‘Het perfecte antigif voor massatoerisme’: waarom de Costa Verde in Asturië op je reisradar moet staan

Spanje barst van de populaire costa’s, maar de meest verrassende – en nog verrassender: de minst populaire – van allemaal is de Costa Verde, de spectaculaire kuststrook van het prinsdom Asturië. ‘Er zijn niet genoeg hotels voor een golf massatoerisme.’
Asturianen zijn hufters, hoe vriendelijk en gastvrij ze ook mogen overkomen. Mijn eindoordeel na vijf dagen in dit prinsdom is cru, maar mijn redenering snijdt hout: als je zoveel moois te bieden hebt (een magnifieke kust, groene bergen, gevarieerde architectuur, een uitstekende keuken, pittoreske dorpen en bruisende steden), maar de rest van de wereld in het ongewisse laat en al die pracht dus voor jezelf houdt, dan getuigt dat van weinig jovialiteit.
‘Op het vlak van toerisme hebben we in Asturië nooit het zelfvertrouwen gehad van de oostelijke en zuidelijke regio’s aan de Middellandse Zee’, nuanceert mijn gids Ernesto, die daarmee de toeristische anonimiteit van Asturië probeert te verklaren. Niet hufterigheid, maar onzekerheid teistert de regio. En dat is vreemd: Asturië heeft zich net in recordtempo in mijn top drie van meest verrassende Europese bestemmingen genesteld (mede dankzij de uiterst warme en vriendelijke bevolking).
Zo snel gaat dat hier: het ene moment lig je warm en knus op het strand, even later trek je snel een regenjasje aan.
‘Op de ranglijst van de populairste Spaanse autonome regio’s bengelt Asturië ergens in de onderste helft. Zelfs Spanjaarden kwamen hier vroeger nooit op vakantie. Te koud en te nat, zo werd er geredeneerd. Maar sinds de pandemie zit het toerisme hier flink in de lift. De Spanjaarden, op de vlucht voor de hitte en drukte aan de populaire costa’s, ontdekken stilaan wat we in Asturië al lang weten: dat dit een fantastische bestemming is. Waar het overigens niet zo vaak regent als men denkt.’
De eenzame visser
Je zou het een vorm van Spaanse coolcation kunnen noemen, bedenk ik me terwijl ik ’s ochtends over het verlaten strand van San Pedro de la Ribera schuifel; in de verte spot ik een eenzame surfer. Hij is het vast eens met mijn stelling. Vakantiegangers die de oververhitte costa’s moe zijn en nieuwe oorden opzoeken, zoals deze Costa Verde, waar het kwik in de zomer zelden boven het lijntje van de 30 graden kruipt.
De oktoberzon rijst inmiddels langzaam ten hemel en kleurt mijn playa goudgeel. Ik kan het nu nog niet zien, maar achter elke landtong – en dat zijn er aan de Costa Verde wel wat, wel vierhonderd kilometer lang – ligt een oogverblindend baaitje met bijbehorend zandstrand. ‘De Costa Verde is ruig, wild en grillig. Het is misschien niet de plek waar je als jong gezinnetje rustig met je kinderen het water ingaat. Maar voor wie van rust en onmetelijke schoonheid houdt, is de Costa Verde een absolute aanrader.’
De woorden van Ernesto zijn nog niet koud of ik sta drie kilometer verderop aan Cabo Vidio naar het bewijs te staren: een gewelfde kustlijn strekt zich voor me uit – groene bergen aan de ene kant, smaragdblauw zeewater aan de andere. Ik spot een strand met welgeteld één visser en een hoop geiten die voor mijn neus bessen uit struiken pulken. De zon heeft inmiddels plaatsgemaakt voor de wolken. Want zo snel gaat dat hier: het ene moment lig je warm en knus op het strand, even later trek je snel een regenjasje aan.
Het perfecte antigif
Mijn huurwagen, een gevaarte dat op een SUV lijkt, maar dan zonder de bijbehorende paardenkracht, ploetert door het Noord-Spaanse landschap, van baai naar baai, om uiteindelijk aan de Playa del Silencio een pauze te krijgen. Ondertussen neem ik met open mond het epische landschap in me op. Voor me ligt het mooiste strand dat ik in jaren heb gezien, al vraag ik me af of de Asturianen dat zelf nog beseffen. Want keuze genoeg hier aan de Costa Verde. Maar Playa del Silencio is toch iets bijzonders: geen strandbar of zonneklopper in zicht, wel een lang en steil wandelpad dat erheen meandert. Het vereist dus wat inspanning om er te kunnen neerploffen – het perfecte antigif voor massatoerisme.
Wat verderop, in de badplaats Cudillero, wordt het plots wat drukker. De visrestaurants in dit wel zeer schattige vissersdorpje doen begin oktober nog redelijke zaken, al voel je dat het al lang geen hoogseizoen meer is. ‘Asturië heeft ontzettend veel te bieden, maar we lopen achter op het vlak van accommodaties. Een golf van massatoerisme kunnen we hier niet aan; er zijn simpelweg niet genoeg hotels. Zelfs in dit dorpje, wereldberoemd in Spanje, is er maar een handvol overnachtingsmogelijkheden.’
Ernesto en ik maken na de lunch nog een korte wandeling door het schilderachtige en autovrije Cudillero, waarna ik besef: Asturië is een zorgvuldig bewaard geheim, een dat ik simpelweg niet voor mezelf kan houden.
Geen renaissance
Een dag later word ik wakker in het centrum van Oviedo, de stijlvolle historische hoofdstad van Asturië en het fraaie beginpunt van de Camino Primitivo, de oudste van alle pelgrimsroutes naar Santiago de Compostela. Veel populairder tegenwoordig is de Camino Francés, die wandelaars van over de hele wereld van Frankrijk richting Galicië stuwt, maar Asturië links (technisch gezien: rechts) laat liggen. Jammer voor al die arme pelgrims. Want Oviedo, een stad van amper 220.000 inwoners – en daarmee de op een na grootste stad van Asturië – kan ondanks zijn geringe gestalte moeiteloos concurreren met grotere en bekendere Spaanse steden.
Hoezo ben ik nooit eerder in Gijón beland? Ik begin zowaar te twijfelen aan mijn capaciteiten als reisjournalist.
Sterker nog: alleen al voor Oviedo zou je naar Asturië moeten. Het kleurrijke centrum herbergt een indrukwekkende kathedraal, een eeuwenoud stadhuis, een prachtig klooster, meer dan honderd beelden en andere prachtige bouwwerken die zich schuilhouden in een labyrint van koperkleurige steegjes.
Dat het pijpenstelen regent, doet niets af aan de pracht en praal van Oviedo, of aan mijn gemoed. Onder mijn paraplu staar ik naar de variëteit aan architecturale stijlen in het stadscentrum, van romaans en barok tot rococo en jugendstil. ‘Het is een eclectisch geheel, dat op de een of andere manier toch goed werkt’, beaamt Ernesto.
‘Hier is nooit iets afgebroken, alleen maar bijgebouwd. Omdat wij nooit hebben moeten plaatsmaken voor grote hotels of goedkope appartementsblokken voor een plots groeiende bevolking – want dat was hier niet het geval – is Oviedo zeer goed bewaard gebleven. Het enige wat we niet hebben, zijn gebouwen uit de renaissance. Wellicht omdat de gotische kunstenaars hier zo goed waren dat we de renaissance dan maar hebben overgeslagen. Of er was destijds niet genoeg geld om nieuwe bouwwerken neer te poten, dat kan ook.’
Net Wes Anderson
Niet genoeg geld: die opmerking blijkt de nagel op de kop wanneer Ernesto en ik in het kuststadje Ribadesella arriveren. Ook hier was er lange tijd niet genoeg geld om wat fraais te bouwen. Tot de ‘Indianos’ de badplaats tot een soort Wes Anderson-filmset omtoverden. Op de lange promenade langs het strand spot ik tientallen kleurrijke herenhuizen uit een vroegmodernistische periode, het ene in al wat betere staat dan het andere. Het zijn de typische ‘casas de Indianos’, die volgens mijn gids over heel Asturië te vinden zijn, maar met de hoogste concentratie hier in Ribadesella.
‘Deze huizen zijn heel typisch voor Asturië. Ze werden gebouwd door nazaten van Asturianen die hun geluk gingen beproeven in Zuid- en Midden-Amerika en daar hun fortuin hadden gemaakt. Rond de eeuwwisseling, van de 19de op de 20ste eeuw, keerden velen terug naar hun roots om hier een zo spectaculair en decadent mogelijk huis te bouwen. Het leek wel een competitie: het moest zo exuberant mogelijk. Veel van die huizen hier in Ribadesella zijn nu hotels, omdat ze te duur zijn voor de locals om te onderhouden.’
En zo staar ik gebiologeerd naar Villa Rosario met z’n babyblauwe gevel, groen dakje en oranjerode ramen en waan me heel even in een filmdecor. Ik word spontaan verliefd op Ribadesella, waar de ene modernistische parel naast de andere staat, met aan de noordkant de machtige Cantabrische Zee en aan de zuidkant de scherpe pieken van de Picos de Europa, de roemruchte bergketen van Asturië. Een mooiere badplaats valt haast niet voor te stellen.
Een beetje Schotland
De volgende ochtend stel ik mijn gps in op Lagos, de verzamelnaam van de twee oogverblindend mooie gletsjermeren van Covadonga, in het hart van de Picos de Europa, en besef tijdens de korte autorit – want alles in Asturië ligt heerlijk dicht bij elkaar – de hele regio is kleiner dan Vlaanderen minus Limburg of West-Vlaanderen – dat het hier voor andere Spanjaarden extreem exotisch moet zijn. Met zijn groene bergen, doedelzakmuziek en een overvloed aan ciderbars heeft Asturië meer gemeen met Schotland dan met Andalusië.
Voor het eerst ervaar ik iets wat je als drukte zou kunnen omschrijven; rond de twee meren banjeren wel tientallen andere toeristen, die zich net als ik de ogen uit hun kassen wrijven. Hoe is het in godsnaam mogelijk dat ik nooit eerder in deze Picos de Europa, of elders in Asturië, ben geweest? Het is een terugkerende vraag, waar ik ook ga en sta. In Gijón bijvoorbeeld, met 280.000 inwoners de metropool van Asturië, waar de overvloed aan modernistische architectuur me doet duizelen.
Hoezo ben ik al drie keer in Granada, twee keer in Cádiz, veel te vaak in Barcelona, Madrid, Sevilla en Valencia, zelfs een keer in Zaragoza (tip: ga niet naar Zaragoza), maar nooit eerder in Gijón beland? Ik begin zowaar te twijfelen aan mijn capaciteiten als reisjournalist. En dan moet Avilés nog komen, mijn laatste halte in Asturië (op een boogscheut van de luchthaven), het spectaculaire provinciestadje dat ooit in Vicky Cristina Barcelona te bewonderen was en de thuisbasis is van het Centro Niemeyer, een van de laatst opgeleverde complexen van de inmiddels overleden Braziliaanse architect Oscar Niemeyer.
Avilés, met zijn middeleeuwse paleizen, kleurrijke huizen en sfeervolle plaza’s, is de spreekwoordelijke doodsteek. Daar loop ik dan, twijfelend aan mezelf, tussen de weergaloze creaties van Niemeyer. Geen toerist in zicht. Enkel ik en mijn existentiële crisis.
Heen en terug
Ryanair vliegt drie keer per week rechtstreeks van Charleroi naar Asturië.
Een huurwagen nodig? Check sunnycars.be
Slapen? Boek een kamer in Villa Rosario op hotelvillarosario.com
Meer over Asturias op turismoasturias.es
Lees ook:
– Een bezoek aan het Zwitserland van Turkije: eindeloos groen en bergachtig
– Slowfood en charmante argriturismo’s in Istrië: onze tips in het Toscane van Kroatië
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier