Een wereld aan het einde van de wereld
Patagonië in het zuiden van Argentinië is een van de meest afgelegen en tegelijk een van de mooiste streken ter wereld. De natuur kan er zacht, maar ook hard en vreemd zijn. Dat geldt ook voor zijn schaarse bewoners.
We landen in El Calafate, zo’n 2800 kilometer ten zuiden van de Argentijnse hoofdstad Buenos Aires. De kleine, gloednieuwe luchthaven ligt wat verloren te midden van de vergeelde grassteppe. De avondzon zet de hemel in vuur en vlam. Rondom ons geen spoor van menselijke bedrijvigheid. We rijden naar het piepkleine stadje met dezelfde naam, meer dan twintig kilometer verder. De kaarsrechte straten, afgelijnd met huizen als blokhutten doen denken aan een pioniersstad uit de Far West.
Met zijn loungebars, restaurants en bescheiden hotels is het best een aangename halte op weg naar de uitge-strekte, betoverende Andes. El Calafate is ook het wingewest van Christina Kirchner, de presidente van Argentinië en tevens eigenares van enkele hotels in deze stad, wat wellicht de voorspoedige groei verklaart.
We vertrekken bij zonsopgang. Het Argentino-meer licht op in zachtroze tinten, terwijl de verre toppen van de Andes zich langzaam van hun nevelsluiers ontdoen. In de enorme meren, bijna zo groot als zeeën, verzamelt zich het water van de talloze gletsjers die tot in de vlakte reiken. Na wat bochtenwerk zien we de eerste gletsjertongen opduiken. Beetje bij beetje kleurt de lucht azuurblauw. Het belooft een mooie dag te worden. Maar Patagonië blijft onvoorspelbaar, soms beleef je hier vier seizoenen in één dag !
We rijden langs de laatste arm van het meer, en plots, achter een bocht, ontvouwt zich een grote witte massa midden in het groengrijze landschap. Perito Moreno is de bekendste van de zevenenveertig gletsjers van Los Glaciares, het Nationaal Park dat tot Unescowerelderfgoed werd uitgeroepen. Daar staan we dan, voor een van de meest beweeglijke ijsmassa’s op aarde, op een van de weinige plaatsen waar je van zo dichtbij een gletsjer op zulke lage hoogte kunt observeren.
Een natuurfenomeen
We benaderen het gevaarte eerst vanop het water, om de voorkant van onderuit te bekijken. Het front van de Perito vormt een wand van zeventig meter hoog. De oppervlakte van de gletsjer is gelijk aan die van de stad Buenos Aires. Toch is de Perito maar een klein onderdeel van de enorme Hielo Patagonico, de continentale ijskap die zich meer dan vijfhonderd kilometer ver uitstrekt, overheen de Argentijns-Chileense grens, en die de derde grootste zoetwaterreserve ter wereld vormt.
We schepen in op een van de oevers van het meer en varen naar de overkant, om daar de ongelooflijke lappendeken van ijs en sediment te bewonderen. De kleuren variëren van wit tot zwart, via alle mogelijke nuances van blauw. We blijven wel op veilige afstand, want de Perito schuift steeds verder op, gemiddeld drie meter per dag. Daarbij breken geregeld grote pakken ijs af, soms complete ijsbergen die kleine tsunami’s veroorzaken.
Op de andere oever lijkt zich al een catastrofe te hebben voorgedaan. De meeste bomen zijn dood, door overstromingen veroorzaakt door de gletsjers. Via een klein bos bereiken we de voet van ‘het monster’. Dit is het startpunt voor korte trekkings. Nadat we de door onze gidsen aangereikte stijgijzers onder onze schoenen hebben bevestigd, zijn we klaar voor de klim. Eerst wat onbeholpen, maar als snel worden we zelfverzekerder. Het is alsof we lopen over een gigantische bevroren meringue die op sommige plaatsen blauw en turkoois kleurt, wat wijst op een zeer compacte ijsmassa. Onze avontuurlijke maar ongevaarlijke tocht duurt twee uur en voert ons langs spleten, grotten en gletsjermolens waarin het smeltwater naar beneden raast. Een verbluffend spektakel.
Vanop de heuvel kunnen we via overhangende loopbruggen de Perito nog dichter benaderen. Hier zien en horen we duidelijk hoe de gletsjer beweegt. Het is alsof de ijsblokken kreunen, snurken, zingen en zuchten, tot ze uit elkaar barsten en neervallen in het Canal de los Tempanos. Gemiddeld om de drie jaar schuift de gletsjer tot aan het schiereiland Magellan aan de overkant, om er een natuurlijke dam in de rivier te vormen. De mens is hier niet meer dan een nietig schepsel, klein en kwetsbaar, net als de Estancia El Galpon del Glaciar, het enige teken van menselijke activiteit in de wijde omtrek.
In deze ranch in Zuid-Amerikaanse stijl fokken Pedro en zijn gaucho’s schapen en ook enkele paarden. Die zijn het enige nuttige vervoermiddel in dit uitgestrekte gebied zonder berijdbare wegen. Er is alleen de Ruta 40 die we de volgende ochtend zullen nemen om naar het noorden te trekken. De ranch heeft enkele gastenkamers en biedt boven het houtvuur gegrilde vleesspecialiteiten. Bezoekers kunnen er ook even proeven van het lokale leven, van het bijeendrijven tot het scheren van de schapen.
Een eindeloze weg De Ruta 40 is een weg zoals je die wel eens in films ziet : een eindeloos asfaltlint in een onmetelijke steppe. Telkens als je denkt aan het eind te komen, ontvouwt er zich een nieuw vergezicht. Het lijkt alsof geen mens of dier hier kan overleven. Toch beweert onze chauffeur dat hij altijd zijn voet bij de rem moet houden, want elk moment kan een kudde guanaco-lama’s op de weg verschijnen. Deze dieren uit de familie der kameelachtigen kunnen springen als geitenbokken en ze laten zich niet tegenhouden door een schapenhek. Een ander dier, dat we maar één keer te zien krijgen, is de nandoe. Deze schuwe, wantrouwige struisvogel blijft op veilige afstand van wegen en paden.
Geen enkel dorp is in dit immense landschap te bespeuren. Een van de weinige stopplaatsen is La Leona, een historische herberg aan de oever van de gelijknamige rivier. Eind negentiende eeuw werd de beroemde Argentijnse ontdekkingsreiziger Perito Moreno op deze plek gewond door een leona, een leeuwin (waarmee hier een vrouwelijke poema wordt bedoeld). Om het vervoer van de kolonisten en hun dieren van de Andes naar de Atlantische kust te vergemakkelijken, besloot de regering in 1894 op deze plaats een vlotverbinding tussen de twee oevers aan te leggen.
De Noorse migrantenfamilie Jensen bouwde er een kleine herberg, want de overtocht van grote kuddes kon meerdere dagen in beslag nemen. In 1905 logeerden in de herberg, meer dan een maand lang, twee beroemde gringo’s. Het duo was nog maar pas vertrokken, of vader Jensen kreeg het bezoek van ordehandhavers. Ze toonden hem enkele foto’s. Toen pas werd duidelijk dat hij onderdak had verschaft aan twee van de grootste bandieten uit die tijd : Butch Cassidy en de Sundance Kid. Na hun overval op de Bank van Londen en Tarapaca in Rio Gallegos hielden ze zich hier een tijdje gedeisd, om daarna naar Chili te vluchten.
In het kleine restaurant met de saloon, die zo uit een western lijkt te komen, hebben zich wel meer roemruchte taferelen afgespeeld, waaronder legendarische duels. Vandaag is alles peis en vree, ook al hangt er nog altijd een pionierssfeer, zowel binnen als buiten. In de omgeving sluipen ook nog poema’s rond, tot grote ergernis van schapenhouders die er met plezier op jagen. Volgens de eigenaar werden er vorig jaar nog zo’n veertig dieren omgelegd.
Onmetelijke Cordillera
Voorbij het enorme Lago Viedma zien we de eerste uitlopers van de Andes opdoemen. We we houden halt in El Chaltén, een plek die ligt ingebed in een betoverend landschap. El Chaltén is een indiaanse naam en betekent ‘rokende berg’, de pieken zijn het grootste deel van de tijd in vreemde wolken gehuld, bijna als zwaveldampen.
Maar wij hebben geluk, de volgende ochtend trekt het wolkendek open van zodra de zon opkomt. Ideaal weer voor een klim naar twee van de mooiste maar ook grilligste bergen van de Andes : Fitz Roy en Cerro Torre. Gelukkig kunnen we vertrouwen op enkele lama’s als lastdier. Het pad loopt vanuit het dorp omhoog, langs een bos van schijnbeuken. De bomen, vervormd door de wind die hier een groot deel van het jaar hevig tekeergaat, lijken wel uit een griezelverhaal te komen. Sommige stammen zijn hol, andere erg gebogen en krom. De weg leidt naar een eerste plateau met uitzicht op de vallei, uitgesleten door de Fitz Roy-rivier, en klimt verder de berghelling op. Het hoogteverschil laat zich voelen, maar als de eerste besneeuwde pieken tevoorschijn komen, smelt onze vermoeidheid… als sneeuw voor de zon.
Na een tocht van enkele uren pauzeren we bij een bergmeer, waar de cordillera zich, als het weer meezit, machtig weerspiegelt in het water. De paden zijn talrijk, je kunt hier eindeloos rondtrekken en ook alpinisten komen aan hun trekken. Het Andesgebergte heeft bijna iets surrealistisch. Het is een wereld van een beklijvende schoonheid.
Eric Vancleynenbreugel
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier