo klein, zo schamel, zo primitief is dit onderkomen. Eerder een stal dan een hut. Speciaal voor deze dag heb ik haar dagboek meegenomen, want dichter dan op deze plek kan ik niet bij Christiane komen. Ondanks de koude en de waarschuwingen van mijn stevig bewapende gidsen ā niet stilzitten, mind the polar bear ā lees ik, ineengedoken voor de hut, haar hoofdstuk over jager Nois.
āā Vertel eens, Nois, wat gebeurt er allemaal in de wereld? Is het oorlog?ā vraagt mijn man.ā
Al snel ontwikkelen zich in de hut ālange discussies en algauw hangt de hut vol met donkere Europese onweerswolken. (ā¦.) Ik herken het bezorgde gezicht van Europa. (ā¦.)
En plots besef ik dat de beschaving lijdt aan ernstig vitaminegebrek, omdat ze haar kracht te weinig put uit de eeuwig jonge, eeuwig ware natuur. De mensheid heeft zich door speculatie te ver van de natuur verwijderd.ā
Met mijn rug tegen de hut van Nois, is de actualiteit daar. Onrust, oorlog, Rusland, OekraĆÆne. Plots is Christiane een vrouw van hier en nu. Bezorgd om de oorlog, het klimaat, de natuur. Verslingerd geraakt aan de immense, ongerepte, meedogenloze, wondermooie natuur op Spitsbergen, en bang om terug naar Europa te gaan.
En toch vertrekt ze na een jaar terug naar huis, ā half blij, half verdrietigā, in het besef dat ze nooit zal kunnen uitleggen waarom het zo moeilijk is om afscheid te nemen.
ā In de terugkeer van het licht, in de betovering van het ijs, in het levensritme van de in de wildernis bespiede dieren (ā¦) schuilt het geheim van de Noordpool.ā
Haar verblijf op de Noordpool heeft Christiane diep getekend, maar ze keert er nooit meer terug. Uiteindelijk wordt ze 103 jaar oud.
Zelf blijf ik opnieuw en opnieuw naar Het Hoge Noorden gaan, als door een magneet aangetrokken. Maar net als Christiane aarzel ik om āhet geheim van het noordenā te benoemen. Mijn gefluisterde antwoord is: omdat de Natuur hier nog het laatste woord heeft, omdat het Noorden je leert wat je plek als mens op aarde is. En daarbij helpt het boek van Christiane mij. Het zet de dingen in perspectief, het verhaalt over het concrete Ć©n het overstijgende, het dagelijkse Ć©n het eeuwige, het grootse Ć©n het nietige. Voor mij is haar boek niet zomaar een boek, het is een handleiding bij Ć©n een reflectie over het leven.
Heen en terug
Annemie reisde van de Noorse stad Bergen naar Spitsbergen met reisorganisatie Nordic, die voor deze reportage een reis op maat samenstelde, samen met lokale partners. Vanuit Bergen vertrok Annemie met de Hurtigruten-postboot naar TromsĆø. Op Spitsbergen/Svalbard verbleef Annemie in Longyearbyen. Vanuit de Funkenlodge ging ze op tocht met de hondenslee en de sneeuwscooter, steeds begeleid door uitstekende gidsen. Nordic is specialist voor Noorwegen, Zweden, Lapland, Finland, IJsland en de Faerƶer-eilanden en organseert deze winter ook interessante arrangementen op Spitsbergen. Meer info over Nordic, Hurtigruten of Spitsbergen: nordic.be, facebook.com/nordicinfo en instagram.com/travelwithnordic
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier