Gespreksstof: Lien Van Assche brengt mensen samen met boeiende projecten rond textiel
Textiel is zoveel meer dan de stof waar je kleren en lakens van gemaakt zijn, weet sociaal kunstenaar Lies Van Assche. Met DOEK vzw bedenkt ze boeiende projecten waarbij ze textiel inzet om mensen samen te brengen.
Op een zonnige augustusdag zitten een tiental bezoekers onder de bomen van het Middelheimpark. Ze borduren de lappen stof op hun schoot, waar stukken van de plattegrond van Antwerpen op gedrukt zijn. Een hoekje Merksem waar de bibliotheek en wat huizen ingekleurd zijn, een felgroen park in een spie centrum, een schattig Mortsels hondje. Aan één tafel loopt een discussie over de vraag of dat grote onbedrukte stuk in Hoboken misschien de Hobokense Polder is. Je eerste geschaafde knie, je eerste kus, je eerste slaande ruzie. Iedereen die wil kan hier langskomen, zijn verhaal over een plek in de stad opschrijven en dat op de kaart (laten) borduren. Het STST2.0-project, kort voor Sterrenstof, is nog maar net begonnen. De volgende twee jaar wil DOEK op verschillende plekken in de stad kamp opzetten om uiteindelijk de kaart van Antwerpen weer samen te brengen voor een tentoonstelling, met borduursels allerhande die de verhalen van de inwoners, bezoekers en borduurders illustreren.
Bubbels doorbreken
Bezielster én bedenkster van dit project, Lies Van Assche, is opgegroeid tussen de lapjes stof. “Textiel is mijn materie, al van kleins af aan heb ik er een band mee. Ik had een tante die naaide en mijn moeder had een kledingwinkel. Stof spreekt tot mij zoals geen enkel ander materiaal. Tijdens een vooropleiding architectuur studeerde ik zelfs af met maquettes in stof. Zoveel beter dan karton. (lacht) Het heeft met de tastbaarheid te maken, denk ik. Iedereen heeft er een band mee, van de lakens waarin je slaapt tot de kleding die je draagt. Er horen ook vaak verhalen bij, zeker als we dingen bewaren.”
Lies werd geen architect, maar theaterkostuumontwerpster. Toen haar dochter geboren werd, besliste ze een andere weg in te slaan. “Ik wilde mijn talent inzetten voor een maatschappelijker doel, ontmoeten moest het centrale thema zijn. We leven allemaal in bubbels, ook als er geen coronacrisis is. In een stad als Antwerpen wonen meer dan honderdzestig verschillende nationaliteiten en binnen al die gemeenschappen heb je nog aparte bubbels. Jong, oud, modern en traditioneel. Een meerstemmige samenleving waarin mensen echt solidair zijn gaat niet vanzelf, samen aan tafel zitten en een beetje babbelen lijkt me een goed begin. Eten is iets wat mensen samenbrengt, maar textiel is dat ook. Daarmee wilde ik een plek creëren waar mensen die elkaar anders niet zouden tegenkomen, toch verbinding vinden. Zo ontstond DOEK.”
Geen social washing
Het eerste project van DOEK was een sociaal-tewerkstellingsatelier waar vluchtelingen met een professionele textielachtergrond en ervaring aan de slag konden. “Als kostuumontwerper word je deel van een minigemeenschap, je werkt ergens naartoe en geniet dan van het resultaat. Dat wilde ik creëren voor de mensen in het atelier, in de hoop dat het ook tot nieuw werk zou leiden. Ook omdat echt goede naaisters in ons land zeldzaam worden, nu veel van de opleidingen weggevallen zijn. Bij de vluchtelingen die ons land binnenkomen heeft een deel die expertise wel nog. In confectie, maar ook in technieken zoals borduren. We staan daar niet vaak bij stil, maar sommige mensen zijn living human treasures: hun kennis en kunde zijn waardevol en moeten bewaard en doorgegeven worden. Bovendien is zo’n atelier een goede plek om nieuwe competenties te ontwikkelen. Naaisters werken vaak heel secuur, tot op de millimeter, iets wat niet alleen in de textielsector belangrijk is.” Na drie jaar zette ze het atelier stop. “Mensen stroomden niet door van tewerkstellingsprojecten naar de reguliere economie en er ging ook geen kennis van ons naar de confectiesector. Ik voelde de nood om nieuwe manieren te bedenken om samen te werken met nieuwkomers, buiten de huidige systemen en met een artistieke insteek. Ik zag ook social washing, jonge ontwerpers die sociaal wilden ondernemen, maar niet eens de moeite deden om naar het atelier te komen. Voor mij is uitwisseling tussen makers en ontwerpers net cruciaal. Als je als designer weet wat een maker kan, kan dat je inspireren, maar de meesten wilden gewoon een factuur betalen.” DOEK moest een andere richting uit, vond Van Assche.
Blind date
“Gelijkwaardige wederkerigheid, een uitwisseling tussen mensen op gelijke voet, dat is waar ik naar streef. Ieder project dat ik onderneem stelt de vraag naar hoe er een ontmoeting en een beweging tussen de verschillende betrokkenen kan ontstaan. In het atelier leerde ik Nadia Mohmand kennen, een Afghaanse borduurster die taalstage kwam doen. Ik was ontroerd door wat ze toonde, het was te mooi om niets mee te doen.” Nadia werd een meester, met Lies als leerling, en samen gingen ze onder andere masterclasses aan de academie geven. Wat we volgens Van Assche te vaak vergeten is dat ontwerpen niet vanzelf komen. “Een goede maker is voor een ontwerper waardevol en inspirerend, maar wat gebeurt er als alle makers verdwijnen? Of als ze niet gewaardeerd worden? Ik wil de kloof tussen ontwerpers en de mensen die hun ideeën moeten uitvoeren dichten. DOEK wil een artistiek, innovatief en ambachtelijk textielplatform zijn voor kunstenaars, vormgevers en makers. Niet als commerciële plek, maar als een observatie- en deelplek.” Daarom organiseerde DOEK bijvoorbeeld ontmoetingsateliers die omwille van covid Textiel Blind Dates werden. Twee mensen die allebei iets met textiel hadden, werden door Lies gematcht en online samengebracht. “Ik matchte bijvoorbeeld een goede maker met een ontwerper. Zo konden ze allebei vertellen hoe hun maak- en ontwerpprocessen werken en ontstond er een vorm van gelijkwaardige wederkerigheid.” Er kwamen Collective Wisdom-projecten rond onder andere duurzaam kostuumontwerp en social washing. DOEK deed met het TOPatelier project mee onderzoek naar circulaire ontwerp- en fabricageprocessen en droeg ook bij aan het Groot Repareeronderzoek van de Transformisten.
Makers worden meesters
Maar DOEK brengt niet alleen professionelen samen. “We hebben kinderworkshops georganiseerd, De Wereld Rond met Naald en Draad, waarbij nieuwkomers toonden hoe je uit oude kleren iets nieuws kunt maken. De kinderen leerden Afghaans borduren of kantklossen, en een Tibetaanse vrouw leerde hun een applicatietechniek. Tijdens die workshops leerden niet alleen de kinderen iets, de makers ontdekten ook hoe ze hun kennis konden doorgeven. Zo kunnen we van makers meesters maken, in de twee betekenissen van het woord.” Voor I Miss You vroegen kunstenaars Valentine Kempynck en Erin Helsen aan de deelnemers om een afbeelding van iemand die ze missen te borduren en in een jas te naaien ter hoogte van het hart. Bordurend kan het gemis een plaats krijgen. In het Lams kardan-project staat het tactiele centraal. “Dat woord betekent in Dari, Nadia’s taal, zowel aanraken, voelen als beleven. In het centrum van een rond tafellaken borduurde zij haar handtekening, en in een logboek schreef ze wat het fysieke van dat werk met haar deed. Bedoeling is dat de volgende daarop verder werkt, in een eigen stijl of vorm, met als enige voorwaarden dat ze het vorige werk aanraken en ook hun ervaringen noteren. Dat project moest omwille van corona even in de koelkast, want pakketjes doorgeven aan mensen kon nu even niet.” Hetzelfde probleem gaven de Ontmoetingstafelkleedjes. “Daarbij ga je op café met een tafelkleedje, zakjes met vragen erin en een dobbelsteen. Je legt het tafelkleed open en nodigt iemand uit om het spel met je te spelen. Je gooit een dobbelsteen en praat over de vragen in de zakjes. Ook dat gaan we volgend jaar verder uitwerken.”
Verhalen vertellen
What’s in it for them – die vraag staat centraal in Lies’ werk. Als er nieuwe mensen in ons land aankomen, kijkt men vooral naar hun zogezegde problemen. Ze spreken geen Nederlands, zijn soms analfabeet, alleenstaande ouder… Veel projecten focussen daarop, er wordt zelden uitgegaan van wat mensen zelf willen of wat hun talent is. Neem borduren. Nieuwkomers en hun omgeving vinden dat de normaalste zaak van de wereld, terwijl het een waardevolle en soms zelfs indrukwekkende kunde is. Als iemand ontdekt dat zijn talent ertoe doet, zie je die persoon uit zijn of haar schulp kruipen. Als een borduurster bij STST 2.0 hoort dat ze mooie dingen maakt, wordt ze gewaardeerd om haar meesterschap. Bij ons gaat het niet over hun drempels, ik selecteer onze meesters op hun talent en dat geeft zelfvertrouwen.”
Na drie weken Middelheim wil DOEK met STST 2.0 de volgende jaren verder reizen naar plaatsen in elke uithoek van de stad. Meesterborduurders zoals Nadia zijn er om mensen te helpen bij het borduren, dus ook wie in de toekomst langsgaat bij het project leert iets nieuws. “We kunnen iedereen leren om een eenvoudige kruisjessteek te zetten”, lacht Van Assche. “Maar het maakt me vooral blij dat mensen de mogelijkheid hebben om samen tijd door te brengen. Het zijn de verhalen die het voor iedereen boeiend maken. Iemand die vertelt over haar groepje borduursters, of over de kantklosspullen die ze van haar oma kreeg. Toen de bomenman van het Middelheim langskwam om te zeggen dat we geen linten rond de bomen mochten hangen en ontdekte dat ook Berendrecht op onze kaart stond, kwam hij een week later terug met een verhaal over het plein waar ganzenrijderswedstrijden werden gehouden. Die gesprekken geven ons ook de kans om nog meer living human treasures te vinden, want mensen die iets bijzonders kunnen, die vind je in alle gemeenschappen en in alle hoeken van de stad.”
doek-vzw.com
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier