De trein als bestemming op zich: een Grand Tour door Zwitserland
Een rondreis per trein door Zwitserland, daar droomde journaliste Nathalie Le Blanc al decennia van. Terecht, want de trein is verreweg het meest perfecte vervoermiddel voor de Alpen.
“Aan welke kant ga ik best zitten?” De keurige dame op het perron in Luzern denkt even na. “Ik zou voor links gaan, dan heb je het beste zicht op de meren.” Ik stel de vraag omdat ik zo meteen op de trein naar Wengen niet dezelfde fout wil maken als gisteren. Toen had ik me, na een verfrissende boottocht van Luzern naar Vitznau, willekeurig op een bankje gegooid in de Rigi Bahn. Aan de verkeerde kant zitten in een trein die van Vierwaldstättersee naar 1752 meter de grootse uitzichten aan elkaar rijgt, veroorzaakt een heel speciaal soort frustratie. Mijn medereizigers waren een grappige mengeling van verwonderde toeristen, Rigi’ers die naar huis pendelden met een tas vol boodschappen en kinderen die met hun slee tot aan de top treinden om dan weer razendsnel af te dalen. Hoe steil de rit was, merkte ik pas toen ik probeerde recht te staan om een foto te maken.
Aan de verkeerde kant zitten in een trein die de grootse uitzichten aan elkaar rijgt, veroorzaakt een heel speciaal soort frustratie.
Gezien het terrein is het des te indrukwekkender dat dit treintje in 1871 de eerste tandradbaan in Europa was. Mijn bestemming was het Rigi Kulm Hotel, een utilitair uitziend gebouw met hier en daar een indrukwekkende deur, prachtig parket en heel wat vergulde spiegels. Gerecycleerd uit het Grand Hotel Schreiber, zo bleek, dat hier vanaf 1846 bezoekers ontving, maar na WOII werd afgebroken. Het contrast tussen de Brusselse Ring, waar ik gisterenochtend nog op reed, en het weidse bergpanorama was eerst wat moeilijk te bevatten, ook omdat het een drukke bedoening was rond het hotel en station. Tot de pistes ’s avonds sloten. Daarna werd het zo heerlijk stil dat ik de treintjes de berg op hoorde klimmen en de klok van het kapelletje elk uur hoorde slaan.
Monster, monnik en jonkvrouw
Bossen, stadjes en eindeloze meren, uitzichtsafgunst heb ik niet tussen Luzern en Lauterbrunnen en ook op weg naar Wengen kies ik goed. Achter aan deze trein hangt een goederenwagon waar een kleine graafmachine en wat stevig ingepakte dozen op staan. Er loopt namelijk geen weg naar het autovrije Wengen, je raakt er alleen met deze trein of te voet. De trein kronkelt omhoog tussen bomen en langs watervallen en zelfs de lokale reizigers kijken op van hun telefoon als er weer een zonnig vergezicht te zien is.
Van op het balkon van designhotel Alpenruhe heb ik uitzicht op de Jungfrau en – nerd die ik ben – ben ik opgewonden over wat morgen komt. Jungfraujoch is het hoogste treinstation van Europa, op 3454 meter. Op de rit ernaartoe krijg ik gezelschap van Doris van de Jungfraujochbahn, die vertelt hoe deze onderneming het idee was van de berggekke ondernemer Adolf Guyer-Zeller. Hij besloot in 1893 om een zeven kilometer lange tunnel door de Eiger en de Mönch te graven zodat er een elektrische trein van Kleine Scheidegg naar Jungfraujoch kon rijden. Iedereen moest volgens de man namelijk van het hooggebergte kunnen genieten, niet alleen zij die de hoge bergen zelf konden beklimmen. Het graafwerk begon in 1896 en in 1905 was het eerste station, diep in de Mönch, klaar. Daar stopt de trein ook vandaag nog, zodat we ons kunnen vergapen aan de slagroomachtige sneeuw rond de Eismeer-gletsjer, en ook wat kunnen wennen aan de hoogte. De tickets naar het Eismeer financierden de verdere werken, maar Guyer-Zeller stierf voor het hele traject in 1912 openging.
Niet alleen is deze plek belachelijk mooi, als je de verhalen over de constructie en de foto’s van de opening ziet, met vrouwen in lange jurken en met grote belle-époquehoeden op, gaat je brein ietwat knetteren van zo veel technische kunde en zotte ambitie. En dat blijft het de rest van de dag doen. Dat ligt misschien aan de ijle lucht, maar ook aan de mooie absurditeit van deze Top of Europe. Vanop het uitkijkplatform ligt de immense Aletschgletsjer aan mijn voeten. Er zijn winkeltjes, een Lindt-chocolademuseum, een glinsterend en glibberig wandelparcours doorheen de gletsjer dat per jaar zo’n 15 centimeter verschuift en zelfs een Indiaas restaurant. Deze plek wordt namelijk ook gebruikt als locatie voor Bollywoodfilms en trekt dus veel bezoekers uit Zuidoost-Azië. Het Sphinx-observatorium heeft een Belgische connectie, want een van de sterrenkijkers wordt vanuit Luik bediend. Skiërs die samen met ons omhoog treinden, vertrekken op een gletsjertocht en worden al snel minuscule stipjes in een zee van wit. Ondertussen stappen twee rijkelui uit een net gelande knalrode helikopter, gewoon om even koffie te drinken in het café. Doris legt uit dat we ons op een waterscheiding bevinden. Valt een vlokje sneeuw aan de linkerkant, dan glijdt het via de Aletschgletjser richting Rijn en de Noordzee, valt het aan de rechterkant, dan verdwijnt het in de Rhône en de Middellandse Zee. Ze vertelt ook hoe de Eiger een monster is dat de Jungfrau bedreigt, maar tegengehouden wordt door de monnik, aka Mönch. Ze hebben fantasie, die Zwitsers, en op weg terug naar Kleine Scheidegg bedank ik Guyer-Zeller stilletjes voor zijn tomeloze ambitie.
Met een kop warme chocolademelk in de hand bedenk ik op een terras aan de voet van de Eiger dat dit, na de Dolomieten, het tweede mooiste stukje bergen van Europa is. Bij het voorlaatste station voor Wengen maak ik een aperitiefstop en besluit ik naar Wengen te wandelen. Ik stap hele stukken in mijn eentje door besneeuwde bossen en langs lege skipistes en als ik het dorp weer binnenwandel, weet ik: hier kom ik nog.
Bob Ross in het echt
Een half boek, dat heb ik al gelezen. Ik had er een vijftal mee, want alleen op een trein heeft een mens tijd om te lezen, toch? Niet dus. Terwijl ik van Wengen naar Zermatt spoor, lijk ik naar een tennismatch te kijken. Links een meer, rechts rotsklimmers, links een tuinhuisje in een afgedankte skiliftcabine, rechts een chalet vol gemzenschedels. Net als Wengen is Zermatt autovrij en toch ervaar ik een minicultuurschok. Autovrij betekent in het mondaine Zermatt veel elektrische busjes, paardenkarren voor de gasten van vijfsterrenhotels en een Anton-aus-Tirol-sfeer maar dan met Cristal Champagne in plaats van schnaps. Het van top tot teen in Moncler gekleede New Yorkse gezin mét bijbehorende nanny’s met wie ik op de trein een praatje maakte, zal zich hier helemaal thuis voelen.
Gornergrat klinkt als iets uit The Lord of the Rings, maar het is een ex-observatorium aan de rand van een gletsjer, omringd door 29 pieken boven de 4000 meter, met een onbelemmerd uitzicht op de Matterhorn op een halfuur treinen van Zermatt. Eenmaal boven de boomgrens rijdt de Gronergratbahn door een wit en azuurblauw wonderland. Mijn medepassagiers in volle skiregalia doen even wat afgunst opborrelen, want dit lijkt me een heerlijk skigebied. Na een wandeling parkeer ik me met uitzicht op de Matterhorn in het Gornergratcafé en lees ik eindelijk een eerste boek uit. Tevreden met mezelf wandel ik over knisperende sneeuw naar het lagere station Rotenboden in een landschap dat op een Bob Ross-schilderij lijkt. Ook al is het fysionomische onzin op 3000 meter hoogte, het lijkt of ik hier meer zuurstof binnenkrijg dan in de vallei. Misschien dat ik daarom, eenmaal omlaag getreind met de bedoeling om nog een uurtje in Zermatt rond te lopen, na aankomst in het dalstation gewoon blijf zitten en puur voor het genot nog eens op en neer naar Gornergrat spoor. Er is geen winkelstraat ter wereld die kan tippen aan een treinrit door het hooggebergte.
Eten en kijken
Of ik een glas champagne wil? Het is nog maar 10 uur maar ik knik enthousiast ja, want dat is wat je doet op de Glacier Express. In de glazen panoramawagon van de Excellence Class van deze legendarische trein die van Zermatt naar Sankt Moritz rijdt, word je door purser Max ontvangen als een filmster. Terwijl gerecht na gerecht geserveerd wordt, denk ik aan Remco Campert en zijn eetlezenidee. Lezen terwijl je eet maakt beide dingen aangenamer, vond hij, en hetzelfde geldt volgens mij voor door berglandschappen sporen terwijl je eet. En ja, treinen door Zwitserland lijkt op treinen door om het even welk ander land. Je passeert banale bedrijfsgebouwen en buitenwijken, volkstuintjes, scheve caravans en balkons vol wasdraden, alleen is dat hier in een decor van snelstromende rivieren en besneeuwde pieken. Mooi massief na mooi massief klimmen we omhoog, en eenmaal voorbij Andermatt beneemt de lege, witte Oberalppass me de adem. Ik ren over en weer van mijn stoel naar het open raampje in de gang, om de buitenlucht op te snuiven, honderden foto’s te maken en praatjes te maken met de andere reizigers. Een strak geopereerde Amerikaanse die gaat skiën in Sankt Moritz, een Britse treinwatcher die hier jaren voor gespaard heeft, een jong Zwitsers koppel op huwelijksreis, het is een diverse groep. Maar allemaal zijn we verbaasd als we de Rheinschlucht in rijden. Besneeuwde toppen, dat hadden we verwacht, maar een magnifieke ravijn vol vreemde rotsformaties die boven een turkooizen rivier uittorenen, we worden er allemaal stil van. Na Chur kronkelt de trein door beboste valleien, langs burchten en kastelen en over diepe ravijnen, we passeren het dorp dat Heidi wereldberoemd maakte, en verdwijnen na het fotogenieke Landwasserviaduct ietwat onheilspellend in de berg. Kan een mens 7,5 uur naar buiten kijken zonder zich te vervelen, vraagt een vriendin via WhatsApp. Het antwoord is volmondig ja.
Melkblauwe meertjes
Hoe glamoureus de Glacier Express ook was, de trein waar ik mijn Tour mee afsluit, is toch de mooiste. Ik droomde als kind al van de Bernina Express, nadat ik erover las in De mooiste treinreizen ter wereld, dat op de koffietafel in huize Le Blanc lag. De route stelt niet teleur. We zijn nog maar een paar meter het station van Pontresina uit of het landschap is al indrukwekkend en er volgen nog sensationele bergpassen, melkblauwe meertjes, gletsjers, 55 tunnels, 196 bruggen en een 360 gradenviaduct in Brusio waar je letterlijk een rondje rijdt en waar volgens mij zelfs de grootste zuurpruim blij van wordt. Ik maak een lunchstop in Poschiavo, een charmant stadje dat Italiaans aandoet. Dankzij emigranten die rijk zijn teruggekomen is het een weelderige plek. In het Italiaanse Tirano lepel ik op het pleintje aan de terminus een gelato op. En dan keer ik op mijn sporen terug tot in Alp Grüm. Al sinds 1910 stopt de Bernina Express hier op 2300 meter en vanavond logeer ik in het station. Ik wandel bij zonsondergang naar de bocht van 180 graden in de rails en zie de laatste Bernina van de dag als een verlichte slang Valposchiavo door rijden en de berg onder mij op klimmen. Eenmaal die laatste trein gepasseerd is, blijven we met een achttal mensen over aan het diner met zicht op de stille Palü-gletsjer bij volle maan. Ik eindig de reis waar ik ze begon, op een berg, naast een treinspoor. Ze was inderdaad Grand, deze Tour. We zien de trein meestal als een vervoermiddel om ons van punt A naar punt B te brengen, maar de afgelopen zeven dagen was de trein mijn bestemming. Eentje die ik met heel mijn hart kan aanraden.
Alle info op myswitzerland.com/grandtraintour
De Grand Train Tour
De Grand Train Tour bracht me van Luzern naar Rigi Kulm, en dan naar Wengen en Jungfraujoch, vanuit Zermatt ging het naar Gornergrat, en daarna met de Glacier Express naar Sankt-Moritz. Van in Pontrasina treinde ik met de Bernina-express naar het Italiaanse Tirano en terug. Behalve de Jungfraujoch- en de Gornergratbahn doe je de hele tour met een Swiss Travel Pass, al is voor sommige trajecten een reservatie of supplement nodig. Vanaf 232 CH voor drie dagen, 389 CH voor 8 dagen. Een 8-daagse rondreis met overnachting, treintickets en excursies heb je vanaf 1500 euro. Je kunt alles zelf regelen, maar Puurtreinreizen.nl en imaginetravel.be bieden Grand Train Tour-pakketten aan.
Rigi Kulm Hotel, met magistrale 360 gradenuitzichten. (rigikulm.ch)
—Hotel Alpenruhe Kulm in het autovrije Wengen, een vintage designhotel en een absolute aanrader. (alpenruhe-wengen.ch)
—Hotel Derby, in de gezellige hoofdstraat van Zermatt, met charmant restaurant. (derbyzermatt.ch)
—Hotel Albris, in Pontrasina, met spa en legendarische bakkerij. (albris.ch)
—Alp Grüm, het Albergo in het Bernina-Express-station op 2309 meter. Een magische plek waar je alleen te voet of met de trein raakt. (alpgrum.com)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier