De geschiedenis van Yellowstone, het eerste nationale park ter wereld
Aanvankelijk geloofde niemand de verhalen van de eerste expeditieleden die naar Yellowstone trokken: omhoogspuitende watervallen, versteende vogels en bomen en “rivers that ran so fast they got hot on the bottom”.
Tegen het einde van de laatste IJstijd rond 11.500 voor Christus arriveerden de eerste menselijke bewoners in Yellowstone. Tot op de dag van vandaag worden er nog voortdurend nieuwe bewijzen van hun aanwezigheid gevonden.
De meeste dieren die nu in Yellowstone leven, waren er toen ook al zoals beren, bizons, wapiti’s en dikhoornschapen. Maar enkele dieren uit die periode, zoals kamelen, mammoeten en luiaards, zal je er tegenwoordig niet meer tegenkomen.
De vroegste bewoners waren waarschijnlijk rondtrekkende nomadenstammen die leefden van de jacht. Volgens mondelinge overleveringen hadden ze enorm veel ontzag voor de geisers en deze vormden dan ook vaak het centrum van religieuze en medische ceremonies.
Schaapeters
Later trokken diverse Indianenstammen door Yellowstone, maar de meesten bleven er niet. Pas in de 18e eeuw kozen de Tukudikas (schaapeters), behorende tot de Shoshone stam, Yellowstone als hun vaste woonplaats. Ze jaagden op de daar levende dikhoornschapen. Ze gebruikten daarbij geen paarden, maar trokken er in kleine groepjes vergezeld van honden te voet op uit.
Andere stammen zoals de Blackfoot, Crow en Nez Percé kwamen geregeld naar de streek om er op bizons te jagen. De laatste tocht van de Nez Percé in 1877 door Yellowstone verliep dramatisch. Ze waren verdreven van hun geboortegrond in Oregon en werden achtervolgd door blanke Amerikanen. In een laatste poging om zichzelf te redden gijzelden ze enkele toeristen, maar in Montana werden ze uiteindelijk toch gevangen genomen.
Omhoogspuitende watervallen en versteende vogels
Blanke Amerikanen ontdekten Yellowstone een stuk later dan de Tukudikas. Lewis en Clark kwamen er niet tijdens hun bekende expeditie in de jaren 1804-1806. Ze hadden geruchten gehoord over harde geluiden die de grond deden beven en bleven er liever uit de buurt.
Maar John Colter, een expeditielid, bezocht het gebied in 1807 wel om er op strooptocht te gaan. Daarna gingen nog verschillende beverjagers naar Yellowstone, maar niemand geloofde hun wilde verhalen over omhoogspuitende watervallen, versteende vogels en bomen en “rivers that ran so fast they got hot on the bottom” (Jim Bridger).
Omdat uiteindelijk vrijwel alle bevers gedood waren en de hoeden van bevervellen niet langer modieus waren, kwamen er gedurende 20 jaar nagenoeg geen blanken meer naar Yellowstone.
Maar in 1860 brak de goudkoorts uit en werd heel de streek uitgekamd door goudzoekers. Ze hebben er niet veel kostbaars kunnen vinden, maar hun verhalen zetten anderen er toe aan het gebied te bezoeken, waaronder een groepje vooraanstaande inwoners van de staat Montana.
Geen sprookje
In 1870 hadden ze een eigen expeditiegroep onder leiding van Henry Washburn samengesteld. Van hen wordt ten onrechte gezegd dat ze Yellowstone ‘ontdekt’ hebben. Ze publiceerden verschillende artikelen over hun ontdekkingstocht en trokken door het land om er lezingen over te geven.
Het resultaat was dat er in 1871 voor het eerst een officiële expeditie onder leiding van Ferdinand Hayden werd georganiseerd. Hayden nam niet alleen botanici, geologen en zoölogen mee, maar ook de schilder Thomas Moran en de fotograaf William Henry Jackson. De groep had daarmee meteen de bewijzen van de natuurpracht in handen. Yellowstone bleek dus uiteindelijk toch geen sprookje te zijn.
Hayden drong er bij de president op aan het gebied te beschermen en dat gebeurde al heel snel. In 1871 ondertekende president Ulysses S. Grant een wet waarbij Yellowstone voor altijd in stand gehouden zou worden en “dedicated and set apart as a public park or pleasuring ground for the benefit and enjoyment of the people.” Daarmee werd Yellowstone het eerste nationale park ter wereld.
Het bleek nog niet eenvoudig om een dergelijk omvangrijk gebied fatsoenlijk te beheren en het te beschermen tegen vandalisme en het willekeurig neerschieten van wild. Bovendien waren veel zogenaamde hoeders van het park in werkelijkheid veel meer geïnteresseerd in het geld dat er te verdienen viel.
Strijd tegen stropers
Daarom werd er in 1886 besloten om het leger de leiding van het park in handen te geven. Dat verliep bijzonder goed, met uitzondering van het oppakken van stropers. Ook al werd iemand op heterdaad betrapt, dan nog kon het leger niet meer doen dan zijn spullen afnemen en hem uit het park zetten. In een mum van tijd was dezelfde stroper opnieuw bezig met het illegaal doden van voornamelijk bizons.
Dat veranderde bij toeval in 1894. De zeer beruchte stroper Edgar Howell werd toen, in de aanwezigheid van een journalist, betrapt terwijl hij een zojuist door hem gedode bizon aan het afstropen was. Het artikel dat over dit voorval verscheen schokte het Amerikaanse publiek en er werd direct een wet (de Lacey Act) uitgevaardigd, waardoor het leger veel harder kon optreden.
Het leger heeft veel goed werk verricht in Yellowstone, maar de soldaten beschikten niet over de kennis om de vragen van toeristen te beantwoorden. Om aan die behoefte te voldoen richtte president Woodrow Wilson in 1916 een nieuwe overheidsdienst op, de National Park Service, belast met het beheer van alle nationale parken in Amerika.
Verstoord evenwicht
Het beleid dat deze organisatie in het begin voerde bleek niet zo geslaagd. Binnen Yellowstone mocht niet gejaagd worden, behalve op roofdieren. Het gevolg was dat de roofdieren geleidelijk uit Yellowstone verdwenen, terwijl andere dieren er juist hun toevlucht zochten. Het natuurlijke evenwicht werd zo volledig verstoord.
Bovendien liet het NPS geen enkele brand toe, terwijl verschillende bomen van tijd tot tijd kleine bosbranden nodig hebben omdat de dennenappels openspringen als gevolg van de hitte. In het midden van de jaren ’70 werd het beleid radicaal omgekeerd en kregen alle branden vrijspel.
Dat leidde in 1988 tot een enorme brand waarbij een derde van het park afbrandde en waartegen zelfs 25.000 brandweermannen weinig konden doen.
Ondertussen is gebleken dat het vuur niet zo’n ramp was als aanvankelijk leek. Allerlei wilde bloemen, grassen en bomen zijn daarna opgekomen en dat is weer goed voor de dierenwereld.
Tevens is het besef gegroeid dat Yellowstone in de eerste plaats behandeld moet worden als een kostbaar ecologisch bezit en niet als een toeristische trekpleister. Daarom is het park uitgeroepen tot een Biosphere Reserve en staat het sinds 1978 op de Lijst van Werelderfgoederen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier