Nicolas Di Felice zette Courrèges terug op de kaart: ‘Belgische ontwerpers laten zich niet dicteren door marketing’
In amper vier jaar tijd slaagde Belgisch ontwerper Nicolas Di Felice erin het ietwat verouderde Courrèges weer op de rails te krijgen. Hij tekende de haute-couturelijn voor deze winter voor Jean Paul Gaultier én zit in oktober de modejury op het Festival van Hyères voor. ‘Ik heb de laatste maanden heel hard gewerkt.’
Hij heeft iets romantisch. Ligt het aan de rebelse James Dean-look, zijn onschuldige glimlach, zijn tatoeages – het woord ‘futurisme’ op het ene been en ‘passéisme’ op het andere? Heeft het te maken met zijn grondige maar vernieuwende kijk op mode, zijn sensuele defilés of zijn liefde voor Courrèges? Het is waarschijnlijk een mix van dit alles. In september 2020 kreeg Nicolas Di Felice de sleutels in handen van ‘het mooiste modehuis van Frankrijk’. Hij trad daarmee uit de schaduw, na elf jaar lang voornamelijk naast Nicolas Ghesquière te hebben gewerkt, en klom als artistiek directeur op tot de hogere rangen van Courrèges. Het modehuis werd in 1961 opgericht door André en Coqueline Courrèges. Indertijd was het erg op de toekomst gericht, later struggelde het om jongere generaties te kleden. Nauwelijks vier jaar had Nicolas nodig om het modehuis weer op de rails te krijgen.
‘Sinds het begin van dit avontuur ben ik seizoen na seizoen een verhaal aan het schrijven’, vertelt hij. ‘Ik doe dat vrij traag, zeker vergeleken met wat we in de modewereld gewend zijn. Ik wil de mode niet elk seizoen weer helemaal omgooien, dat zou voor mij een schizofrene manier van werken zijn. Ik probeer één lijn aan te houden die ik in verschillende episodes kan vertellen.’
Geboren in Charleroi als kleinzoon van een Italiaanse mijnwerker, ging hij in Brussel mode studeren aan La Cambre. Daarna trok hij naar Parijs om aan de slag te gaan als rechterhand van ontwerper Nicolas Ghesquière, eerst bij Balenciaga en later bij Louis Vuitton. De jonge veertiger reed tot hiertoe een foutloos parcours, dat hem eind dit jaar naar een apotheose bracht. Niet alleen werden zowel zijn vrouwen- als zijn mannencollectie voor Courrèges enthousiast onthaald, in juni stelde hij in Parijs ook nog eens zijn haute-couturelijn voor Jean Paul Gaultier voor. Daarmee kwam hij – na Chitose Abe van Sacai, Glenn Martens, Haider Ackermann, Julien Dossena en Simone Rocha – in het benijdenswaardige rijtje designers te staan die van de vermaarde ontwerper carte blanche kregen.
‘Ik heb de laatste maanden hard gewerkt, zoals je je wel kunt voorstellen. Sinds januari had ik de ene opdracht na de andere af te werken, er bleef niet veel tijd over voor een privéleven’, vertelt hij ons vanop het eiland Amorgos in Griekenland, waar hij een paar welverdiende dagen vakantie houdt. ‘Ik geniet van elke seconde op dit eiland. Hier kan ik volledig loskoppelen. Maar hierna ga ik weer keihard aan het werk.’ Dat betekent de lente-zomercollectie 2025 voor Courrèges afwerken die op 25 september voorgesteld wordt in Parijs. Daarna maakt hij zich klaar voor de 39ste editie van het Festival van Hyères in oktober, waar hij de modejury zal voorzitten.
Hoe reageerde je toen Jean Paul Gaultier je carte blanche gaf voor zijn haute-couturecollectie?
