‘On-Nederlands’ mooi: twee wereldreizigers op safari in hun achtertuin
Je hoeft geen lange vliegreis te maken om je alleen op de wereld te wanen. Dat ontdekten de Nederlandse reisjournalisten Bas van Oort en Dirk Wijnand de Jong. Samen gingen ze op expeditie. Niet in de bergen van Kirgizië of de jungle van Ecuador, maar in hun eigen achtertuin.
In tijden van enge virussen, gesloten grenzen en geparkeerde vliegtuigen laait de liefde voor de eigen contreien weer op. Toch was er van Covid-19 nog geen sprake toen Bas van Oort en Dirk Wijnand de Jong het plan opvatten om hun eigen land wat beter te leren kennen. Stom toeval en uitstekende timing dus voor hun prachtige koffietafelboek Expeditie Achtertuin, dat sinds half mei te koop is. Een jaar lang reisde het duo door Nederland en deed daarvan verslag op Instagram (@expeditieachtertuin). Met gevaar voor natte voeten en ontmoetingen met grote grazers lieten ze via het strand van Katwijk, de paarse heide op de Posbank, Rotterdamse kades en Friese vaarten zien hoe waanzinnig mooi, stoer, dromerig en uitdagend Nederland kan zijn.
‘Het afgelopen decennium hebben we als reisjournalisten vooral de rest van de wereld ontdekt. Er waren jaren waarin we meer van huis waren dan in Nederland. Tot we ons allebei afvroegen hoe goed we ons eigen land kenden. Of we even mooie avonturen konden beleven zonder de grens over te gaan. Bovendien vinden we dat het in een tijd van klimaatverandering en duurzaamheid geen kwaad kan om het goede voorbeeld te geven. Dus trokken we naar nationale parken als de Groote Peel, de Loonse en Drunense Duinen en de Alde Feanen. Plekken waar we nog nooit waren geweest, gewoon in onze achtertuin. Plekken waarover we stuk voor stuk de conclusie konden trekken dat ze ‘on-Nederlands’ mooi waren. Een jaar lang gingen we op expeditie in eigen land en bekeken we Nederland door de bril van een wereldreiziger. Met als resultaat dit boek, waarin we vooral willen zeggen: ga eropuit, juist in eigen land.’
Nationaal Park de Maasduinen
Bas: ‘In het noorden van Limburg, dicht tegen de Duitse grens aan geplakt, ligt de langste rivierduinengordel van Nederland. Gevormd in duizenden jaren, voornamelijk door wind en water, in de tijd dat de Maas nog een zijtak was van de Rijn. Hier vind je onder meer paraboolduinen in de vorm van een hoefijzer, die tussen de 15 en de 25 meter hoog zijn, en daarnaast naald- en loofbos én heide. Die heide wordt begraasd door schapen, geiten en runderen, om te voorkomen dat planten zoals pijpenstrootje en bramenstruiken te weelderig groeien.’
Het Friese merengebied
Bas: ‘Van het IJsselmeer tot aan Lauwersoog is al het water in Friesland met elkaar verbonden. Dat betekent dat je vanaf Lemmer een kilometer of honderd helemaal binnendoor kunt varen tot je de kust van de Waddenzee bereikt en aan de horizon Schiermonnikoog ziet liggen. Onderweg kom je dan langs dorpjes, die uit niet meer dan een handvol huizen, een houten kerk en een jachthaventje bestaan, zoals Gaastmeer. Vers brood bij de enige bakker in de omgeving. Verstild water waar een houten tjalk in dobbert. Meer is in Friesland niet nodig.
Ook al werd hij zo’n kwarteeuw geleden voor het laatst geschaatst, het is onmogelijk om het over Friesland te hebben zonder de Elfstedentocht te noemen. De schaatstocht van tweehonderd kilometer staat nog steeds symbool voor de hele provincie. Zolang de tocht er niet is, vindt het jaarlijkse hoogtepunt plaats in de zomer. Ook op het water, met de meest historische zeilwedstrijd van Nederland, skûtsjesilen. Het is traditioneel Fries volksvermaak. Skûtsjes zijn houten schepen die stammen uit de achttiende eeuw, gebouwd om in ondiep water zeilend veel vracht te kunnen vervoeren. De noodzaak van de skûtsjes verdween met de tijd, maar de traditie is altijd gebleven. Zo moeten schippers die meedoen aan de wedstrijd allemaal van een schippersgeslacht afstammen. Veertien skûtsjes strijden in elf wedstrijden om een zilveren bokaal en onmetelijke Friese eer. En die elf wedstrijden vinden midden in de zomer in een tijdsbestek van twee weken door heel Friesland plaats.’
Nationaal Park de Groote Peel
Bas: ‘Het zou me niks verbazen als er achter de volgende boom een giraffenhoofd zou steken. Als er apen zouden ravotten in de takken, of er ineens een flamingo voorbij zou zeilen. Het voelt als een safari te voet, sluipend door varens en kniehoog gras. Af en toe passeren we een bijna opgedroogde waterpoel. Pas op voor krokodillen, zou direct in me opkomen als ik niet beter wist. We zijn niet in Afrika, we zijn niet in de Everglades in het zuiden van Florida. Maar het lijkt er allemaal verdomd veel op. We zijn op de grens van Limburg en Noord-Brabant. Daar ligt een wetland van 1400 hectare, Nationaal Park de Groote Peel. Een moerassig gebied en een van de weinige plekken in Nederland waar nog hoogveen voorkomt. Vroeger werd hier veel turf gestoken, tegenwoordig is het beschermd natuurgebied en een paradijs waar je geen exotische roofdieren ziet, maar waar wel honderden soorten broed- en trekvogels te vinden zijn. Onder meer de bruine kiekendief, blauwborst, klapekster en zelfs kraanvogels. Door een flink netwerk van wandelpaden en knuppelbruggen laat je de bewoonde wereld binnen de kortste keren achter je. Helemaal als je tussen het kreupelhout loopt.’
Marker Wadden
Dirk Wijnand: ‘Het stormt. De boot die ons naar de Marker Wadden moet brengen schiet de lucht in en duikt de afgrond in. En niet één keer. Op tafel roert mijn beker aanlengsoep zichzélf, bij elke duikelvlucht hovercraft het cupje van links naar rechts en andersom. Maar goed, bij een beetje ontdekkingsreis hoort natuurlijk een heldhaftig avontuur. Want laten we wel wezen: natuurgebied de Marker Wadden is geen dertien-in-een-dozijneiland. Het is het allernieuwste stukje Nederland, gemaakt van slib, opgespoten uit het Markermeer en nog onontdekt.’
Oostvaardersplassen
Dirk Wijnand: ‘Een ongerepte wildernis in een van ’s werelds meest dichtbevolkte landen, op een plek die een halve eeuw geleden nog onder water stond. Dat zijn de Oostvaardersplassen in de drooggelegde Flevopolder – drie kwartier links van Zwolle, drie kwartier rechts van Amsterdam. Een wonderlijke wereld waar het dierenrijk in groten getale vliegt, vecht, graaft, jaagt, paart, speelt, leert, begeert en vooral fascineert.
Je kunt gerust zeggen dat de Oostvaardersplassen, deel van Nationaal Park Nieuw Land, het meest woeste plekje van ons land is. De dieren wonen hier in zulke hoeveelheden – niet tot ieders tevredenheid – dat het zijden draadje tussen leven en dood wordt gespannen door de sterkste, de slimste, het dier met de langste adem. Urenlang trekken we gebiologeerd door de mistige moeraslandschappen en dampende bossen, tot de laatste tweehonderd, driehonderd meter van het pad weer in zicht komt.’
Nationaal Park Weerribben-Wieden
Dirk Wijnand: ‘Onder een zuurstokroze hemel glijden we een labyrint van uitgegraven turflandschappen in, met doodlopende watersteegjes, klotsend trilveen, slootjes vol kikkerbeet en krabbenscheer en velden vol ondoordringbaar ruisend riet waaruit af en toe een moerasbewoner wegschiet. In dit gangenstelsel spelen wonderlijke wezens verstoppertje: purperreigers, roerdompen, rietzangers, wielewalen, lepelaars, vossen, ringslangen en ook de otter, zo kieskeurig dat hij alleen in water met een kwaliteitskeurmerk zwemt. Maar vandaag laten ze zich niet zien. Wel doen we een spelletje wie het langst kan staren: wij, die vreemde mensen in een grote, rode kajak, tegen zij, een drietal reeën met opvallend witte kontjes.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier