Jaén

Jaén? ébeda? Baeza? Nooit van gehoord. Deze steden liggen midden in Spanje, mijlenver weg van de platgetreden toeristische paden. De streek is ook niet makkelijk te bereiken: eerst vlieg je naar Madrid, vervolgens rijd je nog eens driehonderd kilometer zuidwaarts. En dan… surprise.

De provincie Jaén blijkt het noordelijkste deel van Andalusië te zijn. En een vat vol aangename verrassingen. Er zijn de paradijselijke natuurparken. Het grootste is het Parque Natural de Sierra Mágina, 20.000 hectare groot, met de hoogste bergen van de provincie: de Pica Mágina reikt tot 2167 meter boven de zeespiegel. In die parken groeien en bloeien planten met onuitspreekbare namen en het krioelt er van de wilde dieren.

Maar de kleur van Jaén is niet overwegend frisgroen, wel grijzig groen. Deze landbouwprovincie telt zestig miljoen olijfbomen en is de allergrootste olijfolieproducent ter wereld.

Deze contreien kennen slechts twee jaargetijden: zomer en winter. De tussenseizoenen worden hier gewoonweg overgeslagen. Normaal begint de zomer, met temperaturen die oplopen tot 45 graden en meer, in april. De winter doet zijn intrede in november.

Middeleeuwse tradities

Natuur is er dus in overvloed. Maar het mooist is wat de mensheid er in de loop er tijden heeft aangericht. Van de Griekse en Romeinse overheersing is er met het blote oog niet zoveel meer te merken. Maar waar je niet omheen kunt, zijn de indrukwekkende overblijfselen uit de Moorse tijd en de Middeleeuwen.

Uit die Middeleeuwen stammen ook de rijke devote tradities die nog springlevend zijn. Vooral tijdens de Semana Santa, de week voor Pasen, word je onder de voet gelopen door talloze bedevaarten en processies. Fanfares gaan de kaarsjesdragende, biddende mensen vooraf. Gigantische en loodzware, met bloemen en beelden getooide praalwagens worden kilometersver en urenlang getorst door jong en oud, mannen en vrouwen.

De Goede Week in Jaén is een belevenis, maar ook buiten die tijd is de regio zeker de reis waard omwille van de talloze monumentale rijkdommen. Die zijn zo uniek en dermate goed bewaard dat de Unesco op 3 juli 2003 de steden ébeda en Baeza toevoegde aan het Werelderfgoed van de Mensheid.

Bron: Weekend Knack

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content