Tussen skyscrapers en streetfood: verslag van een fascinerende rondreis in Singapore

De kleurrijke en hippe wijk Kampong Gelam. © Sebastiaan Bedaux
Sebastiaan Bedaux
Sebastiaan Bedaux Sebastiaan Bedaux is freelance televisie- en reisjournalist.

Lange tijd was Singapore meer halte dan bestemming, een tussenstop op weg naar nog exotischere oorden. Maar het groeiende zelfvertrouwen in wat de tropische eilandstaat te bieden heeft, geeft het lokale toerisme een welverdiende opkikker.

Exact twintig jaar geleden, toen ik me door de laatste maanden van een opleiding journalistiek sleepte, verstuurde ik op tijd en stond elektronische post naar Singapore. Mijn pennenvriend – en beste vriend – had zich er namelijk net gesetteld om stage te lopen in een gelauwerd softwarebedrijf. Ik was jaloers. Hasselt leek in verhouding een wel erg slaapverwekkende parochie. “Op de foto’s lijkt het allemaal wat kleiner, maar ik kijk vanuit mijn kantoor uit over de zee, de haven en het ongelooflijk volgebouwde land. Heftig.”

Deze bondige beschrijving van Singapore is inmiddels twintig jaar oud en leeft tot op heden voort in een oud Hotmail-account. Nu ik in de fabelachtige infinitypool van het Artyzen-hotel drijf en meer dan twintig verdiepingen tussen mijn benen door naar beneden staar, dringen zijn woorden pas echt tot mij door. Tientallen meters onder mij spot ik zakenmensen en toeristen die zich in de mee­dogenloze hitte en vochtigheid van Singapore door de Orchard Road-wijk voortslepen; terwijl ik over de rand van het zwembad hang, zie ik in de verte de zee en de immense haven, en ertussenin een skyline van skyscrapers die moeiteloos kan concurreren met iconische bestemmingen als New York en Londen.

Eeb blik op het befaamde Marina Bay Sands hotel. © Sebastiaan Bedaux

Na vier dagen in ‘Lion City’ maak ik al dobberend op grote hoogte de balans op en kom tot deze conclusie: Singapore zorgt voor een overdaad aan visuele prikkels, je raakt er nooit aan gewend. Tevreden trek ik nog een baantje.

De vijf c’s

‘Toen ik hier 28 jaar geleden kwam wonen, telde Singapore 1,3 miljoen inwoners. Nu zijn het er bijna zes miljoen.’ ­Martine Janssens, mijn sympathieke Vlaamse gids (en door Singaporezen ook weleens met ‘Martini’ aangesproken), zegt het met een zweem van trots. Zelf heeft ze twee kinderen bijgedragen aan het totaal, waarmee ze het gemiddelde vruchtbaarheidscijfer in Singapore – tegenwoordig een historisch dieptepunt van 0,97 kinderen per gezin – moeiteloos overschreed.

De skyline kan moeiteloos concurreren 
met die van New York en Londen.

‘In Singapore gelden de vijf c’s: cash, car, ­condominium, credit card en country club.’ Children, ook met een c volgens mijn vertaalwoordenboek, zijn geen prioriteit, hoewel het land op het eerste gezicht kindvriendelijk lijkt: uitstekende scholen, ontzettend veel parken, een hoge mate van veiligheid en genoeg kindvriendelijke attracties om de verveling jarenlang te lijf te gaan.

Het ecovriendelijke ‘tuinhotel’ Parkroyal Pickering. © Sebastiaan Bedaux

Toch draait, zo overvalt me al snel de gedachte, alles in Singapore om business. De vijf c’s van Martine onderschrijven mijn vermoeden. ‘Je moet goed beseffen dat Singapore voor de onafhankelijkheid in 1965 een ontwikkelingsland was. Wat je nu allemaal ziet, is hier op één generatie gebouwd. Nog steeds vind ik dat ronduit indrukwekkend.’

Straat vol saté

Na zonsondergang maken we een boottochtje in de beroemde Marina Bay, waar architecturale meesterwerken pronken, zoals het Marina Bay Sands hotel (met op het dak de hoogste infinitypool ter wereld), de iconische Gardens by the Bay, en op een door Belgen en Nederlanders opgespoten stadsdeel het ArtScience Museum (ontworpen door Moshe Safdie in de vorm van een lotusbloem). Hier, in dit futuristische hoekje, fonkelt Singapore het felst. Dit is het Singapore van de 21ste eeuw; twee straten verder, waar Chinatown begint, maak ik kennis met het Singapore van de 20ste en 19de eeuw.

Maxwell Food Centre, een van de populairste hawker centers. © Sebastiaan Bedaux

Ik bevind me in Lau Pa Sat, een populaire overdekte streetfoodhal, waar de geur van onbekende dierlijke lichaamsdelen me tegemoet zweeft. Het is een prachtig voorbeeld van de typische ‘hawker’-cultuur, die van Singapore een waar streetfoodparadijs heeft gemaakt. Lau Pa Sat is een van de talrijke hawker centers in de eilandstaat, die elk tientallen tot wel honderden kleine kraampjes herbergen met elk een specialiteit. Op de kleurrijke reclamepanelen boven de kraampjes lees ik flitsende termen als ‘Thunder Tea Rice’, ‘Hokkien Mee’, ‘Hainanese Chicken Rice’, ‘Fried Porridge’ en ‘Bak Kut Teh’, die me evenveel verwarren als intrigeren. Uiteindelijk stil ik mijn honger in de aanpalende Satay Street, waar verkopers van satéstokjes (met daaraan zowat elk stuk vlees of vis denkbaar) druk in de weer zijn.

Azië voor beginners

’s Anderendaags bekijk ik Chinatown bij daglicht en hoor ik Martine terloops beweren dat Singapore ‘Azië voor beginners’ is, een idee dat me initieel tegen de borst stuit – ik heb mezelf ooit schuldig gemaakt aan de bewering dat Sri Lanka een soort India light is, een uitspraak waar ik me nog steeds voor schaam – maar die in de loop van mijn bezoek steeds meer bewaarheid wordt. Kijk je niet te veel naar de details, dan kun je hier in dit piepkleine stukje Zuidoost-Azië een wereldreis maken door China, India en Maleisië.

Een boottochtje in de beroemde Marina Bay. © Sebastiaan Bedaux

‘De Singaporese Chinezen maken driekwart uit van onze bevolking; verder zijn er nog zo’n veertien procent Maleiers – de oorspronkelijke bewoners – en zo’n acht procent Indiërs, voornamelijk Tamils. En uiteraard nog een hoop expats. Singapore telt dan ook vier officiële talen, met het Engels dat door de regering gestimuleerd wordt als omgangstaal.’ Singapore blijkt algauw een heerlijke smeltkroes, met Chinatown als bewijsstuk: dit district is de enige Chinatown ter wereld met een boeddhistische tempel, een moskee én een hindoetempel.

Zon of regen, een 
paraplu in Singapore 
is altijd handig. © Sebastiaan Bedaux

In het lokale hawker center, het uiterst populaire Maxwell Food Centre, proberen Hainanese, Thaise, Maleisische, Kantonese en Peranakaanse kraampjes me met hun geuren en smaken te verleiden. Uiteindelijk geef ik me over aan Tian Tian Hainanese Chicken Rice, een kraam met een Michelin Bib Gourmand award dat de lange rij – zeker rond lunchtijd, wanneer de zakenmensen uit de wolkenkrabbers neerdalen – rechtvaardigt.

ATLAS, de 
bar met de grootste gincollectie wereldwijd. © Sebastiaan Bedaux

Met de hawker centers als spotgoedkope eetgelegenheden zou je haast vergeten dat Singapore ook uiterst chique en peperdure opties aanbiedt. Dit is namelijk het speelterrein van de Crazy Rich Asians, een film die voor een groot deel op werkelijkheid berust. Orchard Road, Singapores bekendste shoppingparadijs (voor de happy few), plukt er nog steeds de vruchten van. Martine neemt me mee naar ATLAS (en later naar de cocktailbar Cé la Vi op het dak van het Marina Bay Sands hotel én naar de de fancy rooftopbar van het Fullerton Bay hotel), een bar op Parkview Square die in weelde en exuberantie baadt, met de grootste gincollectie ter wereld. De overdaad aan art deco en jugendstil werkt haast desoriënterend, en op weg naar Kampong Gelam, de kleurrijke en hippe moslimwijk, hap ik nog steeds naar adem.

Rotte uien en zweetsokken

Maar veel tijd om afgeleid te zijn is er niet. Kampong Gelam is een van de oudste wijken van Singapore, met een geschiedenis die terugvalt op de koloniale periode, toen Sir Stamford Raffles deze buurt aan de Maleiers en de Arabieren schonk. Naar mijn bescheiden mening is dit het sfeervolste stukje Singapore, versierd met kleurrijke graffiti, hippe barretjes, coole boetiekjes en authentieke huisjes die een prachtig contrast vormen met de omringende wolkenkrabbers.

De bruisende moslimwijk Kampong Gelam. © Sebastiaan Bedaux

Voor wie zich aan een stukje doerian wil wagen – omwille van de rotte-uien- en zweetsokkengeur verboden in hotels en op het openbaar vervoer – is dit de place to be, al is ook een typisch Maleisische schotel met gedroogde vissenhuid, koeienlong, beef rendang en een hoop satés al best een uitdaging.

De gevreesde 
doerianvrucht, verboden in hotels en op het openbaar vervoer. © Sebastiaan Bedaux

Groen gespot

De volgende ochtend raas ik nog door Little India, dat zo authentiek is dat ik me opnieuw in de Zuid-Indische staat Tamil Nadu waan, en door Katong, de kleurrijke Perenakaanse enclave, die met Kampong Gelam concurreert om de titel van coolste wijk van Singapore.

Perenakaans slaat op de Perenakan-Chinezen, afstammelingen van de eerste Chinezen in de Indische archipel (in de 15de eeuw), die in de eeuwen erna hun eigen cultuur, kledingdracht, architectuur en keuken ontwikkelden. Het hoogtepunt hier zijn de pastelkleurige ‘shop houses’ op Koon Seng Road, al is ook de Geylang Serai-markt een zeer zintuiglijke (en zeer authentieke) ervaring.

De jaarlijkse 
tulpenshow in Gardens by the Bay. © Sebastiaan Bedaux

Met al die kleuren op het netvlies zou ik bijna de belangrijkste kleur in Singapore vergeten: groen. Singapore mag dan een akelig dichtbevolkt land zijn, overal valt wel wat groen te bespeuren. Volgens de Green City Index is Singapore zelfs een van de meest groene steden in heel Azië. Economische ontwikkeling en milieubescherming gaan er hand in hand, en groene zones maken integraal deel uit van de stadsplanning.

De Sky Garden, een van de hoogst gelegen tuinen ter wereld. © Sebastiaan Bedaux

Mijn hotel, het gloednieuwe Artyzen, is een schoolvoorbeeld van groene integratie, met een hele verdieping gewijd aan oerwoud. Artyzen haalde de mosterd bij het befaamde Parkroyal ­Pickering, dat het concept ‘ecovriendelijk tuinhotel’ in 2013 in Singapore introduceerde. Van een afstand lijkt het wel overwoekerd door tropische jungle. Op een van de hoger gelegen verdiepingen ligt de pluktuin die de hotelrestaurants voorziet van verse kruiden en groenten. Een hype in Singaporese hospitality, want ook de Sky Garden, op de 51ste verdieping van het CapitaSprings-gebouw, levert eigen kweek aan het bijbehorende restaurant.

Het gloednieuwe Artyzen. © Sebastiaan Bedaux

En hier sta ik dan, op meer dan tweehonderd meter hoogte, in een groene oase die nog net bereikbaar is voor bijen om hun ding te doen, en ik denk opnieuw aan de twintig jaar oude woorden van mijn beste vriend. “Ik kijk vanuit mijn kantoor uit over de zee, de haven en het ongelooflijk volgebouwde land. Heftig.” Eindelijk begrijp ik hoe heftig.

Heen & terug

Vlucht: sinds begin april vliegt Singapore Airlines weer rechtstreeks (vier keer per week, op maandag, woensdag, vrijdag en zondag) van Brussel naar Singapore. Reken op een vluchttijd van zo’n twaalf uur. Singapore Airlines is de meest bekroonde luchtvaartmaatschappij ter wereld, met recent nog erkenning als ’s werelds beste luchtvaartmaatschappij in de Skytrax World Airline Awards van 2023, en dit al voor de vijfde keer. Leuk ­weetje: de stewardessen dragen al sinds 1968 de iconische sarong ­kebaya, een kledingstuk uit de ­Perenakaanse cultuur. Boeken doe je op singaporeair.com.

Verblijf

Artyzen Singapore is een modern lifestylehotel en een groene oase in de befaamde Orchard Road-wijk, met een waanzinnig zwembad (met nog waanzinniger uitzicht) op het dak. Meer info: artyzen.com.

Visum

Belgische reizigers hebben geen visum nodig om naar Singapore te reizen. Een paspoort met een geldigheid van nog minstens zes maanden volstaat. Wel moet je 48 uur voor vertrek online een arrival card invullen op eservices.ica.gov.sg/sgarrivalcard.

Weer

Het weer in Singapore is zowel onvoorspelbaar als voorspelbaar. Het is er namelijk altijd warm en vochtig, maar het kan er verrassend snel van zonnig naar extreem regenachtig gaan.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content