Voormalig model en presentatrice Ghislaine Nuytten: ‘Ik zie vandaag veel preutsheid’
Ghislaine Nuytten (63) begon haar carrière als model in binnen- en buitenland. In de jaren tachtig en negentig maakte ze modeprogramma’s voor de openbare omroep. Als journaliste en mode-experte bleef ze ook nadien voor radio en televisie werken.
Mode kwam bij ons thuis binnen via magazines. Ik ben de vijfde van acht kinderen, en mijn twee oudere zussen kochten de Franse Elle, mijn moeder de Avenue. Doordat we dicht bij de grens hadden gewoond, waren we sowieso erg op Frankrijk gericht. We keken naar de Franse televisie, luisterden naar Salut les copains op Europe 1 en kenden al die chansons. Onze voorbeelden waren Françoise Hardy en Sylvie Vartan met hun korte rokjes. Ik bestudeerde hoe zij en mijn oudere zussen zich opmaakten, en dat probeerde ik als veertienjarige dan zelf uit. Stiekem, want als mijn ouders het zagen, moest ik het onmiddellijk van mijn gezicht wassen. Ook een jeans mocht niet, dus deed ik daar kleine jobs voor.
Er was weleens een fotograaf die zijn hand wat langer op je rug legde dan nodig, maar daar tilden we niet zwaar aan
Fotomodel of mannequin was destijds een louche beroep. Ik had me thuis al eens laten ontvallen dat me dat wel zou zinnen, maar daar kon geen sprake van zijn. “Zoiets gaan mijn dochters nooit doen”, zei mijn vader. Een vriendje heeft me toen ingeschreven voor een modellenwedstrijd van het Nederlandse blad Viva. Waarop de Amsterdamse fotograaf Martin Robbe ermee dreigde zich terug te trekken als ik de finale niet zou halen. (lacht) Werk was er in de jaren tachtig echter genoeg: in Nederland omdat er meer bladen waren, maar ook bij ons, want in heel België waren er misschien twintig modellen.
Dit wordt niets, dacht ik bij mijn eerste bezoek aan een modellenbureau. Ik was op platte schoenen en in een Kenzo-pakje dat ik speciaal was gaan kopen naar Models Office in Gent getrokken, maar daar zaten alleen maar perfect gekapte en opgemaakte meisjes. Ze hadden tassen vol pruiken mee – die moest je destijds nog hebben – en droegen naaldhakken. Ik was de laatste voor een gesprek en zei dat ik het weleens wilde proberen, als bijbaantje. Maar dat ging niet, zei Marielou: het was alles of niets. Daar moest ik even over denken, maar ik smeet me dan toch maar. Zorgeloos, want we leefden met het idee dat alles wel in orde zou komen, en meestal was dat ook zo.
Ik heb weleens een taxi genomen om gewoon een gesprek te kunnen voeren met iemand. Zo eenzaam kon ik me voelen in het buitenland. Maar ik leerde er wel mijn plan te trekken. Het moeilijkst was Parijs. Ik zat er niet in het beste agentschap en kwam maar uit ‘het kleine België’. De eerste jaren waren vooral Scandinavische modellen in trek, en toen kwamen de Amerikaanse meisjes: atletisch gebouwde, Californische types. Om shows te lopen in het buitenland was ik met mijn 1m74 dus te klein. Kate Moss is nog kleiner – die zou toen niet aan de bak gekomen zijn.
Bij fotoshoots kleedden we ons gewoon om in de auto, met het portier open op straat. Niemand maakte daar een zaak van
Ik zie vandaag veel preutsheid. Dat is het grootste verschil met vroeger. Wij konden probleemloos topless zonnen bijvoorbeeld. Ook in Amerika, waar men toch strikter was dan hier. Bij fotoshoots kleedden we ons gewoon om in de auto, met het portier open op straat. Niemand maakte daar een zaak van. Ja, er was weleens een fotograaf die zijn hand wat langer op je rug legde dan nodig of die te uitvoerig aan je kleding frunnikte, maar daar tilden we niet zwaar aan. Uiteindelijk ging je nooit verder dan je zelf wou, dat was het belangrijkste.
Nieuws over mode was in de jaren tachtig nog geen nieuws. Toen we in ’85 met Blikvanger begonnen, deden andere journalisten daar smalend over. Als modeprogramma viel het onder de dienst vrije tijd, en ik herinner me dat Gui Polspoel het in de eindejaarsvraagjes van Humo ‘pure reclame’ noemde. Nochtans lieten we ons niet sturen door de fabrikanten en deden we er alles aan om informatief te zijn. Ik presenteerde het programma wegens mijn ervaring als model en mijn contact met de ontwerpers: ik kende hen al sinds hun academiejaren, werkte met hen samen bij fotoshoots voor het magazine Mode dit is Belgisch en had hun hele evolutie meegemaakt. Toen ze bekend werden in Parijs, hielp dat ons enorm, en dus maakte ik ook veel reportages. Toen ik een journalistenkaart aanvroeg, kreeg ik echter veel tegenwind van journalisten. So be it, dacht ik, en heb het maar laten rusten.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier