Ontdekkingsreiziger Arita Baaijens over haar avonturen: ‘De vraag is: durf je te verdwalen?’
Dertig jaar geleden gaf Arita Baaijens haar job als milieubiologe op om ontdekkingsreiziger te worden. “In de Egyptische woestijn kwam ik tot onschatbare inzichten, zoals het feit dat ik mijn hele leven al deed wat anderen van mij verwachtten: bordje leegeten, carrière maken, er leuk uitzien.” Sindsdien struint ze de meest afgelegen plekken ter wereld af, de wetenschap én vrijheid achterna.
Bij onze noorderburen is Arita Baaijens bekend als schrijfster, fotograaf, bioloog, spreker en nog het meest als ontdekkingsreiziger. Drie decennia terug kuste ze al haar zekerheden vaarwel om Afrikaanse woestijnen te doorkruisen en een godvergeten hoek in Siberië uit te kammen. Tegenwoordig gaat ze afwisselend op expeditie in eigen land en naar Papoea-Nieuw-Guinea. En ook al houdt een mondiale lockdown zelfs professionele wereldreizigers aan huis gekluisterd, Baaijens hoor je niet klagen. Ze pendelt tussen haar flatje in Amsterdam en haar huisje op het Nederlandse platteland, waar ze zich bij voorkeur terugtrekt tussen de kippen, poezen, ooievaars in de weide en in de avondschemer huppelende jonge hazen: ‘De kluizenaar in mij heeft hier helemaal geen moeite mee.’ Als onderzoeker vindt ze het een interessante tijd. ‘Dichter op mijn werk kan de actualiteit niet zitten; dealen met het onverwachte, een werkelijkheid waarin niets is wat het lijkt. Ik zie deze crisis als een rups die zich aan het verpoppen is, als samenleving komen we hier anders uit.’
Ik was doodsbang. Maar ’s avonds kreeg ik wél wat ik wilde: stilte, sterren aan de hemel, en dat onbeschrijflijke gevoel van desolaatheid.
Baaijens’ metafoor is niet uit de lucht gegrepen: persoonlijke transformatie is haar handelsmerk. Haar reizen kneden haar voortdurend tot een nieuwe versie van zichzelf; als mens, maar ook als wetenschapper. Daardoor durft ze best onorthodoxe standpunten in te nemen ten dienste van haar missie: onze relatie met het landschap herstellen. Zonder lesjes biologie af te rammelen, noch door chakra’s vrij te maken. Wel door de natuur opnieuw te leren waarnemen, niet met ons hoofd, maar met onze zintuigen. Hoe precies, en wat haar bezielde om die inzichten te vergaren in de meest onherbergzame uithoeken van onze planeet: we vroegen het haar.
Hoe ben je vanuit Nederland ooit in de woestijn verzeild?
‘Het is allemaal begonnen in mijn jeugd, geloof ik. Ik ben op de Veluwe grootgebracht met de Statenbijbel. Die plaatjes van het volk Israëls, dat 40 jaar in de woestijn ronddoolde… Die moeten onbewust tot mijn verbeelding hebben gesproken. Tijdens mijn studie kwam ik in de Sinaï-woestijn terecht. Ik werd meteen verliefd op die granieten bergen – die kleuren! die leegte! – en op het idee van je te verstaan met een plek die machtiger is dan jij. Tijdens een van mijn trips zat ik in een busje. Plots stapte daar een bedoeïen af, in the middle of nowhere. Die liep zo de bergen in en verdween! Ik keek hem na en was als een kind voor een snoepkraam. Opgaan in een landschap dat niet beheerst werd door mensen: vanaf toen was dat het enige dat ik nog wou.’
Op een mooie dag besloot je gevolg te geven aan de lokroep van die zanderige leegte. Hoe ging dat?
‘Ik keerde er meermaals terug als toeriste, maar dat verlangen werd alleen maar sterker en sterker. Gegidst door het toeval kwam ik in 1988 in contact met een Duitse fotograaf slash ontdekkingsreiziger, Carlo Bergmann, die bereid was om me mee te nemen op een van zijn kameelexpedities in de westelijke Egyptische woestijn. Ik werkte toen al als milieubiologe voor de Nederlandse overheid, maar na lang wikken en wegen ben ik vertrokken. Er was toen nog geen gps, geen satelliettelefoon. Het was een soort terra incognita. En dan met kamelen! Die eerste weken waren helemaal niet leuk. Ik was gewend aan een maatschappij met regels om je aan te houden. Maar die vreselijk autoritaire man trok zich nergens wat van aan. Carlo was voor mij alle mannen die vrouwen willen dwingen om te doen wat zij willen; ik was voor hem alle vrouwen die hem in de steek hadden gelaten. Er ontstond een machtsstrijd tussen ons. Ik kon geen kant op, maar wou per se die woestijn. Ik dacht: of ik ga akkoord met de regels die hier gelden, of ik blijf een stadsdame en dan ben ik die woestijn uit. Dus zei ik hem: hier ben ik.’
Romance met de woestijn
Hoe dat explosieve haat-liefdesspel tussen Baaijens en Carlo zich ontpopt tot een stormachtige liefdesrelatie is een roman op zich. Maar tijdens die eerste expeditie leert Baaijens enkele belangrijke levenslessen: haar feministische principes overboord te kieperen, haar behoefte aan controle los te laten en het toeval te omarmen – allemaal voor haar woestijn. ‘Die man heeft mij gepusht. En ik had dat nodig, met mijn grenzen en paaltjes.’ Het gebikkel met Carlo en haar eigen principes drijft haar uiteindelijk zover dat ze na een wekenlange strijd besluit alleen verder te reizen met haar kameel Mabrouka.
Moet je niet een zekere doodsverachting hebben om je in zo’n avontuur te storten?
‘In die paar weken had ik wel wat dingen geleerd, maar goed voorbereid was ik allerminst. Jezus, wat had ik een romantisch plaatje in mijn hoofd gehad! Ik moest de hele tijd beslissingen nemen. Die kameel had er af en toe geen zin in, liep een keer weg, brulde de hele dag. Ik had een heel lullig kompas en een waardeloze kaart. Ik kon de waterbron niet vinden, was doodsbang. Maar ’s avonds kreeg ik wél wat ik wilde: stilte, sterren aan de hemel, en dat onbeschrijflijke gevoel van desolaatheid.
Het enige wat ik hierover kan zeggen is: het was een grote innerlijke noodzaak, anders doe je zoiets niet. Maar ik kwam er tot onschatbare inzichten, zoals het feit dat identiteit verdwijnt als er niemand om je heen is. Dat ik mijn hele leven gedaan had wat anderen van mij verwachtten, bordje leegeten, carrière maken, er leuk uitzien. Maar bovenal leerde ik er op mijzelf terugvallen, en dat de dood niets is om bang voor te zijn.’
Na twee geslaagde winterexpedities in de Sahara zegt Arita definitief haar job op voor een zelfbenoemde ‘romance met de woestijn’. Ze rommelt een inkomen bijeen om te leven op het ritme van de seizoenen. ‘Het was een soort trekvogelgevoel. Telkens als het herfstig werd, als Orion aan de hemel stond, wist ik: tijd om te vertrekken.’ Zeventien jaar lang komt en gaat ze zo naar haar geliefde, goed voor ruim 25 woestijnexpedities naar Egypte, Mauretanië en Soedan. Die omzwervingen zijn uitgebreid gedocumenteerd in haar boeken, zoals Woestijnnomaden, over hoe ze in Darfour door het voormalige sultanaat reisde om er de overlevingsstrategieën van nomadenstammen te bestuderen. Tot er in 2004, tijdens haar laatste expeditie in Soedan, van alles misgaat. ‘Op een gegeven moment heeft die woestijn mij er gewoon uit geknikkerd. Elke keer als ik ging, overwoog ik van tevoren: als ik dood zou gaan, is dit het wel waard? Maar deze keer was dat niet langer zo. Ik dacht: het is voorbij, ik ben het kwijt. En ook: dit gaat wel over, maar het gíng niet over. Ik was er echt kapot van, en die ellende heeft drie jaar geduurd.’
Arita in Wonderland
Baaijens besluit haar depressie te lijf te gaan door haar grenzen opnieuw te verleggen, op een andere plek ‘waar hét mij misschien weer zou vinden’. Zelf noemt ze zichzelf liever ontdekkingsreiziger dan avonturier, want ze reist niet voor de kick, maar om te onderzoeken. ”Ontdekkingsreiziger’ komt voort uit het verkennen van zowel fysieke als mentale landschappen. Het gaat om: durf je te verdwalen? Het is zoiets als in Alice in Wonderland. Alleen door onbevangen de wereld waar te nemen zul je iets vinden waarop je niet bedacht bent.’ En dat is precies wat de Toeva-republiek in het zuiden van Siberië voor haar in petto heeft. Via een kennis die voor het Wereldnatuurfonds werkt ontmoet ze er een geoloog, Yoeri Badenkov. Die wijdt haar in in de legende van Shambala, een legendarisch paradijs dat zich volgens Tibetaanse boeddhisten in de Altaj-bergen zou kunnen bevinden. ‘Ik dacht: dit is het, de vonk was terug. Iets onderzoeken dat je niet kunt bewijzen en dat toch waar kan zijn? Het leek me een onmogelijke missie, dus ze kon bij voorbaat niet mislukken.’
Hoe begin je als hardcore wetenschapper aan een zoektocht naar een mythisch paradijs?
‘Ik heb een bloedhekel aan gezweef, maar als ik die lokale culturen wou begrijpen, moest ik me beginnen verdiepen in natuurgeesten en bijgeloof, wat betekende dat ik er vooral de confrontatie met mezelf moest aangaan. Wat als mijn ontdekkingen niet zouden stroken met mijn analytische geest, mijn westerse blik? Zou ik het aandurven om open te staan voor wat deze mensen geloven? Eerlijk? Het antwoord was nee. Hoe zou ik dat dan in godsnaam thuis gaan vertellen? Mijn wetenschappelijke integriteit stond op het spel.’
Aan de hand van deep mapping omcirkelt Baaijens in 2013 het zogenaamde heilige landschap te paard, als eerste westerling in de moderne geschiedenis. Haar reis begint in Kazachstan en gaat via China en Mongolië naar Rusland, waar de cirkel na vijftienhonderd kilometer rond zal zijn. ‘Ik zocht naar wetenschappelijk houvast, maar wilde tegelijkertijd de werkelijkheid ervaren zonder oogkleppen. Daarom maakte ik een topografie van het gebied, die ik koppelde aan een topografie van mijn geest, door mijn gemoedsgesteldheid nauwkeurig te observeren en te registreren.’
Met als conclusie?
‘Ik stelde vast dat er een heel sterke connectie was tussen de zeggingskracht van dat landschap en mijn emoties, en dat landschappen herinneringen in zich dragen. Zo heb ik twee dagen lopen huilen bij de Tsengel-vulkaan, en ik vond het fantastisch: hoe kan dat nu? Zo ben ik helemaal niet! Pas later vernam ik dat lokale stammen daar komen huilen en zingen om de zegen af te smeken bij de geest van die berg. Dat was de eerste keer dat ik het zo sterk ondervond, maar tijdens opeenvolgende expedities maakte ik een hoop gelijkaardige ervaringen mee. Ik ben jaren blijven terugkeren naar dat gebied totdat ik in staat was om het te vatten.
Fernando Pessoa schrijft dat, als je iets wilt begrijpen, je dat niet moet doen met je denken maar met je zintuigen. Als zo’n bekende dichter dat beweert – het gaf me een legitiem excuus om in mijn blootje in de regen te dansen, me te verstaan met bubbelende bergstroompjes, te zingen met de vogels. En op zekere dag had ik het antwoord. Ik zag dat fenomenale landschap, die wolken, die bliksem, die regen, die gletsjers, die bergen, die doen iets met je. Ik zag hoe kleine riviertjes op enkele dagen aanzwollen tot monsterachtige watermassa’s, zelfs de grond deinde, niets was stabiel. En het antwoord was: natúúrlijk leeft alles en is alles met elkaar verbonden.’
Een nieuwe taal bedenken
Baaijens’ fysieke en spirituele queeste naar dit bezielde landschap werd bezegeld met het boek Zoektocht naar het Paradijs, een onderzoek naar waarheid en werkelijkheid in het hart van Centraal-Azië. Maar de ziel van deze expeditie leeft voort in al haar huidige onderzoeksprojecten. ‘Dat de natuur niet slechts een decor is, maar expressiekracht heeft en voor zichzelf een recht van bestaan, dat er voortdurend communicatie is tussen de dingen: dat inzicht is onomkeerbaar.’ Die kennis zet Baaijens nu ook lokaal in, in eigen contreien. ‘De toekomst van ons leefmilieu vraagt om ecologische intelligentie, burgerparticipatie, nieuwe cartografie, herijking mens-natuur. Zo is het project Paradijs in de Polder ontstaan.’ Met dit Nederlandse onderzoeksplatform zet de biologe burgers, beleidsmakers en wetenschappers rond de tafel om weer tot een dieper, gelaagder begrip te komen van de betekenis van onze leefgebieden. Of ze stuurt hen op wandel in de natuur met het gelijknamige oefeningenboek (zie p.23), om het aan den lijve te ontdekken. ‘Onze verbeeldingskracht is eruit gegooid door de ingenieurs. Dat wil ik herstellen. Wat als er niet één werkelijkheid is en je een landschap op verschillende manieren in kaart kunt brengen? Wiens werkelijkheid telt dan en waarom? De natuur heeft een stem, maar hoe zet je dat gesprek in gang, zonder dat het knuffelig of belachelijk wordt? Door dialogen te stimuleren, door verhalen, ervaringen, gebeurtenissen en tegenstrijdigheden te bundelen, leg je al die verschillende dimensies bloot. Daarvoor wil ik een nieuwe taal ontwikkelen, iets poëtisch, vandaar ook mijn Woordenboek voor de toekomst.’ (zie links)
Hoe passen uw recentste expedities naar Papoea-Nieuw-Guinea in dat plaatje?
‘Na de woestijn en de Siberische steppe wilde ik een derde ecosyteem onderzoeken: het tropisch regenwoud rond de Bosavi-vulkaan. Ik ontdekte er nog maar pas dat de Soabesi, een lokale jagersstam, zich oriënteert in die claustrofobische, ondoordringbare jungle, niet op basis van wat ze zien, maar door middel van omgevingsgeluiden. Die soundscapes ben ik momenteel aan het onderzoeken: als die mensen hun landschap kunnen begrijpen en erin navigeren door naar vogels te luisteren en andere natuurlijke geluidsbronnen, welke wereldbeschouwing zit daar dan onder? Dat wil ik meenemen naar bij ons, zodat wij ons kunnen spiegelen aan wat zij doen. De vraag is: hoe kunnen wij ons weer verstaan met het bos? Want wij verstaan het niet meer, zij wel.’
Wie is Arita Baaijens?
– Werd geboren in Ede (NL) in 1956.
– Studeerde biologie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam.
– Gaf haar job als milieubiologe op om ontdekkingsreiziger te worden.
– Expedities: Egypte, Mauritanië en Soedan (1988-2004), Siberië (2007-2014), en Papoea-NieuwGuinea (2016-heden).
– Werd in 2014 onderscheiden met de internationale, prestigieuze Women of Discovery Award.
– Lid van de Royal Geographical Society en Explorers Club.
– Auteur van verschillende bekroonde reisboeken.
– Werkt samen met onder meer de Ambassade van de Noordzee.
Op ontdekkingsreis in tijden van lockdown
Het boek Paradijs in de polder staat vol tips om te connecteren met de natuur. Baaijens: ‘Deze doe ik zelf dagelijks: probeer elke dag 5 minuten met je volle aandacht naar iets in je omgeving te kijken dat niet door de mens is gemaakt. Het kan een steen zijn in het park, een slak, of een boom in je tuin. Als je dat een paar opeenvolgende dagen doet, zul je zien dat er echt iets gebeurt in je hoofd: die dingen zijn niet langer een ding, maar evolueren tot persoonlijkheden waar je een band mee opbouwt.’
Woordenboek voor de toekomst
Arita Baaijens werkt aan een interactieve verzameling woorden om ervaringen met de natuur uit te drukken waarvoor het Nederlands tekortschiet. Een greep uit de mooiste:
– Verzeeën: wanneer de golven, de deining, het blauw, de kracht, de diepte, het zout en de geur van vis een mens veranderen.
– Lentetrilling: het gevoel dat je overvalt als de wind naar het zuiden draait, het licht mooi is en je de eerste zwaluw ziet.
– Zeezucht: verlangen naar de einder.
– Spookhuilen: wanneer de wind ’s nachts om een gebouw loeit.
– Oeverling: mens die is geworteld in de aarde, maar verlangt naar de beweeglijkheid van water.
Op paradijsindepolder.nl kunnen lezers bijdragen door zelfbedachte of afgestofte woorden in te zenden die de natuur weer dichterbij brengen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier