Deze week: Laurence Leenaert (31), ontwerper die zes jaar geleden een nieuw leven begon in Marrakesh. Van daaruit runt ze haar lifestylemerk LRNCE, met internationaal succes. Sinds kort doet ze ook een gooi naar het kunstenaarschap.
“Ik ben niet streng voor mezelf, want dat vergroot de faalangst. Als ik mezelf niet de kans zou geven om fouten te maken en het positieve in imperfecties te ontdekken, zou ik niet meer vooruitgaan. En dat is net wat ik wil: nieuwe materialen ontdekken, nieuwe combinaties van texturen maken. Daarom verwerk ik de laatste tijd bijvoorbeeld borduurwerk in schilderijen. Omdat ik veel handgeweven stoffen gebruik, zetten sommigen me in het folklorehoekje, maar ik wil serieus genomen worden en textiel naar het level van echte kunst brengen. Mijn eerste solotentoonstelling, vorig jaar in Londen, ging alleszins heel goed.
Tijdens de voorbereiding zette ik letterlijk de schaar in eerder gemaakte doeken. Ik knipte er alleen de stukken uit die ik echt goed vond en stikte die opnieuw aan elkaar. Dat klinkt agressief, maar het nieuwe resultaat was sterker. Ik ben ook niet bang om werk achter op mijn brommer mee te nemen. Soms verbleekt het dan door de zon of komt er een vlek op, maar die was ik eruit of ik overschilder ‘m. Shit, denk ik af en toe, wat heb ik gedaan? Maar meestal kom ik bij iets beters uit.
Sinds ik al een paar keer verhuisde en zag dat ik niet zoveel nodig heb, hecht ik sowieso niet veel waarde aan materiële dingen. Mijn man Ayoub daarentegen kan niets weggooien. Sinds we een jaar geleden gingen samenwonen, moet hij ermee leven dat ik ongeveer elke maand kuis houd, al brengt hij zijn spullen dan meestal gewoon naar zijn ouders. (lacht)
Ik heb dat onthechte niet altijd gehad. Toen ik nog mode aan KASK studeerde, was ik bang om toe te geven dat een ontwerp niet goed genoeg was en ik het moest weggooien om te kunnen herbeginnen. Lieven Deconinck zag dat ook. Met zijn collectief Leo Gabin maakt hij kunst waar ik altijd naar heb opgekeken, dus zijn mening was superbelangrijk voor mij. Toen ik hem op school leerde kennen, confronteerde hij mij. Hij zei dat het niet was omdat ik veel tijd in een werk had gestoken dat ik het daarbij mocht laten. Ik was te snel tevreden, vond hij, en moest verder denken. Eén advies van Lieven – die een van mijn dichtste vrienden werd – bleef extra hangen: ‘Durf je werk te vernietigen.’ Het vroeg tijd, maar stilaan kweekte ik het zelfvertrouwen om te gaan knippen of, zoals onlangs, vazen kapot te gooien. Ze bevatten defaults waardoor ze niet goed genoeg waren om te verkopen. Binnenkort cementeert een artisan die scherven in een tafelblad. Misschien is het resultaat wel supercool en opent er zich zo een nieuwe wereld.
Ook als ik morgen een stoel of schoenen wil ontwerpen, kan ik dat makkelijk uitproberen door één sample te laten maken. Het is een bevrijdende manier van werken die in België niet mogelijk is. Ik was daar ook te veel afgeleid, door de vele concurrenten en door de koffies die ik zo graag ging drinken. In Marokko kon ik focussen op mijn werk en bloeide ik open.
De mentaliteit in Marrakesh van ‘we proberen het gewoon, insjallah‘ zorgt ervoor dat mijn werk fun blijft en ik het niet serieus moet nemen. Dat maakt me happy. Toch zeg ik soms tegen Ayoub dat ik misschien weer wil verhuizen. ‘Alles waarvoor we zo hard werken achterlaten?’ vraagt hij dan verbouwereerd. Maar het trekt me aan om bijvoorbeeld in Mexico iets helemaal anders te gaan doen. Zodra er te veel routine of druk is, vind ik het niet meer spannend, en net dat gevoel heb ik nodig om te weten dat ik écht leef.”