‘Enkele maanden eerder had iemand me ingefluisterd dat Gaultier aan het onderzoeken was wat ik allemaal had gemaakt. Daarna kreeg ik een telefoontje van het huis, waarbij ze me lieten weten dat ze mijn werk interessant vonden. Ik ontmoette Jean Paul voor een lunch. Wat een voorrecht om zo’n man te mogen ontmoeten! Hij is bescheiden, gul, vol goede vibes. Het raakte me dat hij me als ontwerper overwoog, want ik had amper drieënhalf jaar eerder mijn eerste eigen collectie gepresenteerd. Vergeleken met de artistieke directeurs die hij eerder gevraagd had, is dat bijzonder kort.”
Zijn wereld verschilt erg van die van jou. Hoe heb je je zijn universum dan eigen gemaakt? Je ging bijvoorbeeld met het korset-gegeven aan de slag en we zagen Belgisch topmodel Hanne Gaby Odiele in een jurk met meer dan 42.000 lingeriehaakjes…
‘Het klopt dat ik geen fan ben van overdaad, van veel decoratie en veel versiering. Toen ik aan de collectie begon, had ik een heleboel geborduurde stalen verzameld. Heel mooi, hoor, glinsterend, met stras… Maar dat is niet mijn stijl. Toen zag ik in het atelier stroken met haakjes om korsetten en beha’s te sluiten, gewoonlijk zijn die onzichtbaar in het ontwerp. Ik dacht toen: waarom zou ik die haakjes niet naar buiten brengen? Ik vond het een mooie metafoor. Het is misschien vrij onomwonden, maar ik wilde de percepties omkeren. Uiteindelijk ben ik verslaafd geraakt aan die haakjes en ben ik ze overal gaan gebruiken, als kant, als basismateriaal. Ik vind het fijn als er in mijn patronen een verhaal zit, gewoon een mooi silhouet maken is voor mij niet genoeg. Toen ik dat haakjesconcept bedacht, was ik gerustgesteld: ik kon mijn collectie beginnen uitwerken.’
Ik vind het fijn als er in mijn ontwerpen een verhaal zit, gewoon een mooi silhouet maken is voor mij niet genoeg.
De collectie lijkt heel stevig…
‘Ik hou van dat woord. Het zou mijn werk kunnen definiëren – iets wat stevig blijft staan in de chaos waarin we tegenwoordig leven.’
Zit die stevigheid ook in je collectie voor Courrèges?
‘Ja, want dat is nu eenmaal de manier waarop ik mode creëer. Ik speel steeds meer met beweeglijke vormen, maar het geheel moet voor mij wel “stevig” blijven. Dat past ook bij het merk – al wil ik me niet beperken tot de sobere, geometrische vormen die zo typisch zijn voor Courrèges. De trapezejurken, de tailleurs van weleer: die waren vrij strak, en ook de materialen waren altijd mooi en stevig, bijvoorbeeld gemaakt uit dubbele crêpe… Ik merk dat ik een manier van werken heb gevonden, een bepaalde werkwijze die bij me past. Het is de eerste keer dat ik als artistiek directeur werk en ik leer elke dag bij. Stilaan ontwikkel ik een kader dat me helpt om mijn collecties te creëren. Dat is van belang, omdat alles zo snel gaat: om de drie maanden moet je een nieuwe collectie uitbrengen die commercieel, persoonlijk en op modevlak gefundeerd is. Het helpt mij om daarbij een soort schema te hanteren.’
Wat was de inspiratie achter de collectie?
‘Een van mijn belangrijkste inspiratiebronnen zijn mensen die me het gevoel geven dat ze vrij zijn of zin hebben om vrij te zijn. Ik heb het altijd mooi en sexy en krachtig gevonden om je niet aan de regels te houden of ze alleszins in vraag te durven stellen.’
Er is een duidelijke link tussen de vormelijke eenvoud en de radicaliteit van Courrèges en die van jou. Je hebt je de vaste waarden van het huis eigen gemaakt en ze herschreven voor de wereld van vandaag…
‘Ik heb mezelf daar niet toe gedwongen, alles is vrij natuurlijk gegaan, en dat meen ik. Ik was fan van het merk, ik kocht al jaren stukken van Courrèges in vintagewinkels. Het deed me ook altijd deugd om door de archieven te bladeren. Ik vind nog altijd dat de stijl van weleer werkt, ook al dateert alles van de jaren 60. Wist je dat we onlangs de patronen van de allereerste collecties hebben teruggevonden in een grote bruine envelop? Dat was een heel belangrijke vondst, want we hebben niet veel stukken meer in ons bezit uit die begintijd omdat ze aan musea geschonken zijn. Ik heb nooit een vintage model of oud patroon hergebruikt, maar ik vond die oude patronen zo mooi dat ik besloot om in het lente-zomerdefilé van september een eerbetoon te houden aan die allereerste silhouetten van André. Het thema is ‘golven’, in de betekenis van waves, het steeds opnieuw herbeginnen…’
Het lijkt wel of dit modehuis voor jou gemaakt is en omgekeerd.
‘Het doet me plezier dat je dat zegt. Het is in ieder geval een huis waar ik me goed voel. Ik was natuurlijk al aangetrokken door de stijl, maar als je een huis overneemt, gaat dat ook over de basis. Ik probeer dus opnieuw aan te sluiten bij de visie van de man, en van het koppel, die het huis opgericht hebben. Ik was ervan overtuigd dat er overeenkomsten te vinden waren. Ik heb ook het geluk gehad dat ze me tijd gegeven hebben. Het siert mijn bazen dat ze me met voorstellen laten komen. Ik weet niet of ik de perfecte man ben voor Courrèges, maar ik voel me er goed. Er is tevens die geometrische kant die we gemeen hebben en de nood om helderheid te brengen in de boodschap. Wat ik er zelf aan toevoeg, is de romantiek en het verhaal. Dat is mijn signatuur.’
Wat doe je om tot rust te komen?
‘Ik probeer me steeds opnieuw in te prenten wat voor mij van belang is. Sporten, zodra ik even de tijd vind. Er is weinig sexy aan, maar ik ga naar een kleine sportzaal in de buurt waar niemand me kent, behalve dan de mensen die er aan judo doen. Gaan wandelen in het park tegenover het huis, Parc Des Buttes-Chaumont. Dansen. Eens goed gaan eten en praten met de mensen die ik liefheb. Me laten omringen door vrienden, én met hen samenwerken – en dat doe ik vooral omdat ze talent hebben. Mijn leven is nauwelijks veranderd sinds ik voor Courrèges werk, behalve dan dat ik veel meer werk. Ik prijs me gelukkig dat ik mijn vrienden aan mijn zijde heb. In een beroep als dit moet je goed omringd zijn, omdat het zoveel van je vraagt. Mijn werk zou niet dezelfde waarde hebben als ik het niet met hen kon delen.’
Je hebt ook een vestimentaire houvast: je draagt bijna altijd dezelfde kleren, als een uniform.
‘En alles is van Courrèges. Ik heb het geluk mijn eigen garderobe te mogen maken. Ik ben ’s ochtends bij het aankleden niet zo avontuurlijk, dus wordt het vaak een jeans of leren broek met T-shirt, heel soms met een leren overhemd of een hemd in een van onze stoffen. Zo’n uniform doet me deugd. Als kind zei ik dat ik later, als ik groot was, zoals James Dean wilde zijn. Mijn neefjes hadden een poster van hem op hun kamermuur. Hij was het symbool van de rebel en zag er goed uit in zijn archetypische kledingstijl die je ook bij veel rockgroepen ziet. Ik hou van die wildheid.’
Je bent in oktober voorzitter van de modejury op het Festival van Hyères. Hoe zie je die rol?
‘Ik neem die rol heel serieus. Het is een belangrijke functie, je kunt het verhaal van heel wat studenten of jonge ontwerpers bepalen. Maar ik wil er ook fun in brengen. In de eerste jury’s waarin ik zetelde, was ik vaak hard, omdat ik in het vak zat en wist dat je eenmaal aan de slag in Parijs sterk moet kunnen zijn. Maar door de jaren heen is er veel veranderd, veel ontwerpers kijken anders naar het vak en dromen er niet per se van om bij een groot modehuis te werken. Ik ga tegenwoordig dus anders om met het werk van jonge designers; je kunt de kwaliteit van een ontwerp beoordelen op basis van veel criteria. Maar ik laat me wel nog altijd het meeste innemen door mensen die niets liever willen dan kleren ontwerpen, want dat blijft toch het allerbelangrijkste in ons beroep.’
Is er iets in je carrière dat je door de jaren heen meer is gaan opvallen?
‘Ik merk dat mijn manier van werken gebaseerd is op het feit dat ik niet alleen kleren ontwerp, maar ze ook volg tot de productie. Die precisie, die hele technische kant die ik leerde op La Cambre, is ontzettend belangrijk. La Cambre is een van de beste modescholen ter wereld, ik ben erg trots dat ik daar afgestudeerd ben. Ik vind dat de vorming die er gegeven wordt heel juist, consequent en rijk is. Je krijgt er nog waarden mee. Die technische kant, die ik verder verfijnd heb aan de zijde van Nicolas Ghesquière, is mijn manier van werken gebleven. Ik leer nog elke dag, bij het maken van elke collectie, bij over het vak, over management en over mijn smaak. Bij Gaultier werd ik op een vrij intense manier uitgedaagd wat mijn visie op couture betreft. Op lange termijn zou ik graag couture maken, met een authentiek en eerlijk aanbod.’
Belgische ontwerpers laten zich niet leiden door marketing. Ze volgen hun ziel, hun guts, hun hart.
Je bent opgegroeid in Sambreville, dicht bij Charleroi, door sommigen ‘de lelijkste stad ter wereld’ genoemd. Moet je die stad ontvluchten?
‘Het is zeker niet de zogenaamde lelijkheid van Charleroi die me heeft doen vertrekken. Er zijn ook heel mooie aspecten aan de stad, er hangt een zekere melancholie en poëzie. Maar zoals velen die in kleine steden of dorpen wonen, had ik iets anders nodig om te kunnen openbloeien. Die plekken zijn soms te klein en benauwend. Dus nee, ik ben geen lelijkheid ontvlucht. Ik ben trots op mijn roots, op mijn Belg-zijn, mijn belgitude. Ik vind dat ons land bijzonder inspirerende plekken en persoonlijkheden heeft.’
Belgische ontwerpers zijn populair, ze staan aan het hoofd van de grootste modehuizen. Hoe verklaar je dat succes?
‘Het typische aan Belgische ontwerpers is dat ze niet elk seizoen een andere weg inslaan en dat ze zich niet laten dicteren door marketing. Allemaal tonen ze hun eigen visie op het vak en vullen die seizoen na seizoen weer in op een andere manier. Je voelt dat de creaties uit een persoonlijkheid voortkomen. Die creaties worden steeds scherper, ze evolueren en bloeien open, maar de visie wordt behouden. Ik hoop in hun spoor te mogen volgen. Hun werk is voortdurend in evolutie – van Walter Van Beirendonck tot Ann Demeulemeester, van Olivier Theyskens tot Anthony Vaccarello – maar je voelt dat het voortkomt uit hun ziel, uit hun guts, hun hart. Dat was ook bij André Courrèges zo trouwens, en daarom vind ik Courrèges een van de mooiste Franse modehuizen. De Belgische signatuur maakt dat de mode nooit veroudert. Ze heeft een eigen visie op mode die zich elk seizoen weer op een nieuwe manier laat vertellen. Verfijnd en poëtisch.’
Enkele jaren geleden vertelde je ons nog dat je de ambitie had om ‘een goed en gelukkig mens te worden, en ooit vader’?
‘Dat lijkt me nog altijd een mooi plan. Ik zou vandaag hetzelfde zeggen.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier