‘Als campinguitbater werk je zeven maanden aan een stuk, zeven op zeven. Dat moet je niet onderschatten’

Jorik Leemans
Jorik Leemans Journalist

Ze hebben zelf zelden vakantie, en dat terwijl ze dagelijks omringd worden door vakantiegangers. Knack Weekend sprak met enkele campinguitbaters over de voor- en nadelen van hun job. ‘Onze vaste klanten zijn al een beetje familie geworden.’

‘Zelf hebben we geen tijd meer om te kamperen. Tijdens de mooiste maanden in het jaar moeten we de camping openhouden en ook in de winter hebben we niet echt de tijd om lang ergens naartoe te gaan. Dan moeten we er immers voor zorgen dat alles onderhouden of hersteld wordt. Het is ondertussen al jaren geleden dat we zelf konden gaan kamperen.’ Hij vertelt het alsof het niets uitmaakt, maar je merkt dat de 53-jarige campinguitbater Luc De Keuleneir het toch een jammere zaak vindt.

Elk jaar zakken er ongeveer 1500 kampeerders af naar zijn camping Warande in Bredene. Met een tiental campings op een rij in de Koningin Astridlaan en nog een tiental andere op slechts enkele minuten afstand maakt de kustgemeente duidelijk dat de Vlaamse campingcultuur verre van dood is.

Net als de vele andere uitbaters zorgen Luc en zijn vrouw Els Metsu (53) er dagelijks voor dat hun kampeerders een fijne vakantie hebben. En dat aan een bijzonder hels tempo. ‘We zijn open van de paasvakantie tot de herfstvakantie’, zegt Luc. ‘Dat moet je niet onderschatten: wij werken zeven maanden aan een stuk, zeven op zeven. Ook al is het werk op zich niet superzwaar, is er altijd wel iets dat opgelost moet worden.’

Eigenlijk sta je aan de andere kant van het kamperen. Wat voor de mensen vakantie is, blijft voor jou je job.

Luc De Keuleneir, camping Warande

Hij werpt een blik op Els die de keuken komt binnengewandeld. Hij glimlacht. ‘Als kind ging ik vaak kamperen. Mijn ouders hadden een caravan en kwamen daarmee regelmatig op deze camping staan. Later, toen ik in de marine zat, kwam ik hen hier dan opzoeken. Mijn vrouw was de dochter van de uitbater en zo heb ik haar leren kennen. En ik ben blijven plakken.’

Luc stapte mee in de zaak en nam in 2004 de fakkel over als zaakvoerder. ‘Eigenlijk sta je aan de andere kant van het kamperen. Wat voor de mensen vakantie is, blijft voor jou je job. Daardoor beseffen mensen soms niet wat het werk allemaal inhoudt. We kunnen geen vrije dag nemen, want we zijn alle dagen open. Dat is best vermoeiend. Ook al sluit de receptie ’s avonds om zeven uur, ben je soms nog tot tien uur bezig. Maar nadien neem ik de telefoon niet meer op.’ (lacht)

Het fijnste aspect aan zijn job, vindt Luc het sociale contact met zijn klanten. ‘Het is leuk dat er zoveel nationaliteiten passeren. Ik heb veel interesse in andere landen en vind het bijzonder leerrijk om met hen te praten. Daarnaast is het ook tof dat wij veel vaste klanten hebben. Omdat we die mensen elk jaar terugzien, zijn ze al een beetje familie geworden.’

Luc van camping Warande
Luc van camping Warande© Jorik Leemans

Werken met vakantiegevoel

Enkele terreinen verder baat de 53-jarige Christel Van Loocke samen met haar echtgenoot Geert camping Astrid uit. Ook voor haar geeft het contact met de kampeerders de meeste voldoening. ‘Als de mensen tevreden zijn, ben ik dat ook’, glimlacht ze verlegen. ‘Dan krijg je automatisch zelf ook een vakantiegevoel.’

‘Het is natuurlijk niet evident om te moeten werken als iedereen rondom je in verlof is. Maar ja, je bent dat zo gewoon. Het is vooral niet altijd even gemakkelijk als ouder. Nu zijn mijn kinderen al twintig, maar toen ze nog jonger waren, konden we nooit weg in de grote vakantie.’

Mijn man en ik proberen af en toe afwisselend een middag verlof te pakken, want anders hou je het niet vol.

Christel Van Loocke, camping Astrid

Omdat ze enkel in de winter verlof kunnen pakken, zit kamperen er voor Christel en haar man niet meteen in. Ook al zouden ze dat graag eens doen. ‘Mijn man en ik hebben altijd al gezegd dat we eens een mobilhome willen huren, maar dat zal pas lukken als we met pensioen zijn en weer tijd hebben. Dat duurt zeker nog dertien jaar, dus we hebben nog tijd genoeg om te plannen.’ (lacht)

Net als camping Warande is Astrid meer dan een half jaar lang onafgebroken geopend. ‘Dat is soms zwaar, ja’, knikt Christel. ‘Mijn man en ik proberen af en toe afwisselend een middag verlof te pakken, want anders hou je dat niet vol. Ik ben persoonlijk altijd blij als het september is. Het voelt dan minder als een verplichting aan om te werken. Mensen boeken eerder spontaan nog een vakantie en het is kalmer, waardoor je weer even op adem kan komen.’

Christel van camping Astrid
Christel van camping Astrid© Jorik Leemans

Camping als dorp

‘Het grote voordeel is dat ik de camping samen met mijn broer Stefaan run’, knipoogt Els Casier (47), uitbaatster van camping Veld en Duin aan het einde van de Koningin Astridlaan. ‘Wij spreken af dat de ene aan het begin van het seizoen en de andere aan het einde een aantal dagen weg kan met het gezin.’

Exact vijftig jaar geleden richtten Els’ ouders de camping op. ‘Mijn ma en pa konden nooit weg samen. Als kind gingen wij bijgevolg niet op vakantie in de zomer en heb ik dus nooit zelf kunnen kamperen. Ik denk dat ik al negentien of twintig was toen ik voor het eerst ging kamperen met een vriendin op de Griekse eilanden. Ik besef dat dat laat is voor de dochter van campinguitbaters.’ (lacht)

Ondertussen staat Els al vijftien jaar aan het hoofd van Veld en Duin. ‘Het is gek: aan de ene kant ben ik hier opgegroeid, maar het is pas later dat ik besefte dat het echt een bedrijf is. Vroeger zag ik de camping als datgene waar mijn ma en pa mee bezig waren. Maar er komt heel veel bij kijken.’

Sommige mensen associëren kamperen nog steeds met iets marginaals of het zogenaamde “campingvolk”, terwijl dat allesbehalve zo is.

Els Casier, camping Veld en Duin

‘Mensen zijn aan het begin van het seizoen altijd blij elkaar terug te zien, maar er komen na verloop van tijd ook wel wat ergernissen boven’, analyseert Els. ‘En dat moeten we dan oplossen. De camping is echt een dorp op zich. Alleen leven mensen nóg dichter bij elkaar dan dat ze bij hen thuis doen. Hier moeten ze de deur nog maar opendoen en komen ze Jean, Jefke of Yvonne al tegen.’

‘Je zit met verschillende karakters en lagen uit de bevolking’, legt Els uit. ‘Zowel de arbeider die dagelijks in de fabriek gaat werken logeert hier, als de zelfstandige die komt uitrusten. Het is een vree maffe mix. Ik denk soms dat er een fout beeld van de camping is. Sommige mensen associëren kamperen nog steeds met iets marginaals of het zogenaamde “campingvolk”, terwijl dat allesbehalve zo is. Je zit met een grote, diverse waaier, maar dat maakt het net zo fijn.’

Dat het vroeger soms anders was, ontkent Els niet. ‘Er is een grote sanering gebeurd. Dat had voor een stuk zijn reden, hé. In het binnenland had je sommige mensen die woonden op een camping. Ik denk dat dat “marginale” verminderd is door de investeringen in de campings hier. En toch heb ik nog steeds mensen die vertellen dat de camping helemaal anders is dan ze hadden verwacht. Dan merk je dat dat beeld toch nog altijd leeft.’

Els en haar broer Stefaan van camping Veld en Duin
Els en haar broer Stefaan van camping Veld en Duin© Jorik Leemans

Voorschot broodnodig

Zowel Luc, Christel als Els vernoemen het weer als meest invloedrijke factor in de campingsfeer. ‘Als de zon schijnt, lachen de meeste klanten opvallend meer’, stelt Christel. ‘Ik merk vooral dat ze bij slecht weer veel kritischer zijn’, lacht Els. ‘Op een regenachtige dag weet je ineens de mankementen die er aan je camping zijn. Het is grappig om te zien dat mensen al vier dagen in een chalet zitten en volledig tevreden zijn, plots afkomen om te vertellen dat ene lichtje in de badkamer al enkele dagen niet werkt. Dat is natuurlijk geen probleem, want dan kunnen we dat oplossen.’

Soms merk je dat mensen eerst nog moeten ontdooien: ze hebben in de file gezeten, of komen net van hun werk. Je voelt dan dat ze tot rust komen op de camping.

Els Casier, camping Veld en Duin

‘Als ze slecht weer voorspellen, staan er plots wel héél veel auto’s in panne of komen mensen met andere excuses om hun voorschot terug te krijgen’, zucht Luc. ‘Daarom vragen we ook dat voorschot. Soms sturen we mensen weg omdat hun plek gereserveerd is, en als die andere mensen dan niet komen opdagen… Dat gebeurt helaas meer en meer. Het is net zoals bij restaurants: mensen reserveren een tafel maar komen uiteindelijk niet meer. Door dat voorschot kunnen we zowel onszelf beschermen, als de vakantiegangers die je anders misschien nodeloos wegstuurt. Het zorgt er ook voor dat iemand die voor pakweg veertien dagen geboekt heeft, meestal toch wel komt opdagen.’

‘Bij mooi weer hangt er echt een leuke dynamiek en sfeer op het terrein’, glimlacht Els. ‘Het is een enorm positieve sector. Mensen komen aan en willen een fijne vakantie beleven. Soms merk je wel dat mensen eerst nog moeten ontdooien: ze hebben in de file gezeten, komen net van hun werk, moesten dan nog hun koffers maken en zitten in een stress. Je voelt dan dat ze tot rust komen als ze in hun chalet kunnen trekken. Die momenten maken het echt de moeite waard.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content