Te voet door het Turkse Taurusgebergte: op stil avontuur langs besneeuwde toppen
Alleen met jezelf, een gids, de stilte en hier en daar een berggeit. Wie even hélemaal uit zijn hoofd wil, moet naar het Taurusgebergte in Turkije. Sneeuwschoenen aan, urenlang de kou in. Met maar één vraag, daar op dat richeltje boven een duizelingwekkende diepte: waarom ben ik hier in godsnaam aan begonnen?
‘Kijk, zie je die sporen? Hier liep net nog een wolf.’ We zijn amper uit onze vastgereden jeep geklommen en het avontuur begint al. Op een verlaten modderweg bedekt met een venijnig laagje vastgevroren sneeuw. Voor ons: een beginnend sneeuwlandschap, een melange van puur wit en modderig kleibruin, zo ver we kijken kunnen. Een meter of tien, want er hangt een stevige mist, waardoor we Tolga, onze gids, op zijn woord moeten geloven wanneer hij beweert dat dit het befaamde Taurusgebergte is. Een ongerept natuurgebied, gezegend met kleppers van meer dan 3000 meter. Een keten brute bergkammen die samen een nationaal park vormen, en de natuurlijke grens tussen de Anatolische hoogvlakte en de kust.
Tolga maant ons aan om trager te stappen. ‘Je moet doseren, anders haal je het einde van de dag niet’
Twee compleet verschillende werelden, elk met een eigen klimaat en toeristensoort. Wat zuidelijker hebben die toeristen letterlijk maar weinig om het lijf en wordt er gefocust op om het snelst bruinen, wij zijn dan weer gehuld in thermisch ondergoed met daarbovenop de nodige lagen fleece, en lopen rond op hightech sneeuwschoenen. En nee, dat is geen combinatie die afslankt. Niet dat het er hier op 1800 meter, waar je in de wijde omgeving geen levende ziel aantreft, iets toe doet. Warm blijven primeert. Want dit is geen ‘walk in the park’, we gaan niet even een ommetje maken en daarna pauzeren in de cafetaria met een pannenkoek om op te warmen.
Cowboys in de sneeuw
We gaan écht wandelen. Een uur of zes, misschien wel acht. In de sneeuw, met sneeuwschoenen aan én een rugzak, bij temperaturen zo laag dat ik niet eens durf te vragen hoever we onder nul zitten. Tolga, een man van weinig woorden, blijft er rustig bij. ‘If you can walk, you can do it’, zegt hij laconiek. Dus vertrekken we, een beetje opgelaten, worstelend met die sneeuwschoenen die ervoor zorgen dat we als cowboys stappen, wijdbeens de bergen in.
Twee uur later, wanneer we voor het eerst pauzeren en op 2200 meter hoogte hete thee drinken uit onze thermos, gezeten op een koude steen, is de mist weggetrokken en zien we tussen welke giganten we ons bevinden. Met die nietigheid komt ook het besef dat we dagen nodig zouden hebben om nog maar in de buurt van een top te komen. Gelukkig is dat niet de ambitie, in hun gezelschap vertoeven is beklijvend én inspannend genoeg. De sneeuw wordt ondertussen alsmaar dieper en we hebben nog steeds geen mens, dier of enig spoor van beschaving gespot. Paadjes of pijlen zijn er al helemaal niet. Er is geen route, geen parcours, geen pad. Je trekt dit gebied alleen in met een gediplomeerde gids die het gebergte op zijn duimpje kent. En zelfs dan blijft het een hachelijke onderneming, want die verraderlijke sneeuw boetseert het landschap continu en doet zelfs ervaren gidsen twijfelen.
Maar niet Tolga. Hij is te druk bezig ons aan te manen om trager te stappen. ‘Je moet doseren, anders haal je het einde van de dag niet.’ Wij willen bewijzen dat onze conditie behoorlijk oké is, zelfs al komen we uit vlakke contreien, en sloven ons een beetje uit. Maar Tolga doorziet ons. ‘Volg mijn sporen’, beveelt hij en ik gehoorzaam gedwee. We staan immers dwars op een berg, veel opties zijn er niet.
De zon gaat bijna onder, we hebben zes uur gestapt en geen mens gezien
Nu en dan horen we een zachte plof, weer een berggeit die een steen naar beneden laat rollen, maar de rest van de tijd hangt hier een oorverdovende stilte. Het is een stilte die je haast fysiek gewaarwordt. Een die zachtjes alle ruis uit je hoofd overstemt. En Tolga weet ongetwijfeld welk effect dat heeft op overstreste westerlingen, want ook hij zwijgt. Alleen als we hem iets vragen zegt hij het hoogstnodige. Pas wanneer we langs een kabbelend bergbeekje struinen wordt die geluidloze bubbel doorprikt. Ondertussen zijn we in een soort wildwestlandschap beland: roestkleurige canyons bedekt met een laagje poedersneeuw. Duizelingwekkend groot. De zon gaat bijna onder, we hebben zes uur gestapt en geen mens gezien.
Op het randje
Die avond verzamelen we in een eenvoudig guesthouse, onze uitvalsbasis voor de komende dagen, rond de stoof. Er worden aardappelen geroosterd, de oma des huizes, gehuld in een gebloemde harembroek, showt haar breiwerk, we drinken thee van rozenbottel uit de tuin en op de kleurrijke toile cirée verschijnen huisgemaakte lekkernijen. Idyllisch, als je die blaren op mijn voeten niet meerekent. Maar zelfs mijn bloedblaar, de koningin der blaren, zal ons niet tegenhouden.
‘Morgen wordt een zeer steile dag’, vertelt Tolga langs zijn neus weg. Dat chauffeur Ramazan halsbrekende toeren zal moeten uithalen op een pad dat flirt met de afgrond, vertelt hij er niet bij. Dat ondervinden we wel. Deze keer met getapete voeten. Helemaal gerust ben ik er niet op, maar eureka, hoe kouder je voeten zijn, hoe minder je die pijn blijkt te voelen. Een soort natuurlijke verdoving. Dus zijn we nu klaar om een flank van het Taurusgebergte aan te vallen. We starten op 2400 meter en urenlang plakken we tegen een berg, op een zelfgemaakte, kraakverse richel. Tolga gaat ons voor en zo ontstaat er een minirichel van twintig centimeter breed. Dwars op de helling en net breed genoeg voor één sneeuwschoen. Alleen hebben we er twee aan.
Al stappend op onze richel besef ik dat we niet dicht bij de rand van de afgrond zitten, maar dat we de rand zijn
Dus komt het erop aan dat ene been gezwind over het andere te zwieren en te balanceren. En dat met een afgrond pal naast ons. Wie hier valt, schuift honderden meters dieper. Dus hoor je in het Taurusgebergte, misschien zelfs voor het eerst, constant een zachte mantra: oei, oei, oei. Zweet op de rug, focussen en mezelf ondertussen aanmanen om te blijven genieten. Wanneer we uren later langs hetzelfde tracé terugkeren, blijkt het nog net iets heikeler. Alsof ik nu pas ten volle besef dat we niet dicht bij de rand zitten, maar dat we de rand zijn. Instant knikkende knieën dus, en dat helpt niet.
Mijn blik schiet heen en weer. Om me heen kijken om niets van dat moois te missen, mijn voeten checken om zeker te zijn dat dit niet het laatste is wat ik zie. En dan, vele hartverzakkingen later, belanden we plots in een open landschap, een besneeuwde Anatolische steppe, goed voor een adembenemend, wondermooi 360°-panorama. Een immense eenzame vlakte, afgebakend door imposante bergtoppen, en in de verte spot ik de contouren van nog meer van die kanjers. Wanneer ik vraag of het Taurusgebergte zo ver loopt, snuift Tolga neerbuigend. ‘Those are just hills, de hoogste is misschien 2400 meter.’ En wij zijn ondertussen wel meer gewend.
Alles op tafel
Dus dalen we verder af, om te eindigen op het kronkelweggetje waar chauffeur Ramazan op ons wacht, waar plots, uit het niets, zowaar een taartjesventer verschijnt, luid bellend en beladen met stroperige lekkernijen. Heerlijke, welverdiende bommetjes, gefrituurd en overgoten met honing. En terwijl we dubbelgeplooid staan om die siroop niet langs onze kin te laten lopen, duikt ook de park ranger op, samen met zijn 86-jarige gepensioneerde collega. In zijn koffer: de hoorns van een berggeit, of wat overschoot na een wolvenaanval. En omdat we vandaag echt wel bergen verzet hebben, gaan we daarna ook nog op de koffie bij Ramazans familie.
De vrouwen vluchten meteen de keuken in, slepen constant verse thee aan en in geen tijd verschijnt er een cake. Net gebakken. Na vijf minuten is het hele gezelschap aan het breien en volgt er een spervuur van vragen. Zijn we getrouwd? Waarom eten we zo weinig? Wat vinden we van het dorp? En zullen we er alsjeblieft voor zorgen dat er meer toeristen komen?
Tolga vertaalt gewillig, tot hij plots zelf in het middelpunt van de belangstelling staat. Want waarom is hij eigenlijk niet getrouwd? Na dagen in afzondering smaakt dit naar meer, dus houden we in het dorp ook halt bij het plaatselijke café, waar alle mannen rond de stoof verzameld zitten. Vrouwen zijn er niet te bespeuren, die bleven thuis, maar we zijn meer dan welkom. Er wordt gediscussieerd over de paardenraces, het voetbal en de politiek, en de koffie is sterk genoeg om nog dagenlang met blaren rond te lopen. Gelukkig maar, want dat is precies het plan.
Heen en terug
Wie zelf op sneeuwschoenen het ruig Turkse Taurusgebergte wil verkennen, kan dat doen met reisorganisatie Joker. Zij bieden een achtdaagse winterreis aan. Er zijn nog twee afreizen voorzien in februari.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier