Mercato Esquilino: een multicultureel juweel in Rome
Mercato Esquilino is een overdekte markt die eind 1800 werd gebouwd. Het is een iconische plek die het fascisme en twee wereldoorlogen wist te overleven. De markt van Esquilino: een veteraan in Rome.
Meer dan een eeuw lang was de markt gevestigd in de openlucht, op het plein Piazza Vittorio. Op 15 september 2001 verhuisde de markt naar de voormalige Sani-kazerne, net achter het plein. In die tijd was de sociale en demografische mix in Rome in volle verandering. Migranten van verschillende afkomst kwamen wonen in de wijk Esquilino, vastberaden om er een nieuw leven op te bouwen. De bedrijfjes die ze hier startten, veranderden de kleur en de vorm van de wijk ingrijpend.
Levendige dynamiek
In Rome vormen, na Roemenen en Filippino’s, de Bengalezen de grootste gemeenschap van buitenlanders. Vele van hen wonen in de wijk Esquilino. Historicus Von Below schetst het belang van de markt in de vroege jaren 1920: ‘Markten dragen bij aan de interne en externe groei van de gemeenschap, eenvoudigweg zoals de politieke en rechterlijke instellingen dat doen … een bloeiende markt trekt immigranten aan, doet het aantal bezoekers stijgen, de hoeveelheid handelaren en de bevolking.’
Wie kijkt naar de levendige dynamiek van de markt van Esquilino in het hart van Rome, kan niet anders dan dit beamen. Als je eenmaal door een van de vier ingangen bent gegaan door de transparante gordijnflappen opzij te schuiven, heb je het gevoel dat je een andere wereld betreedt. Dit is een markt par excellence: kleurrijk, met schreeuwende verkopers die om je aandacht dingen, een mengeling van geuren die niet alleen van traditionele Italiaanse gerechten komen maar ook specerijen uit India of Peru verraden en exotische groenten zoals de balsempeer uit Sri Lanka. Talrijke Afrikaans stoffen in verblindende kleuren en ander textiel geven je het gevoel alsof je op een vroegmarkt in Dhaka of in Peking bent beland. Dit is een dynamische smeltkroes van zowel verkopers als van kopers.
Vijf continenten onder een dak
Farhad werd veertig jaar geleden geboren in Bangladesh. Sinds 2005 woont hij in Italië. Plannen om terug te keren naar zijn geboorteland heeft hij niet, omdat hij zijn vrouw en kinderen twee jaar geleden kon laten overkomen. Farhad is een van de meer dan honderd Bengaalse burgers die op de markt van Esquilino werken, een bolwerk van Chinezen en Bengalezen in Rome. Italianen werken hier nauwelijks. Farhad is een visverkoper en stemt ermee in om met me te praten.
Zijn landgenoten zijn vriendelijk, maar als ik ook hen een paar vragen stel, worden ze wat achterdochtig. Farhad is meer open. Hij vertelt over zijn leven in Italië en over zijn werk in deze multiculturele omgeving. Hij ziet er ontspannen uit en vindt het een normale gang van zaken dat mensen afkomstig uit vijf verschillende continenten onder hetzelfde dak werken. Hij zegt dat sommige Bengalezen eigenaar zijn van de winkels, terwijl anderen voor Italianen werken. Dit lijkt voor hem niet relevant. Hij werkt voor een Bengalees, als arbeider, maar hij lijkt tevreden met zijn leven.
Naar Europa
‘Ik voel me hier veilig. Ik zeg daarmee niet dat mijn leven in Bangladesh gevaarlijk was. Ik zat niet in een oorlogssituatie zoals veel andere migranten uit Syrië. Ik besloot naar Europa te komen om meer kansen te hebben. Ondanks de financiële crisis heb ik nog steeds het gevoel dat er nergens ter wereld een plaats is waar ik vandaag beter zou kunnen leven. Mijn kinderen gaan naar school en krijgen een goede opleiding. Bovendien zijn er veel Bengalezen hier in Rome dus missen we ons thuisland niet echt.’
Als ik hem vraag of hij ooit problemen heeft gehad met anderen in de markt, antwoordt hij: ‘Nee, we zijn allemaal vrienden hier. We moeten elke dag samen werken. We zijn allemaal Italianen, want dat is wat we allemaal delen: Italië.’ Farhad is een van de 132.397 Bengalezen die in Italië wonen. De meeste van zijn landgenoten kwamen aan in Italië via gevaarlijke routes die door Libië liepen, waar ze uitbuiting en geweld hebben moeten doorstaan. Als ik hem vraag naar zijn reis wordt hij gespannen en ontwijkt me. Hij voelt zich niet op zijn gemak in deze lawaaierige omgeving. Ik kan me voorstellen dat zijn reis naar Italië moeilijk is geweest. Liever gaat hij verder met de beschrijving van de routine van de markt: ‘Klanten zijn meestal buitenlanders, maar ook de Italianen komen hier. Iedereen is nieuwsgierig naar deze kleurige hub.’ Farhad kijkt achter me en zegt ‘ik ga terug aan het werk, mijn vriend, of mijn baas zal niet goed gezind zijn.’
Scheiding tussen de nationaliteiten
Ik probeer om nog aan de praat te geraken met enkele andere handelaren. Het wordt me duidelijk dat er naast de voelbare energieke opwinding ook veel schroom en oplettendheid is bij de arbeiders. Bovendien is de harmonie van de smeltkroes toch eerder oppervlakkig: er is een duidelijke scheiding tussen de verkopers van verschillende nationaliteiten. Chinezen, Egyptenaren, Roemenen, Italianen: elk winkeltje werkt voor zichzelf en doet er alles aan om de klant voor zich te winnen. Er lijkt niet veel gecommuniceerd te worden onderling. Zelfs klanten kopen bij voorkeur bij stalletjes met verkopers van hun eigen nationaliteit – hoewel dat niet noodzakelijk de regel is, want ik zie ook Chinese klanten kopen bij Egyptenaren of Oekraïners bij Indiase kramen.
Voor ik vertrek, spreek ik nog met een van de weinige Italiaanse verkopers. Antonio is 65 en werkt hier al tientallen jaren. Op de vraag wat hij van de markt vindt, antwoordt hij bondig: ‘Het is om zeep.’ Ik denk dat hij zich boos maakt over de aanwezigheid van zoveel migranten, maar hij voegt eraan toe: ‘Nee, het gaat niet om hen. Het is de financiële crisis die ons nog steeds vermoordt. Zonder aarzeling geeft Antonio de Italiaanse regering de schuld. Zijn enige probleem zit hem in de tegenvallende verkoop en de schrale inkomsten. Of zoals James Carville zou zeggen: ‘It’s the economy, stupid.’
Bittere realiteit
Ik verlaat de markt van Esquilino nadat ik dadels heb gekocht aan een Bengaals kraam, opnieuw de transparante gordijnen heb gepasseerd en nog steeds de luide stemmen van de verkopers kan horen. In gedachten hoor ik de laatste woorden van Farhad, ‘we zijn allemaal Italianen.’ Het klopt. Het zijn verkopers van over de hele wereld, maar ze delen allemaal hetzelfde dak, net zoals een familie. Ik voel me ook wat verward. Ja, we kunnen de markt zien als een kans voor groei voor de gemeenschap, maar er is ook de sociale eenheid die nog steeds ontbreekt – een bittere realiteit die zich ook weerspiegelt in de omgeving in de wijk. Misschien is die ontbrekende cohesie de laatste plug die zou kunnen leiden tot een echt multicultureel en geïntegreerd Rome, tenminste in deze wijk.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier