Bianca Quets-Luzi, de vrouw achter Raf Simons: ‘Je kunt niet passioneel zijn als je niet emotioneel bent’
Bianca Quets-Luzi is de zakenvrouw achter Raf Simons. Als CEO van het eigen merk en consultant bij Calvin Klein, begeleidt ze elke stap van de ontwerper. “Soms maken Raf en ik ruzie, maar dat hoort erbij.”
We hebben afgesproken in een vergaderzaal op de tiende verdieping van 205 West 39th Street, het legendarische hoofdkwartier van Calvin Klein. De vensterloze kamer grenst aan de designstudio, waar je die namiddag, enkele dagen voor de show van het merk, een speld kunt horen vallen. Het enige geluid op de achtergrond tijdens een gesprek van anderhalf uur is dat van lachende kinderen: de familie van de partner van Raf Simons is op bezoek.
De show van Simons is net achter de rug. Die vond de avond ervoor plaats, in een studio in Chelsea. De collectie refereerde aan drugs in het algemeen (xtc! lsd!), en aan Wir kinder vom Bahnhof Zoo, alias Christiane F., in het bijzonder. Een deel van de inkomsten van de collectie gaat trouwens naar organisaties die strijden tegen drugsverslaving. De catwalk leek op een bacchanaal, zoals geschilderd door een Vlaamse meester. De catwalk was een immense tafel. De modellen slalomden tussen tientallen flessen wijn en champagne, gevulde glazen, ruikers bloemen, stapels citroenen en granaatappels, wafels en hammen, en maar liefst 250 kilogram chocolade.
Ons team is heel internationaal, maar Raf blijft een Belgische jongen. Hij eet nog altijd het liefst witloof met hesp, of stoofvlees
Bianca Quets-Luzi, CEO van Detlef bvba, het bedrijf achter Raf Simons, is uitgeput. ‘Het was intensief. Er kwam heel veel werk kijken bij het onderhandelen voor de rechten om beelden uit Christiane F. te gebruiken. We moesten de toelating krijgen van de regisseur, maar ook van de auteurs van het boek waarop de film gebaseerd is, en van Christiane F. zelf. We moesten nadenken hoe we de collectie aan de pers zouden verklaren. In Europa is Christiane F. een cultfilm, maar in Amerika is hij destijds niet eens uitgebracht. En dan was er nog de show. Ik vond dat we die stapels voedsel niet konden weggooien. ’s Avonds laat is alles wat overbleef, opgehaald door een organisatie voor daklozen.’
Quets-Luzi is geboren en getogen in Genk. Haar ouders, van Italiaanse afkomst, hadden een vishandel. ‘Ze waren pas twintig toen ze me kregen, en heel modebewust. Ik leerde al vroeg wie Giorgio Armani was.’
Als tiener bewonderde ze Martin Margiela, een stadsgenoot. ‘Ik kende zijn broer. Zijn mama kwam bij ons in de winkel. Ze had zelf een dieetwinkel, twee straten verderop. Martins papa was kapper. Mijn peter had een kledingzaak in Genk, en daar kwam Martin de etalages inrichten. Ik vond mode heel interessant. Maar ik had een andere passie: politiek. Als vijftienjarige was ik geprikkeld door de Wetstraat. Ik wou de wereld verbeteren. In de Limburghal in Genk ging ik naar een speech van Guy Verhofstadt kijken. Zo is mijn engagement begonnen.’
Op haar achttiende ging ze in Italië studeren. ‘We spraken thuis geen Italiaans en ik vond dat jammer. Ik heb economie gestudeerd in Urbino. Ik ben er vijf jaar gebleven. Eenmaal afgestudeerd, ben ik in Italië beginnen solliciteren, bij bedrijven van BMW tot Barilla, maar ook in de mode. Ik had geen ervaring. Dat vlotte dus niet zo goed. Op de website van het Flanders Fashion Institute vond ik een lijst met alle Belgische modemerken. De eerste naam was A.F. Vandevorst. Ik heb mijn cv op- gestuurd. Ze zochten iemand die Italiaans sprak. Ik ben naar Antwerpen gevlogen voor een gesprek met Filip Arickx en Sophie Pay, die daar toen werkte ( Pay is de dochter van Jenny Meirens, de vrouw achter Martin Margiela, red.). Mijn profiel was niet technisch genoeg voor de job, maar het was wel een fijne ontmoeting. Enkele weken later vroeg Sophie of ik geen stage wou doen bij Martin in Milaan.’
Verkiezingscampagne
‘Voor Martin werken was een passie, dat moest je niet voor het geld doen. Maar tegelijk was het ook een droomsituatie. Ik heb er heel veel geleerd. Intussen is Martin een grote naam en verkoopt zijn merk vanzelf. Maar toen ik er werkte, achttien jaar geleden, was het niet simpel om zo’n tabi-schoen aan buyers te verkopen.’
Ze bleef bij Margiela tot de politiek haar opnieuw bij het nekvel greep. ‘Patrick Dewael vroeg me om voor de federale verkiezingen op de lijst te staan. Dewael werd minister, en ik was op zijn kabinet verantwoordelijk voor de ministerraad. Ik heb dat drie jaar gedaan, met veel plezier. Ik bleef intussen af en toe voor Margiela werken. Tot ik een aanbieding kreeg van Dirk Bikkembergs: een fulltimejob in de mode, iets waarvan ik droomde. Het bedrijf zat in een groeifase. Ik werd adjunct commercieel directeur. Veel gereisd, veel gezien. Het ging hard. Ik miste de politiek, en ik wou ook graag terug naar Genk. Bij Bikkembergs was er geen tijd om mode en politiek te combineren. Ik ben toen bij Kathleen Missotten terechtgekomen. Zij showde niet, maar ze verkocht wel goed. Toevallig had ze ook nog eens haar atelier in Genk. In die periode werd ik ook verkozen als gemeenteraadslid. Het was een ideale combinatie. Maar na een jaar besloot Kathleen ermee te stoppen.’
‘Het is voor Raf Simons’
‘Mijn ouders waren intussen naar Italië verhuisd. Ik ben enkele maanden naar daar getrokken, in afwachting van een nieuwe job. Op een dag belde Sophie Pay, die op dat moment als headhunter werkte. Ze zei: ‘We hebben een interessante baan voor je, we kunnen niet zeggen voor wie, maar kom naar Antwerpen voor een gesprek.’ Ik zat zonder werk, ik ging niet zomaar een vliegtuigticket boeken. Maar toen zei ze: ‘Het is voor Raf Simons.”
‘In Antwerpen had ik een gesprek met Raf, de toenmalige bedrijfsleider Robbie Snelders en productmanager Elke Bernaers, die vertrok en iemand zocht om haar op te volgen. Op elke vraag die Raf mij stelde, was mijn antwoord: ‘Nee, dat kan ik niet.’ De baan van productmanager is heel technisch: je bent de link tussen het ontwerpteam en de fabrikant. Je zorgt ervoor dat een schets een kledingstuk wordt. Ik werkte acht jaar in de mode, maar mijn achtergrond was commercieel. Na die meeting was ik letterlijk ziek. Ik had nooit zo’n slecht interview gedaan. Vierentwintig uur later belden ze me om te vragen wanneer ik kon beginnen. Dat was in februari 2008, precies tien jaar geleden.’
Op elke vraag die Raf mij stelde, was mijn antwoord: ‘Nee, dat kan ik niet.’ Ik had nooit zo’n slecht interview gedaan
Het was een woelige, moeilijke periode. Raf Simons was bij Jil Sander begonnen. Hij werkte de ene week in Milaan, en de andere week in Parijs. Voor zijn eigen merk had hij een licentieovereenkomst met Future-Present, een bedrijf met Italiaans en Japans kapitaal. ‘Voor ik bij Raf begon, werd alles in licentie geproduceerd door één Belgische fabrikant. Ik heb alles naar Italië gebracht, naar aparte fabrikanten voor elke productcategorie. Dat was heel complex, maar ik ben heel blij dat we die switch hebben gemaakt. Niet veel later besliste Robbie om het bedrijf te verlaten. Raf vroeg of ik de zakelijke leiding wou overnemen. Robbie heeft heel veel gedaan voor Raf, maar hij had geen economische background. Toen ik in de boekhouding van de bvba Detlef dook, zag ik dat er van alles niet klopte. De structuur zat verkeerd. Op termijn was dat niet leefbaar. De eerste stap die we hebben gezet, was scheiden van de licentiehouder. Er vloeide te weinig geld naar ons terug. Die laatste maanden voor de scheiding waren verschrikkelijk. Er was een gebrek aan vertrouwen tussen beide partijen. Tijdens de voorbereiding van de show voor de winter van 2011, in januari, hebben we officieel gebroken. Future-Present nam altijd de verkoop en de distributie op zich. Dat viel nu weg.’
‘Na de show hebben we de collectie in een bestelwagen geladen en zijn we teruggereden naar Antwerpen. We hadden geen showroom in Parijs. We hadden geen geld. We waren met acht in Antwerpen, en daarvan hebben we de helft moeten ontslaan. Op het nieuws hoorden we dat Raf Simons failliet was. Dat was niet waar, maar het was wel kantje boord. We kregen toen zelfs geen leaseplan voor een printer. Ik kende nog enkele klanten van mijn tijd bij Martin, en die heb ik allemaal gebeld. Pierre Rougier, de pr van Raf in New York, had nog een kamer vrij in zijn kantoor, en we zijn de collectie daar gaan verkopen, tijdens New York Fashion Week. Ik ging naar huis met twaalf klanten. Ik was zó blij. En toch was dat nog te weinig. Een bestelling van 25 broeken volstaat niet voor een fabrikant. Toen hebben we nog een hoop afspraken kunnen regelen tijdens de damesweek van Parijs, en uiteindelijk hadden we 33 klanten, net genoeg. We hebben enorm veel steun gehad van die mensen. Ze gingen allemaal akkoord om vooraf te betalen, zodat we fondsen hadden om de stoffen te bestellen. Zo zijn we in twee, drie jaar tijd van 33 naar meer dan honderd klanten gegaan. We groeien nog altijd. De klanten beginnen dieper in te kopen. Ze vertrouwen ons opnieuw. We hebben weer mensen kunnen aanwerven. We zijn nu met elf. En we doen alles zelf.’
Alles onder controle
Na de samenwerking met Sterling Ruby in 2014, een ander project, is Quets-Luzi officieel zaakvoerder geworden. ‘Raf zei: ‘Ik ben de eigenaar van het bedrijf, maar ik wil niet de zaakvoerder zijn. Ik kan niet alles doen.’ Sindsdien ben ik verantwoordelijk voor alles wat niet creatief is.’
Dat gaat soms ver. Ze houdt zijn bankrekeningen bij. Ze verzorgt de logistiek van zijn kunstverzameling: ze onderhoudt contacten met galeries, organiseert transport, regelt bruiklenen. Ze onderhandelt zijn contracten. Ze komt minstens één keer per maand naar New York. Dan logeert ze op wandelafstand van de kantoren van Calvin Klein. ‘Het creatief team komt om de zes weken naar New York. Met drie meetings per seizoen krijgen we de collecties af.’
Intussen werkt Quets-Luzi ook als consultant voor Calvin Klein. Ze dient er onder meer als een filter tussen Raf en de rest van de wereld, tussen de Europeanen en de Amerikanen ook. ‘Wij leren veel van zo’n groot bedrijf, maar zij kunnen ook nog iets leren van ons. Ik kom net uit een vergadering. ‘Jullie zijn met negen,’ zeiden ze, ‘wij hebben tienduizend mensen. Hoe krijgen jullie dat voor elkaar?”
Raf Simons is peter van haar oudste kind, een meisje van vierenhalf . ‘Zo zijn we van een professionele relatie overgeschakeld naar een meer familiale relatie. Ik was graag eerder aan kinderen begonnen. Mijn man en ik hebben het jarenlang geprobeerd, alle dokters afgelopen. Er scheelde niks, en toch wou het niet lukken. Toen alle problemen bij Detlef achter de rug waren, was ik plotseling zwanger.’
Geen passie zonder tranen
Ze lacht dat ze Raf Simons soms haar derde kind noemt. Ze zijn heel close, wat ook betekent dat het er vaak heftig aan toegaat. ‘Soms maken Raf en ik ruzie. Er zijn momenten dat het clasht, heel fel zelfs. We hebben een paar dagen geleden nog tegen elkaar staan schreeuwen. Je roept, je laat wat traantjes, en dan gaat het weer vooruit. Je kunt een job als die van Raf niet doen zonder passie, en je kunt niet passioneel zijn als je niet emotioneel bent.’
Als vijftienjarige was ik geprikkeld door de Wetstraat. Toen ik Guy Verhofstadt zag speechen, is mijn engagement begonnen
‘Soms ben ik ervan overtuigd dat een project financieel niet verstandig is. Maar dan wil Raf het toch doen, en dat begrijp ik meestal wel. Het is niet altijd zwart of wit. Als onafhankelijk bedrijf kun je ook zo werken. Als je rekening moet houden met financiers is dat veel moeilijker: die kijken alleen naar de cijfers. En aan de collecties van zulke merken zie je dat ook vaak.’
Na het vertrek bij Jil Sander hoopte ze dat Raf een vrouwenlijn zou beginnen, maar daar is nooit tijd voor geweest. Misschien komt het er ooit nog eens van. ‘Het is geen must. Het hoeft niet per se. Maar ik zou weleens willen zien hoe hij een vrouw in Raf Simons zou kleden. Een vrouwenlijn is veel intensiever dan een mannenlijn. Dan heb je accessoires nodig, en moet je precollecties aanbieden. Daar heb je een veel groter team voor nodig. En dan kun je bijna niet anders dan financiers aantrekken.’ Ze hoopt wel dat ze hem ervan kan overtuigen om opnieuw in Parijs te showen. ‘New York is praktisch, omdat Raf hier gevestigd is. We verkopen onze collecties aan de inkopers in Parijs, vóór de modeweek van New York. De meeste van onze klanten kunnen niet voor één show naar New York komen. In Parijs waren ze er altijd allemaal bij. Voor die mensen zou ik graag terug naar Parijs gaan.’
Hoe Belgisch is Raf Simons eigenlijk nog? ‘Raf blijft een Belgische jongen. Ons team is heel internationaal, er wordt veel Engels gesproken. Maar zijn lievelingseten is nog altijd witloof met hesp, of stoofvlees.’ Wacht even, is Quets-Luzi behalve zaakvoerder en engelbewaarder ook nog eens personal chef van Raf? ‘Nee,’ lacht ze, ‘dat niet, maar ik zorg er wel voor dat Charlotte, die onze catering verzorgt, elke keer mee naar New York komt voor de shows. Dat pleziert Raf enorm. Een gevulde maag maakt iedereen gelukkig, zeggen ze toch?’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier